ECLI:NL:RBROT:2018:9722

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 november 2018
Publicatiedatum
27 november 2018
Zaaknummer
C/10/561635 / KG ZA 18-1170
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid en procedure van de Europese Ondernemingsraad in relatie tot nationale raadpleging bij mogelijke sluiting van vestigingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de Europese Ondernemingsraad (EWC) van Alcoa Nederland Holding B.V. een kort geding aangespannen tegen de onderneming. De EWC vorderde dat Alcoa Nederland Holding zou worden bevolen om de uitvoering van overleg in het kader van het Spaanse werknemersstatuut te beëindigen, omdat zij van mening was dat haar raadplegingsrecht was geschonden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de EWC niet als eerste geïnformeerd en geraadpleegd hoeft te worden voordat Alcoa in overleg treedt met de Spaanse ondernemingsraden en vakbonden. De rechter oordeelde dat de EWC tijdig geraadpleegd moet worden, maar dat dit niet betekent dat zij voorrang heeft boven de nationale procedures. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen bewijs is dat het besluit tot sluiting van de Spaanse vestigingen al is genomen, en dat Alcoa haar verplichtingen jegens de EWC niet heeft geschonden. De vordering van de EWC is afgewezen en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/561635 / KG ZA 18-1170
Vonnis in kort geding van 27 november 2018
in de zaak van
de EUROPESE ONDERNEMINGSRAAD ALCOA EUROPEAN WORKS COUNCIL,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. S.F.H. Jellinghaus te Tilburg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALCOA NEDERLAND HOLDING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M. Benbrahim te Amsterdam.
Partijen zullen hierna EWC en Alcoa Nederland Holding genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de overgelegde producties
  • de mondelinge behandeling op 19 november 2018
  • de pleitnota van EWC
  • de pleitnota van Alcoa Nederland Holding.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Alcoa Nederland Holding maakt onderdeel uit van het Alcoa-concern (hierna te noemen: Alcoa), dat zich richt op het produceren van aluminium. Alcoa heeft binnen Europa vestigingen in onder meer IJsland, Noorwegen en Spanje. Binnen Europa zijn circa 3500 werknemers werkzaam bij Alcoa, waarvan circa 1963 werknemers in Spanje. In Hongarije is een Shared Service Center van Alcoa gevestigd.
2.2.
EWC is ingesteld als Europese ondernemingsraad voor de bedrijfsonderdelen van het Alcoa-concern die vallen onder de Europese Economische Ruimte.
2.3.
Op 27 september 2016 is een overeenkomst (de ‘
Alcoa European Works Council Agreement’) gesloten tussen EWC en ‘
Alcoa Establishments, represented by Alcoa Netherland Holding B.V.’ (hierna ook te noemen: de EWC Agreement).
2.4.
Op de EWC Agreement is Nederlands recht van toepassing verklaard (in artikel 15). Artikel 13 van de EWC Agreement voorziet in de mogelijkheid van arbitrage in geval van geschillen tussen partijen.
2.5.
Voorts bepaalt de EWC Agreement onder meer:

THE PARTIES AGREE AS FOLLOWS
Article 1: Definitions
Act
• The Dutch European Works Councils Act as amended implementing the European Recast Directive concerning the establishment of a European works council or procedure in undertakings or groups of companies with a community dimension for the purpose of Informing and Consulting the Employees.
Agreement
• Agreement as referred to in Section 8 of the Act.
The Alcoa European Works Council
• The European Works Council which has been established by virtue of this Agreement for the purpose of informing and consulting the employees.
[…]
Information
• ‘Information’ means transmission of data by the Central Management to the Alcoa European Works Council in order to enable them to acquaint themselves with the subject matter and to examine it; information shall be given at such time, in such fashion and with such content as are appropriate to enable the EWC to undertake an in-depth assessment of the possible impact and, where appropriate, prepare for consultations with the competent organ of Alcoa.
Consultation
• ‘Consultation means the establishment of dialogue and exchange of views between the Alcoa EWC and Central Management or any more appropriate level of management, at such time, in such fashion and with such content as enables the employees to express an opinion on the basis of the information provided about the proposed measures to which the consultation is related. The consultation shall be conducted in such a way that the employees representatives can meet with the Central Management and obtain a response, and the reasons for that response, to any opinion they might express.
