In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 27 november 2018, is een deelgeschil aan de orde waarin verzoekers, de weduwe en de zoon van een overleden werknemer, de werkgever aansprakelijk willen stellen voor de schade die zij lijden als gevolg van de dood van de werknemer. De werknemer, die als hoofdwerktuigkundige werkzaam was, is op 4 juni 2017 overleden aan boord van een schip in Braziliaanse wateren. De verzoekers stellen dat de werkgever aansprakelijk is op grond van artikel 7:658 BW, dat werkgevers verplicht om zorg te dragen voor de veiligheid van hun werknemers. De werkgever voert verweer en betwist de aansprakelijkheid.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de zaak zich niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Dit is omdat er nog veel onduidelijkheid bestaat over de doodsoorzaak van de werknemer en of deze is overleden tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden. De rechter concludeert dat het verzoek van de verzoekers niet kan worden toegewezen, omdat de kosten en tijd die gemoeid zijn met het verkrijgen van de benodigde informatie en het horen van getuigen niet opwegen tegen de bijdrage die een beslissing kan geven aan het totstandkomen van een vaststellingsovereenkomst. De rechter wijst het verzoek af en stelt dat de kosten van de procedure aan de kant van de verzoekers moeten worden begroot, omdat de deelgeschilprocedure niet op de juiste wijze is ingesteld.
De beslissing van de kantonrechter is dat het verzoek wordt afgewezen, en dat er geen veroordeling van de verzoekers in de kosten van de procedure plaatsvindt, omdat de deelgeschilprocedure niet onterecht is ingesteld.