ECLI:NL:RBROT:2018:9727

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2018
Publicatiedatum
27 november 2018
Zaaknummer
Raadkamernummer: 18/2985
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift tegen inbeslagneming van een Porsche op grond van Duits rechtshulpverzoek

Op 16 oktober 2018 is er een klaagschrift ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, gericht tegen de inbeslagneming van een Porsche 911 Carrera 4 GTS. Deze inbeslagneming vond plaats op 21 juni 2018 in het kader van een rechtshulpverzoek uit Duitsland, waarbij de verdachte werd verdacht van bezit en handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft op 9 november 2018 het klaagschrift behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. S. Kierkels, en de raadsman van de klager, mr. M.P.J.C. Heuvelmans, zijn gehoord. De klager zelf was niet aanwezig op de zitting.

De klager verzocht om teruggave van de in beslag genomen auto, stellende dat de inbeslagneming onrechtmatig was, omdat de garagebox waar de auto was aangetroffen niet onderzocht had mogen worden volgens het rechtshulpverzoek. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave, omdat het beslag noodzakelijk was voor de waarheidsvinding in het Duitse strafrechtelijk onderzoek. De rechtbank oordeelde dat de uitvoering van het rechtshulpverzoek door de officier van justitie rechtmatig was en dat er geen bewijs was dat de auto aan de klager toebehoorde.

De rechtbank concludeerde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen de opheffing van het beslag, en verklaarde het beklag ongegrond. De beschikking werd openbaar uitgesproken op 9 november 2018 door de meervoudige raadkamer van de rechtbank Rotterdam.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Raadkamernummer: 18/2985
Beschikkingvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige raadkamer, op het klaagschrift
van:

[naam klager] ,

geboren te [geboorteplaats klager] ( [geboorteland klager] ) op [geboortedatum klager] ,
voor deze zaak domicilie kiezende te [woonplaats klager] ,
aan de [adres klager] ,
ten kantore van zijn advocaat mr. M.P.J.C. Heuvelmans.

Procedure

Op 16 oktober 2018 is op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) een klaagschrift ingediend.
Het klaagschrift is op 9 november 2018 door de raadkamer in het openbaar behandeld.
De officier van justitie mr. S. Kierkels en mr. M.P.J.C. Heuvelmans, raadsman van de klager, zijn gehoord. De klager is niet op de zitting verschenen.

Feiten

Op 21 juni 2018 is een personenauto van het merk Porsche 911 Carrera 4 GTS met kenteken [kentekennummer] (hierna: de personenauto) in beslag genomen wegens een in Duitsland tegen [naam verdachte] gerezen verdenking van bezit en handel in verdovende middelen. Het beslag is gelegd op grond van artikel 94 Sv., in het kader van een rechtshulpverzoek uit Duitsland.

Standpunt klager en standpunt officier van justitie

Het klaagschrift strekt tot teruggave aan de klager van de in beslag genomen personenauto.
Aangevoerd is dat de inbeslagname van de personenauto op onrechtmatige wijze heeft plaatsgevonden. Uit het rechtshulpverzoek blijkt namelijk niet dat de aan de [adres] te Venlo gelegen garagebox [nummer] , de plaats waar de personenauto is aangetroffen, onderzocht behoorde te worden. Daarnaast is buiten redelijke twijfel verheven dat de personenauto aan de klager toebehoort en hij niet als verdachte is aangemerkt. De raadsman verwijst in dit verband naar de bijlagen 3 tot en met 6 bij het klaagschrift.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beklag. Daartoe is gesteld dat het belang van strafvordering zich tegen de verzochte teruggave verzet, omdat het voortduren van het beslag in Duitsland nodig is met het oog op de waarheidsvinding in een strafrechtelijk onderzoek aldaar en bovendien in die procedure kan dienen om wederrechtelijk verkregen voordeel van [naam verdachte] aan te tonen. Het beslag heeft op rechtmatige wijze plaatsgevonden. De doorzoeking in de garageboxen aan de [adres] te Venlo vond plaats onder leiding van officier van justitie mr. S. Kierkels op grond van een Duits rechtshulpverzoek. Tijdens de doorzoeking vond overleg plaats tussen mr. Kierkels en de Duitse rechercheurs. Op basis daarvan is garagebox [nummer] eveneens in de doorzoeking betrokken. Nadat de Nederlandse autoriteiten vanuit Duitsland een aanvullend rechtshulpverzoek hebben ontvangen, ligt het in het voornemen van de officier van justitie om de personenauto aan de Duitse justitiële autoriteiten over te dragen. Deze procedure is reeds in gang gezet. Er is, anders dan de raadsman stelt, geen begin van aannemelijkheid dat de personenauto van de klager is.