Transnational
• Matters shall be considered transnational where they concern Alcoa in the EEA as a whole, or at least two undertakings or establishments of the group situated in two different EEA Member States. The transnational character of a matter will be determined by taking account of both the scope of its potential effects, and the level of management and representation that it involves. For this purpose, matters which concern the entire group or at least two Member States are considered to be transnational. These include matters which, regardless of the number of Member States involved, are of importance for the European workforce in terms of the scope of their potential effects or which involve transfers of activities between Member States. This definition aims to ensure that the employees of Alcoa are properly informed and consulted when decisions which affect them are taken in a Member State other than that in which they are employed.
Directive
• European Directive 2009/38 EC
[…]
Article 2 - Objective
• To promote, encourage and enable an effective Information and Consultation process with employees via their representatives, by means of the application of jointly agreed procedures as set out in this Agreement.
Article 3 – Scope
The Alcoa EWC is an independent body, which represents the interests of the employees as stipulated in this Agreement.
• The Agreement covers all the employees and Establishments of Alcoa located in the European Economic Area.
• The topics for Information and Consultation are those of a transnational nature, which are important and relevant to the employees within the territory and which affect establishments in more than one member state. The Information and Consultation at European level shall be aligned with the procedures for information and consultation at a local and national level.
• Matters for Information concerning Alcoa’s European activities and European policy include but are not limited to:
o Business: business outlook, developments, results, sales and marketing, new
technologies and new investments;
o Organizational and personnel matters: mergers, acquisitions, downsizing or closure of businesses, or of establishments or significant parts thereof; as well as equal opportunities for men and women; and issues concerning, environment, health and safety;
o Finance: financial information concerning the performance of Alcoa in the European Economic Area;
o Employment: expected trends in employment, and transnational HR-policies
• Consultation with the EWC shall relate in particular to Transnational issues at a strategic level that affect the employees’ interests to a considerable extent concerning the subjects relating to e .g.
o the employment situation and trends, including working methods; substantial changes in the structure and organization of Alcoa;
o investments, divestments, acquisitions, mergers, takeovers, spin offs;
o relocations, cutbacks or closures of enterprises, establishments or major parts thereof;
Consultation will take place with the intention to reach mutual understanding leading to the
expression of a timely opinion on the matter by the Alcoa EWC.”
2.6.
Alcoa is in Spanje op of omstreeks 17 oktober 2018 een consultatieproces begonnen met de Spaanse ondernemingsraden in verband met een mogelijk collectief ontslag van werknemers van haar vestigingen in Aviles en La Coruna, waar in totaal circa 700 werknemers werkzaam zijn. Alcoa heeft op eveneens 17 oktober EWC (onder meer) op de hoogte gesteld van de aanvang van de consultatietermijn conform het Spaanse medezeggenschapsrecht met betrekking tot dit mogelijk te nemen besluit.
Synchroon aan dit consultatieproces worden ook de vakorganisaties gehoord.

3.Het geschil

3.1.
EWC vordert na eiswijziging ter zitting:
- Alcoa Nederland Holding te bevelen, om binnen 12 uur na betekening van het te wijzen vonnis de uitvoering van het overleg in het kader van artikel 51 van het Spaanse werknemersstatuut (
Estatuto de Trabajadores) te beëindigen en alle gevolgen van het overleg terug te draaien, bij gebreke waarvan Alcoa Nederland Holding een dwangsom verbeurt jegens EWC van € 250.000 per dag of gedeelte hiervan, dan wel een in goede justitie te bepalen dwangsom per tijdseenheid, waarbij de verbeurde dwangsom dient te worden vermeerderd met wettelijke rente indien de dwangsom(men) niet binnen 14 dagen na iedere datum van verbeuren worden voldaan.
3.2.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter acht zich bevoegd om kennis te nemen van het geschil. Partijen doen geen beroep op het arbitraal beding in artikel 13 van de EWC Agreement (welk artikel overigens arbitrage niet verplicht stelt). Beide partijen stellen zich op het standpunt dat zij een spoedige beslissing van de voorzieningenrechter wensen en zij zijn het erover eens dat zij, in ieder geval wat betreft de voorlopige voorziening, niet de gang naar de Ondernemingskamer kunnen of willen maken.
