Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het vonnis in incident van 5 oktober 2016 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de akte wijziging van eis tevens akte vermeerdering eis tevens akte overlegging producties van RTR van 2 november 2016;
- de oproepingsbrieven van de rechtbank van 28 december 2016;
- de zittingsagenda van 9 maart 2017;
- de akte overlegging producties tevens akte vermeerdering en verduidelijking van eis van RTR van 15 maart 2017;
- de brief van de advocaat van RTR van 29 maart 2017 met de stukken 1 tot en met 4;
- de antwoordakte van Frisol van 5 april 2017;
- het faxbericht van de advocaat van RTR van 13 april 2017 met facturen van ATM en RTR van 30 december 2014;
- het proces-verbaal van comparitie van 18 april 2017.
2.De feiten
3.Het geschil
- De scheepstanks, leidingen en pompen van de Santiago waren schoon voorafgaande aan het door Argos aan boord laden van de lading olie. Na de lossing bij Odfjell bleek dat er
- De lading olie uit de LS Concorde heeft de scheepstanks en de scheepstoebehoren (waaronder de pompen en leidingen) van de Santiago verontreinigd en beschadigd.
- In de relatie Zefiros – RTR komt dat voor rekening en risico van RTR.
- In de relatie RTR – Argos komt dit weer voor rekening en risico van Argos.
- Daar waar RTR jegens Zefiros aansprakelijk is (ex artikel 8:913 BW) is Argos dat eveneens jegens RTR (ex artikel 8:913 BW).
- De schade van RTR bestaat uit al hetgeen RTR in dezen aan Zefiros en/of [persoon 6] zal hebben te betalen. De laatste schadebegroting van Zefiros/ [persoon 6] was in totaal
sludgezou kwalificeren als ‘lading’ in de zin van artikel 8:913 BW, dan heeft deze de schade niet veroorzaakt. De onoordeelkundige schoonmaakactie van ATM heeft de schade veroorzaakt. Was bij Frisol tijdig geklaagd over de kennelijk dikke laag
sludge, dan had Frisol kunnen (doen) bemonsteren alvorens (een) schoon(maakplan) te maken. Die kans is haar nu ontnomen. Frisol beroept zich daarom jegens RTR op zowel overmacht ex artikel 8:913 BW als verval van recht ex artikel 6:89 BW. Voor zover toch wordt geoordeeld dat Frisol aansprakelijk is jegens RTR dan beroept Frisol zich op eigen schuld van RTR (en/of Santiago). De onoordeelkundige schoonmaakactie kan RTR verweten worden. De eigenaar van de Santiago had er voor moeten waken dat de schoonmaak correct werd uitgevoerd zonder gevaar voor zijn schip.
4.De beoordeling
sludge. De schade is pas ontstaan toen bij ATM de nog vloeibare substantie aan boord van de Santiago met water werd bewerkt. De waterbehandeling bij ATM is geen behandeling van de lading, maar behandeling van het schip. Schade door behandeling van het schip komt voor rekening en risico van RTR. ATM is RTR’s hulppersoon. Aldus Frisol.
- een ‘report of survey’ van Van Ameyde Marine van 1 december 2015 (hierna: het Van Ameyde I rapport) met ‘enclosures’;
- een verklaring van de heer [persoon 3] (Saybolt France) dat hij monsters heeft genomen uit de landtanks 165 en 180 en uit de scheepstanks van de LS Concorde na belading in Le Havre, Frankrijk;
- een verklaring van de heer [persoon 4] (Saybolt) dat hij monsters heeft genomen uit de scheepstanks 1 PS/SB tot en met 5 PS/SB van de LS Concorde vóór lossing van de lading olie in de Santiago;
- een verklaring van de heer [persoon 5] (Saybolt) dat hij op 19 december 2014 een monster heeft genomen uit (de scheepstanks van) de Santiago vóór lossing van de lading olie in de landtanks 733 en 754 bij de Odfjell Terminal;
- het door de bemanning van de LS Concorde aan de bemanning van de Santiago overhandigde ‘Safety Data Sheet Medium Oils’;
- de ‘Aanvullende commentaren/toelichting’ van Van Ameyde Marine van 21 maart 2016 (hierna: het Van Ameyde II-rapport) met bijlagen.
5 Cause of damage
sludgeis achtergebleven in de ladingtanks van de Santiago. Frisol heeft betwist dat deze sludge afkomstig was uit de LS Concorde en aangevoerd dat deze
sludgeafkomstig was van de Santiago zelf. Frisol heeft daarbij verwezen naar het inspectierapport voor belading van de Santiago, het
barge reportna belading van de Santiago van Saybolt van 18 december 2014 (enclosure G bij productie F1) en op de
remarksop het certificaat na lossing (enclosure H pag. 6 bij productie F1).
barge reportstaat onder
remarksde met de hand geschreven opmerking:
sludgeligt op de bodem van de lichter en niet dat de
sludgevan de lichter afkomstig was. Ook de stelling van Frisol dat de opmerking op het certificaat na lossing van 19 december 2014 (17:15 uur), te weten:
previous cargowordt gedoeld op de lading olie afkomstig uit de LS Concorde.
sludgein de tanks aanwezig was. Uit het rapport van Groenendijk van 18 december 2014 om 8:45 uur blijkt dat hij de tanks visueel vanaf dekniveau heeft geïnspecteerd - dus met geopende tankdeksels - en deze geschikt achtte om de genomineerde lading te laden. Mede gelet hierop weegt het feit dat [persoon 4] niet het vakje “clean and suitable to load the nominated cargo” heeft aangevinkt maar het vakje “suitable to load the nominated cargo” minder zwaar.