Beoordeling

Vooropgesteld moet worden dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift over de voortduring van beslag op grond van artikel 94 Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden. In geval van een beklag van de beslagene tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag, zoals hier het geval is, dient de rechter te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Als dat het geval is, wordt geen teruggave gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen en/of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het belang van strafvordering zich tegen teruggave wanneer het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen.
Uit de in het raadkamerdossier gevoegde stukken komt naar voren dat [naam verdachte] er door de Duitse justitie van wordt verdacht dat hij zich (met anderen) op grote schaal bezig heeft gehouden met drugshandel en dat hij hiermee veel geld heeft verdiend. Dat er door de politie op onrechtmatige wijze uitvoering is gegeven aan het rechtshulpverzoek door garagebox [nummer] , gelegen aan de [adres] te Venlo, te onderzoeken is de rechtbank niet gebleken. Uitgangspunt bij de doorzoeking is het rechtshulpverzoek van de Duitse autoriteiten om een aantal garageboxen op dit adres te doorzoeken. Op welke wijze hieraan binnen Nederland uitvoering wordt gegeven, is in beginsel volledig de bevoegdheid van de (Nederlandse) officier van justitie, aangezien de officier van justitie de bevoegde autoriteit is om uitvoering te geven aan een rechtshulpverzoek. In het geval van de doorzoeking van een garagebox is verder geen machtiging van de rechter-commissaris vereist, omdat het -kort gezegd - niet om een woning gaat. De officier van justitie heeft bovendien tijdens de doorzoeking contact gehad met de Duitse Staatsanwalt, omdat tijdens de doorzoeking bleek dat de huurder van garagebox [nummer] mogelijk kon worden gelinkt aan [naam verdachte] . Op basis van het vorenstaande heeft de officier van justitie beslist dat ook garagebox [nummer] betrokken zou worden in de doorzoeking. Dit maakt dat het onderzoek in de garagebox en het daaruit voortvloeien-de beslag op de personenauto rechtmatig is.
In het dossier bevindt zich een e-mail van de Duitse autoriteiten waarin een aanvullend rechtshulpverzoek wordt aangekondigd, dat ziet op de overdracht van de personenauto naar Duitsland, met als doel ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door [naam verdachte] . Dit maakt duidelijk dat er een (Duits) strafrechtelijk belang is bij het beslag op de personenauto.
Verder blijkt uit de door de verdediging overgelegde stukken dat het kentekenbewijs van de personenauto op naam staat van [naam] en dat [naam] door [naam verdachte] is verzocht om de personenauto op zijn naam te registreren (zie respectievelijk bijlagen 4 en 6 bij het klaagschrift). In het licht van deze omstandigheden acht de rechtbank het feit dat klager het originele kentekenbewijs en de sleutels van de personenauto in zijn bezit heeft volstrekt onvoldoende om in redelijkheid aan te kunnen nemen dat hij de rechthebbende is van de personenauto.
Voornoemde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, brengt met zich mee dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag. Het beklag wordt daarom ongegrond verklaard.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beklag ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. V.F. Milders en W.H.S. Duinkerke,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2018.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat deze beschikking te ondertekenen.
Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na dagtekening daarvan en de klager binnen veertien dagen na betekening daarvan cassatie instellen.