4.2.
Het spoedeisend belang volgt uit de stellingen van EWC.
4.3.
Tussen partijen staat vast dat op hun rechtsverhouding Nederlands recht van toepassing is, waaronder mede begrepen: in Nederland geldend EU-recht.
4.4.
De Wet op de Europese Ondernemingsraden (nader: WEOR) strekt tot uitvoering van Richtlijn nr. 94/45/EG inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers. Deze richtlijn is in 2009 herschikt bij Richtlijn 2009/38/EG (hierna: RL 2009/38). De (voorzieningen) rechter dient de WEOR richtlijnconform uit te leggen.
4.5.
RL 2009/38 ziet op
verstrekking van informatieaan en
raadplegingvan werknemers. Er dienen passende voorzieningen te worden getroffen om ervoor te zorgen dat de werknemers van ondernemingen met een communautaire dimensie of van concerns met een communautaire dimensie naar behoren worden geïnformeerd en geraadpleegd wanneer in een andere lidstaat dan die waarin zij werken, beslissingen worden genomen die gevolgen voor hen hebben (preambule 12). Via een Europese ondernemingsraad wordt vorm gegeven aan deze en informatie- en raadplegingsplicht.
4.6.
De informatie- en raadplegingsplicht geldt voor aangelegenheden met een ‘transnationaal’ karakter. Een kwestie wordt als transnationaal beschouwd als zij van belang is voor de hele onderneming met een communautaire dimensie of het hele concern met een communautaire dimensie of voor ten minste twee ondernemingen of vestigingen van een onderneming of een concern in twee verschillende twee lidstaten (art. 1 lid 4 RL 2009/38). De WEOR spreekt in dit verband van ‘grensoverschrijdende aangelegenheden’ (art. 1 lid 1 sub e) en definieert dit als volgt: aangelegenheden die voor de gehele communautaire onderneming of voor de gehele communautaire groep van belang zijn, of voor ten minste twee ondernemingen of vestigingen van een communautaire onderneming of een communautaire groep in twee verschillende betrokken staten.
4.7.
Partijen houdt verdeeld of de mogelijke sluiting van twee vestigingen in Spanje kwalificeert als een grensoverschrijdende aangelegenheid in de zin van de WEOR, dan wel in de zin van de EWC Agreement.
4.8.
De voorzieningenrechter acht voorshands voldoende aannemelijk dat sprake is van een grensoverschrijdende aangelegenheid. Er zullen mogelijk circa 700 werknemers van Alcoa in Spanje worden ontslagen. Alcoa heeft circa 3500 werknemers in heel Europa. Het gaat hier dus om circa 20 % van het Europese personeelsbestand dat wellicht ontslagen gaat worden. Ook absoluut bezien is 700 een groot aantal werknemers. In Hongarije, en dat is eveneens een EU-lidstaat, bevindt zich een Shared Service Center van Alcoa dat faciliterende/ ondersteunende werkzaamheden verricht voor alle vestigingen van Alcoa in Europa. Alcoa heeft te kampen heeft met concurrentie uit China en (ook overigens) met slechte marktomstandigheden. Het ligt in de rede dat Alcoa in overweging zal willen nemen om haar Shared Service Center in Hongarije in te krimpen omdat er aldaar minder ondersteunend/ faciliterend werk valt te verrichten voor haar vestigingen in Spanje.
Overigens lijkt Alcoa er zelf ook van uit te gaan dat sprake is van een grensoverschrijdende aangelegenheid. Alcoa heeft immers EWC al op de hoogte gesteld van haar voornemen.
4.9.
Of EWC aan de EWC Agreement ruimere rechten kan ontlenen ter zake van ‘grensoverschrijdende aangelegenheden’ dan de wet haar biedt, behoeft geen beoordeling meer.
4.10.
