ECLI:NL:RBROT:2018:972

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2018
Publicatiedatum
13 februari 2018
Zaaknummer
10/712095-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van vermeende brandstichting door restaurantexploitant na gasexplosie

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, stond de verdachte terecht voor de verdenking van opzettelijke brandstichting in zijn eigen restaurant, na een gasexplosie op 22 juli 2014. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van twee jaar, stellende dat de verdachte verantwoordelijk was voor de explosie door de gasleiding opzettelijk los te draaien. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de dag van de explosie, na een storingsmelding, monteurs had laten komen om de gastoevoer te herstellen. De gastoevoer was hersteld tussen 19:00 en 19:15 uur, en de explosie vond plaats om 20:49 uur. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet met voldoende overtuiging kon worden gelinkt aan de brandstichting, mede omdat er geen bewijs was dat hij financieel of anderszins in de problemen zat, wat een motief voor brandstichting zou kunnen zijn.

Bovendien bleek uit de verklaringen van getuigen dat de verdachte niet de intentie had om zijn restaurant te schaden. De rechtbank vond het ook opmerkelijk dat er geen gereedschapssporen op de wartel zichtbaar waren, wat zou suggereren dat de verdachte de wartel niet had losgedraaid.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet schuldig was aan de ten laste gelegde feiten en hem vrijgesproken. De beslissing werd genomen in een openbare zitting op 31 januari 2018, waarbij de rechtbank de overtuiging ontbrak dat de verdachte verantwoordelijk was voor de brandstichting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/712095-16
Datum uitspraak: 31 januari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. A. Beker, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank gaat uit van het volgende.
Op 22 juli 2014 omstreeks 20:49 uur is ten gevolge van een gasexplosie een uitslaande brand ontstaan in het pand van restaurant “ [naam restaurant] ”, dat is gevestigd aan de [adres delict] te Rockanje (hierna: het restaurant). De verdachte exploiteert het restaurant en huurt de bedrijfsruimte van de heer [naam verhuurder] . Verdachte is op dinsdag 22 juli 2014 rond 13:30 uur bij het restaurant aangekomen. Rond 14:45 heeft verdachte bemerkt dat er geen gas in het restaurant was. Verdachte heeft daarop een storingsmelding gedaan, waarop monteurs van Joulz ter plaatse zijn gekomen om de gastoevoer te herstellen. Deze was de dag daarvoor abusievelijk afgesloten, tegelijk met het te slopen buurpand. De eerste monteur is rond 16:00 bij het restaurant aangekomen.
De gastoevoer is tussen 19:00 uur en 19:15 uur hersteld. Om de juiste werking te controleren en de binnenleiding te ontluchten heeft de verdachte het gasfornuis enige tijd laten branden. De monteurs van Joulz hebben daarop de werkzaamheden afgerond en zijn vertrokken. De aanwezige medewerker, [naam medewerker] , is rond 19:30 naar huis gegaan. De verdachte heeft om 20:06 de vaste telefoon van het restaurant doorgeschakeld naar zijn mobiele telefoon en is kort daarop zelf vertrokken.
De brand heeft kunnen ontstaan doordat de flexibele leiding die de hoofdkraan met de binneninstallatie verbindt niet was aangesloten. Daardoor heeft het aardgas vanuit de hoofdkraan het restaurant kunnen instromen. Op enig moment is als gevolg van de lekkage van aardgas in het restaurant een explosief gasmengsel van aardgas en zuurstof ontstaan.
Dit mengsel is rond 20:49 uur in aanraking gekomen met open vuur, althans een andere ontstekingsbron.
Deze flexibele leiding was op de hoofdkraan bevestigd middels een wartel. Deze is ten behoeve van de werkzaamheden gedemonteerd geweest. Na afloop van de werkzaamheden is deze door de monteurs ook weer bevestigd. Als dit niet zou zijn gebeurd was de gasdruk in de binneninstallatie onvoldoende geweest om het gasfornuis te ontsteken. Deze wartel moet dan ook na het testen van de werking van het gasfornuis, maar voor de gasexplosie zijn losgeraakt. Uit technisch onderzoek is gebleken dat de onderste explosiegrens vanaf
17 minuten na het begin van de gasuitstroming kan worden bereikt. Hoe langer de gasuitstroming plaatsvindt, hoe waarschijnlijker het is dat de onderste explosiegrens wordt bereikt. Op grond van de voorgaande geschetste gang van zaken is de officier van justitie van mening dat het niet anders kan dan dat de verdachte de brand heeft gesticht door, voordat hij het restaurant verliet, de wartel van de gasleiding los te draaien.
In de visie van de officier van justitie is een alternatief scenario uitgesloten. De verdachte heeft het feit ontkend.
Alhoewel de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen in de richting van de verdachte wijzen, is de rechtbank er niet van overtuigd dat hij verantwoordelijk is voor de brandstichting. Daartoe is het volgende redengevend. Uit het dossier blijkt dat de verdachte hart en ziel in zijn restaurant heeft gestoken. Niet gebleken is van problemen, financieel of anderszins, die aanleiding vormen voor het plegen van een dergelijk misdrijf. Daarbij komt dat uit de verklaring van [naam medewerker] volgt dat zij de verdachte er kort voor 19:30 van heeft moeten overtuigen om niet open te gaan. De verdachte zou dus in een zeer kort tijdsbestek de vergaande beslissing hebben moeten nemen om zijn eigen onderneming ten gronde te richten én deze beslissing hebben moeten uitvoeren.
Voorts zijn op de wartel, die ter zitting door de officier van justitie is getoond, geen gereedschapssporen zichtbaar. Het betreft een wartel met een behoorlijke diameter, waarvan de monteur van Joulz heeft verklaard dat hij deze zeer stevig heeft aangedraaid. Het ligt in de lijn der verwachting dat als deze met regulier gereedschap zou zijn losgedraaid door de verdachte, die naar eigen zeggen, ondersteund door een getuige, niet handig is met gereedschap, daarvan sporen op de wartel zichtbaar zouden zijn. Daar komt bij dat de wartel, anders dan te doen gebruikelijk, door de monteur van Joulz niet was verzegeld na afronding van de werkzaamheden. De reden die hij daarvoor heeft gegeven, inhoudende dat op zeer korte termijn de gasleiding moest worden vervangen, overtuigt niet. Daarmee kan niet uitgesloten worden dat er sprake is van een ander, niet onderzocht, scenario.
Nu het de rechtbank aan de overtuiging ontbreekt dat de verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan, zal de verdachte worden vrijgesproken.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, voorzitter,
en mrs. A. Buizer en W.J. Loorbach, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Hij op of omstreeks 22 juli 2014 te Rockanje, gemeente Westvoorne, opzettelijk brand heeft gesticht in een bedrijfspand gelegen aan de [adres delict] , immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met aardgas, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand is ontstaan en/of dat aardgas geheel of gedeeltelijk is / zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat bedrijfspand en/of een nabijgelegen woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en / of levensgevaar voor de in die nabijgelegen woning aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor
een ander of anderen, te duchten was.