ECLI:NL:RBROT:2018:9707

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 november 2018
Publicatiedatum
27 november 2018
Zaaknummer
10-153314-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak woninginbraak door onvoldoende herkenning verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 november 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van woninginbraak in vereniging. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 15 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de herkenning van de verdachte door verbalisanten onvoldoende was om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank concludeerde dat de camerabeelden, waarop de herkenning was gebaseerd, niet in het dossier waren opgenomen en dat de kwaliteit van de beschikbare foto's onvoldoende was om een herkenning te rechtvaardigen. Hierdoor was er onvoldoende bewijs voor de feiten 3 en 4, wat leidde tot vrijspraak van deze beschuldigingen.

Wat betreft feit 1, de diefstal, oordeelde de rechtbank dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door middel van braak. De verdachte had de toegang tot de woning verkregen door de voordeur te forceren en had sieraden weggenomen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 7 maanden op, rekening houdend met de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. De rechtbank verklaarde de in beslag genomen fiets verbeurd en gaf een last tot teruggave van een geldbedrag aan de verdachte. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd voor de feiten waarvoor zij schadevergoeding vroegen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-153314-18
Datum uitspraak: 22 november 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren in [geboorteland verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting PI Rotterdam, locatie Hoogvliet, te Rotterdam,
raadsman mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 november 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. Op de terechtzitting van 8 november 2018 heeft de rechtbank bevolen dat feit 2 wordt gesplitst van de andere feiten. De tekst van de overige ten laste gelegde feiten is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van de onder de verdachte inbeslaggenomen fiets;
  • last tot teruggave aan de rechthebbende van het onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag;
  • oplegging van een schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feiten 3 en 4
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Daartoe is aangevoerd dat verbalisanten een man, die zichtbaar is op foto’s die van camerabeelden in de directe omgeving van de woning aan het [adres delict 1] te Rotterdam zijn gemaakt, hebben herkend als de verdachte. Daarnaast hebben verbalisanten de verdachte herkend toen hij bij de kassa van een winkel stond waar met de uit die woning gestolen bankpas werd betaald.
4.1.2.
Beoordeling
Het dossier bevat verklaringen van de aangevers en processen-verbaal van het uitkijken van de camerabeelden van de centrale toegangshal van de flat waarin de betreffende woning zich bevindt, van de camerabeelden van de openbare weg in de directe omgeving van deze woning en van de winkel waar na de woninginbraak met de gestolen bankpas is betaald. Verbalisanten hebben in een proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juli 2018 gerelateerd dat zij op camerabeelden zien dat een man in een geel t-shirt op enig moment zonder tas de flat aan het [adres delict 1] betreedt, naar boven loopt en 45 minuten later de flat verlaat met een tas in zijn hand. Later blijkt dit de tas van aangeefster [naam slachtoffer 1] te zijn. De tas wordt overgedragen aan een man in een wit t-shirt. Later zou deze man in een winkel een pinbetaling hebben verricht met de gestolen bankpas. Deze man wordt aan de hand van een screenshot van de camerabeelden door verbalisanten herkend als de verdachte.
De rechtbank stelt vast dat de camerabeelden zich niet in het dossier bevinden en dat de herkenning door de verbalisanten gedaan is aan het hand van de zich in het dossier bevindende foto’s van die camerabeelden. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze foto’s echter van onvoldoende kwaliteit om daar een herkenning op te baseren, ook omdat daarop de gezichten van de mannen niet of nauwelijks zijn te onderscheiden. Nu de verklaringen van de verbalisanten evenmin onderscheidende kenmerken bevatten die tot de herkenning hebben geleid, kunnen deze herkenningen niet strekken tot het bewijs van het ten laste gelegde.
Nu de herkenningen niet voor het bewijs worden gebruikt, is er naast de verklaringen van aangevers onvoldoende bewijs voorhanden voor een bewezenverklaring van deze feiten. De rechtbank komt daarom niet toe aan de bespreking van het verweer van de verdediging, inhoudende dat de als de verdachte herkende persoon pas na afloop van de inbraak is waargenomen en dat er geen enkele aanwijzing is voor diens betrokkenheid bij die inbraak.
4.1.3.
Conclusie
Hetgeen ten laste is gelegd onder 3 primair en subsidiair en 4 is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt, in navolging van het pleidooi van de verdediging, daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat er geen sprake is geweest van een voltooide diefstal. De verdachte bevond zich nog in de woning en het schoudertasje met de sieraden was nog geopend.
Dan zijn de goederen niet zonder meer aan de heerschappij van de aangevers onttrokken, aldus de verdediging. Voorts heeft de verdediging vrijspraak bepleit van het kwalificerende gedeelte van de tenlastelegging omdat “flipperen” als feitelijke omschrijving is opgenomen, terwijl is vastgesteld dat de voordeur was geforceerd.
4.2.2.
Boordeling
De verdachte heeft de sieraden aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrokken door deze in een op zijn lichaam gedragen schoudertasje te stoppen. Naar de uiterlijke verschijningsvorm van deze handeling, was het opzet van de verdachte hierop ook gericht. Er was dus sprake van een voltooide diefstal.
De verdachte heeft zich de toegang tot de woning verschaft door middel van braak, te weten door het forceren van de voordeur, hetgeen ook bewezen zal worden verklaard. Het in de tenlastelegging omschreven “flipperen” is de feitelijke handeling van het toegang verschaffen door middel van een valse sleutel. Van dat laatste wordt de verdachte vrijgesproken. Van denaturering van de tenlastelegging, zoals door de verdediging zonder nadere motivering is gesteld, is geen sprake.
4.2.3.
Conclusie
Hetgeen ten laste is gelegd onder 1 primair is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 2 augustus 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander,
in een woning gelegen aan de [adres delict 2] ,
sieraden, die aan een ander dan aan verdachte en zijn
mededader toebehoorde
n, te weten aan de familie [naam slachtoffer 2] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot
de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