EWC heeft in de dagvaarding gesteld dat zij helaas heeft moeten ervaren dat het besluit tot sluiting van twee Spaanse vestigingen van Alcoa al is genomen. EWC stelt dat haar raadplegingsrecht is geschonden omdat haar advies toch geen gewicht meer in de schaal zal kunnen leggen. Alcoa Nederland Holding heeft dit echter betwist. Volgens Alcoa Nederland Holding is er nog geen definitief besluit genomen. Alcoa Nederland Holding wijst er daarbij op dat zij op 17 oktober 2018 zowel EWC als de Spaanse ondernemingsraden heeft geïnformeerd over de voorgenomen reorganisatie van de twee productielocaties Aviles en La Coruna. Alcoa Nederland Holding stelt daarbij voorts dat zij de in artikel 51 van het Spaanse Werknemersstatuut voorgeschreven in acht te nemen termijnen van overleg respecteert.
4.11.
De voorzieningenrechter stelt vast dat er tot op heden geen objectief bewijs voorhanden is dat het besluit tot sluiting van de twee Spaanse vestigingen al is genomen. Enig geschrift waaruit zulks blijkt is niet overgelegd. Evenmin stelt EWC dat het bestuur van Alcoa mondeling heeft verklaard/erkend dat dit besluit al genomen is.
4.12.
Aan dit oordeel doet niet zonder meer af dat Alcoa volgens EWC inmiddels met de Spaanse vakbonden en medezeggenschapsorganen een consultatieproces is opgestart met onder andere als doel een eventueel sociaal plan af te spreken. Het bespreken van een sociaal plan, en het bereiken van een akkoord daarover, kan immers een relevante factor van betekenis zijn bij het bepalen van het definitieve standpunt van Alcoa om de twee Spaanse vestigingen wel of niet te sluiten.
4.13.
Er kan daarom voorshands niet worden aangenomen dat Alcoa haar rechtsplicht heeft geschonden om de Europese ondernemingsraad
tijdigte informeren en te raadplegen. Tijdig wil in dit verband zeggen: op een zodanig tijdstip […] dat werknemersvertegenwoordigers in staat zijn op basis van de verstrekte informatie over voorgestelde maatregelen ten aanzien van grensoverschrijdende aangelegenheden waarmee de raadpleging verband houdt, binnen een redelijke termijn advies uit te brengen, waarmee rekening kan worden gehouden bij het nemen van het besluit (art. 1 lid 1 sub h WEOR). Daarom faalt de stelling van EWC dat zij te laat geraadpleegd is.
De voorzieningenrechter tekent nog aan dat EWC niet de stelling van Alcoa Nederland Holding weerspreekt dat er inmiddels diverse overleggen met haar hebben plaatsgevonden over de onderhavige kwestie.
4.14.
Partijen houdt voorts verdeeld of éérst EWC (volledig) geïnformeerd en geraadpleegd moet worden over de mogelijke sluiting van twee vestigingen in Spanje, voordat raadpleging op nationaal Spaans niveau plaatsvindt. Volgens Alcoa Nederland Holding dienen beide trajecten tegelijkertijd ingezet te worden omdat Spaanse wetgeving haar er toe dwingt om zo snel mogelijk het nationale traject in te zetten. EWC stelt echter, met een beroep op de Wet Melding Collectief Ontslag (hierna: WMCO), dat zij als eerste geïnformeerd en geraadpleegd moet worden. Zij stelt daartoe dat de WMCO de volgende fasering kent:
- intern beraad door de werkgever over het collectief ontslag
- het (naar aanleiding daarvan ontstane) principebesluit tot ontslag
- het definitieve besluit tot collectief ontslag over te gaan.
EWC stelt dat uit deze fasering volgt dat zij, EWC, zo spoedig mogelijk wordt geconsulteerd, pas daarna een voornemen voor een besluit tot collectief ontslag ontstaat en dat pas daarna de werknemersvereniging wordt ingeschakeld.
4.15.
Naar voorlopig oordeel rust op Alcoa Nederland Holding niet de verplichting om eerst EWC te consulteren alvorens zij in overleg treedt met Spaanse ondernemingsraden en vakbonden. Art. 3 lid 1 van de WMCO verplicht de werkgever zijn voornemen tot collectief ontslag ter
tijdigeraadpleging schriftelijk te melden aan vakbonden. Deze raadpleging dient plaats te vinden zodra een concreet voornemen bestaat om tot collectief ontslag over te gaan. De werknemersvertegenwoordigers moeten materiële invloed op de finale besluitvorming kunnen uitoefenen. Het ontslagbesluit mag derhalve nog niet zijn genomen. Het beroep van EWC op de WMCO is derhalve onjuist. Deze wet bepaalt nu juist dat ook de vakbonden tijdig op de hoogte gesteld moeten worden.