sludge, dan had Frisol kunnen (doen) bemonsteren alvorens (een) schoon(maakplan) te maken. Die kans is haar nu ontnomen. Aldus Frisol.
sludge.
sludgewas achtergebleven in de tanks van de Santiago, dit meteen aan Frisol heeft gemeld. Deze stelling wordt onderbouwd door de verklaring van [persoon 6] van 23 maart 2017 (bijlage 1 bij de brief van de advocaat van RTR van 29 maart 2017 ) en het mailbericht van RTR aan Frisol van 21 december 2014 (productie 24 bij akte van 15 maart 2017). Frisol heeft dit ter comparitie ook niet betwist maar aangevoerd dat [persoon 6] niets heeft gezegd over de ernst en de hoeveelheid (dikte van de laag
sludgevan 5 tot 13 cm) van de vervuiling. Op dit laatste komt de rechtbank hierna terug. Dit laat onverlet dat door RTR tijdig, namelijk meteen toen zij op de hoogte was van de vervuiling, is geklaagd. Frisol was er op 19 december 2014 mee bekend dat er uit haar lading
sludgewas achtergebleven in de tanks van de Santiago, die kennelijk niet had kunnen worden meegelost.
sludgeop zichzelf was niet het probleem. De onoordeelkundige schoonmaakactie heeft de schade veroorzaakt. Door zonder bemonstering van de kennelijk als opmerkelijk dikke laag geïdentificeerde
sludgeop goed geluk en zonder test de
sludgete lijf te gaan is een harde laag ontstaan die niet zou zijn ontstaan als oordeelkundig te werk zou zijn gegaan. Ter onderbouwing van deze stelling heeft Frisol verwezen naar het rapport van BMT Surveys van 28 oktober 2016 (productie F1, hierna: het BMT-rapport) en naar (de pagina’s 14-19 van) het rapport van Vermaas Marine B.V. (productie 13 van RTR, zijnde productie 24 bij akte van 16 december 2015 van Zefiros en [persoon 6] in de procedure met nummer 15-777).
sludgehad moeten worden nagegaan. De
sludgehad bemonsterd en geanalyseerd moeten worden. De vraag is echter wie (het initiatief tot) die maatregelen had moeten nemen. Daarbij is het volgende van belang.
“considering a reputable company like ATM”. RTR had dus – in overleg met Frisol en zoals in eerdere gevallen ook gedaan – een gerenommeerd schoonmaakbedrijf ingeschakeld. Het handelen van ATM dient te worden getoetst aan hetgeen redelijkerwijs mag worden verwacht van een redelijk handelend scheepsschoonmaakbedrijf.
sludgeom na analyse pas te beslissen hoe schoon te maken (2) dat de wijze waarop de Santiago bij ATM is schoongemaakt de aangewezen methode was en (3) dat deze methode voordien ook al meerdere malen was gebruikt ter zake schepen die na een Frisol reis vervuild waren met
sludgeen vervolgens bij ATM schoongemaakt moesten worden.
sludgemet een geschatte dikte van grofweg 5-12 cm in de tanks van de Santiago lag. Frisol heeft hiervoor verwezen naar het BMT-rapport (pagina 45, vijfde en vierde alinea van onder) waar staat:
sludgevermeld. De expert vermeldt dan ook in het BMT-rapport dat hij geen documenten met betrekking tot de ‘roughly estimated quantity of the documented "sludge" heeft ontvangen (pagina 21, derde alinea). Dat op 19 december 2014 bij RTR bekend was dat het om een grote hoeveelheid
sludgeging of om een grotere hoeveelheid dan gebruikelijk blijkt nergens uit. Dat werd pas duidelijk in de periode van 21 tot en met 24 december 2014. Aangenomen kan worden dat RTR alle informatie die zij had steeds meteen met Frisol heeft gedeeld. Het beroep van Frisol op verval van recht ingevolge artikel 6:89 BW wordt van de hand gewezen.
butterworthing. Dat was overeenkomstig de bij eerdere transporten van dezelfde afzender gehanteerde werkwijze. Gesteld noch gebleken is dat ieder gerenommeerd scheepschoonmaakbedrijf bij deze aard en mate van vervuiling niet had moeten beginnen met
butterworthingof dat er in dit geval meer reden was om de
sludgeeerst te bemonsteren, te analyseren en een schoonmaakplan op te stellen.
sludgeis veroorzaakt door iemand waarvoor Frisol als afzender niet aansprakelijk is en die door haar niet kon worden voorkomen. Het overmachtsverweer van Frisol wordt dan ook verworpen.
sludgewas achtergebleven in de tanks. Dit bewijsaanbod wordt gepasseerd. Deze stelling houdt gelet op de inhoud van de onder 4.20.8 weergegeven mailberichten van 21 december 2014 geen stand en laat onverlet dat Frisol op de hoogte was van de moeilijkheden met het schoonmaken van de Santiago, dat zij wist dat de kosten van ATM aan haar zouden worden doorberekend en dat Frisol desondanks geen actie heeft ondernomen.
5.De beslissing
Administratie haven en handel, afdeling planningsadministratie, kamer E12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088-36 10555- de namens hem/haar te horen getuigen en de verhinderdagen van de getuigen, alle partijen en hun advocaten in de maanden juni tot en met september 2018 moet opgeven, waarna dag/dagen en uur van het getuigenverhoor zal worden bepaald;
Administratie haven en handel, afdeling roladministratie, kamer E12.55, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088-36 10554- en aan de wederpartij moet opgeven, waarna de verdere procesvoering zal worden bepaald;
Administratie haven en handel, afdeling planningsadministratie, kamer E12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088-36 10555- en de wederpartij moeten toesturen;