1.(primair)

diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met braak in vereniging uit een woning. Om de woning binnen te komen werd een deur vernield en eenmaal in de woning werd een ravage aangericht. Door zo te handelen heeft de verdachte schade en overlast veroorzaakt en inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid in de maatschappij en bij de bewoners van deze woning in het bijzonder. De woning is bij uitstek de plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Reden waarom tegen woninginbraken met kracht dient te worden opgetreden.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
19 oktober 2018, waaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de ernst van het bewezen verklaarde feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor woninginbraken bij veelvuldige recidive. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van deze oriëntatiepunten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de inbeslaggenomen fiets verbeurd te verklaren en het inbeslaggenomen geldbedrag terug te geven aan de rechthebbende.
Beoordeling
De in beslag genomen fiets zal worden verbeurd verklaard.
Het bewezen feit is met behulp van dit voorwerp begaan.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen geldbedrag zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, nu dit bedrag bij hem in beslag is genomen en hij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

[naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] hebben zich als benadeelde partijen in het geding gevoegd ter zake van het onder 3 primair ten laste gelegde feit. De benadeelde partijen vorderen ieder een vergoeding van € 300,00 aan immateriële schade.
De benadeelde partijen zullen in de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd en artikel 9a Wetboek van Strafrecht niet wordt toegepast ten aanzien van het betreffende feit.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding dan ook geen inhoudelijke beslissing genomen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 3 primair en subsidiair en onder 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1 primair:
- 1 damesfiets, merk Nishiki;
- gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1 geldbedrag van € 305,00;
verklaart de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. K. Bakker en mr. W.J. Loorbach, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert en mr. A.M. in ‘t Veld, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1. (primair)
hij op of omstreeks 2 augustus 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen,
in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 2] ,
(een) siera(a)d(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan de familie [naam slachtoffer 2] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot
de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of
dat/die weg te nemen siera(a)d(en) onder zijn/haar/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking en/of een valse sleutel,
door met een zogenaamde flipper de deur van die woning te
openen;
(subsidiair)
hij op of omstreeks 2 augustus 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om uit een woning gelegen aan de
[adres delict 2]
(een) siera(a)d(en) en/of (een) (ander(e) goed(eren) en/of
geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan de familie [naam slachtoffer 2] ,
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder
zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of
verbreking en/of een valse sleutel, te weten een zogenaamde
flipper,
- ( met een fiets) hard tegen de portiekdeur van het
wooncomplex heeft/hebben gereden en/of
- met behulp van een zogenaamde flipper en/of gereedschap
de voordeur van de woning heeft/hebben geopend en/of
opengebroken en/of geforceerd en/of
- de woning heeft/hebben doorzocht en/of
- ( een) siera(a)d(en) in een tas heeft/hebben gedaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
3. ( primair)
hij op of omstreeks 20 juli 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen,
uit een woning gelegen aan het [adres delict 1]
een paspoort en/of laptop en/of siera(a)d(en) en/of
kleding
en/of scheerapparaat en/of geldbedrag en/of portemonnee
en/of een tas en/of chip/bankpas, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1]
,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot
de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking;
(subsidiair)
[naam medeverdachte] op of omstreeks 20 juli 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen,
een paspoort en/of laptop en/of siera(a)d(en) en/of kledng
en/of scheerapparaat en/of geldbedrag en/of portemonnee
en/of chip/bankpas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander dan aan die [naam medeverdachte] en/of zijn/haar
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1]
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of
omstreeks 20 juli 2018 te Rotterdam
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
toen aldaar op de uitkijk te gaan/blijven staan;
4.
hij op of omstreeks 20 juli 2018 te Rotterdam
een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te
weten een bankpas waarvan hij, verdachte, niet de
rechtmatige gebruiker/eigenaar was.