4.16.
De WMCO berust overigens eveneens op EU-regelgeving (Richtlijn 98/59/EG). Daarom valt aan te nemen dat juist is het verweer van Alcoa Nederland Holding dat Alcoa naar Spaans (EU) recht juist verplícht is om voldoende voortvarendheid te betrachten in het benaderen van Spaanse werknemersorganisaties over de eventuele sluiting van de twee Spaanse vestigingen. Ook dat pleit er tegen dat EWC als eerste geïnformeerd en geraadpleegd zou moeten worden.
4.17.
De EWC Agreement bepaalt evenmin dat EWC als eerste geconsulteerd moet worden. Deze overeenkomst bepaalt slechts, in navolging van de WEOR, dat EWC tijdig geraadpleegd moet worden. In artikel drie van deze overeenkomst staat dat de Europese raadpleging wordt ‘aligned’ met de nationale raadpleging. Dit betekent echter slechts ‘afstemmen, op één lijn brengen’ en dus niet dat EWC voorrang heeft.
4.18.
Ook RL 2009/38 bepaalt dit niet. Preambule 37 van de Richtlijn wijst er juist op dat het proces van informatieverstrekking en raadpleging in beginsel gelijktijdig op nationaal en Europees niveau moet plaatsvinden. Deze preambule luidt:
“Met het oog op doeltreffendheid, samenhang en rechtszekerheid moeten de richtlijnen en de bij de communautaire en nationale wetgeving en/of gebruiken ingestelde niveaus van informatieverstrekking aan en raadpleging van de werknemers aan elkaar worden gekoppeld. Hoe deze koppeling wordt verwezenlijkt, moet bij voorkeur door onderhandelingen binnen elke onderneming of elk concern worden bepaald. Als er hierover geen overeenkomst is en als er beslissingen worden overwogen die belangrijke wijzigingen in de arbeidsorganisatie of de arbeidsovereenkomsten met zich kunnen brengen, moet het proces gelijktijdig op nationaal en Europees niveau plaatsvinden, met inachtneming van de bevoegdheden en taakgebieden van de organen die de werknemers vertegenwoordigen. Als de Europese ondernemingsraad een advies uitbrengt, mag dat het hoofdbestuur niet beletten de nodige raadplegingen te houden binnen de in de nationale wetgeving en/of gebruiken vastgestelde termijnen. Eventueel moeten de nationale wetgeving en/of gebruiken worden aangepast zodat de Europese ondernemingsraad zo nodig vóór of tegelijk met de nationale organen die de werknemers vertegenwoordigen kan worden geïnformeerd, waarbij het algemene niveau van bescherming van de werknemers echter niet mag worden verminderd.”
4.19.
Voorts weegt de voorzieningenrechter mee dat het overleg in Spanje bedoeld is voor nationale aangelegenheden en dat het overleg met EWC bedoeld is voor aangelegenheden met een grensoverschrijdend karakter. Dan valt niet zonder meer te verwachten dat sprake zal zijn van coördinatieproblemen als het overleg in Spanje en het
overleg met EWC tegelijkertijd plaats vindt. Ook dat pleit er tegen om aan te nemen dat EWC voorrang dient te genieten.
4.20.
Het gevorderde zal derhalve worden afgewezen.
4.21.
Alcoa Nederland Holding vraagt niet om een proceskostenveroordeling maar de rechter dient in beginsel een beslissing te nemen over de proceskosten, zo nodig ambtshalve. In rechtsgedingen tussen de ondernemer en de (Europese) ondernemingsraad kan de (Europese) ondernemingsraad niet in de proceskosten worden veroordeeld (art. 5 lid 1 WEOR/ art. 22a Wet op de Ondernemingsraden). De voorzieningenrechter zal de proceskosten compenseren.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst het gevorderde af
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2018.
[2517/676]