ECLI:NL:RBROT:2018:9617

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 november 2018
Publicatiedatum
23 november 2018
Zaaknummer
C/10/561206 / KG ZA 18-1149
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van bedrijfsterrein in het kader van erfpachtgeschil

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 november 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen het Havenbedrijf Rotterdam N.V. en Europoort Handels- en Transportmaatschappij B.V. Het Havenbedrijf vorderde ontruiming van een bedrijfsterrein dat in erfpacht was uitgegeven aan Europoort. De achtergrond van de zaak betreft een erfpacht die in 1963 door de gemeente Dordrecht is gevestigd en in 1989 door Europoort is verworven. De erfpacht was opgezegd door het Havenbedrijf per 1 november 2018, omdat de termijn waarvoor de erfpacht was gevestigd op 31 augustus 2013 was verstreken. Europoort heeft het terrein echter niet ontruimd, wat aanleiding gaf tot de vordering van het Havenbedrijf.

De rechtbank oordeelde dat het Havenbedrijf bevoegd was om de erfpacht op te zeggen en dat Europoort zonder recht of titel gebruik maakte van het terrein. De voorzieningenrechter overwoog dat er een spoedeisend belang was bij de ontruiming, maar dat Europoort enige tijd nodig had om tot ontruiming over te gaan. Daarom werd een ontruimingstermijn van zes maanden na betekening van het vonnis vastgesteld. Europoort werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.687,00 werden begroot, te vermeerderen met wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak benadrukt de rechtsgeldigheid van de opzegging van de erfpacht door het Havenbedrijf en de noodzaak voor Europoort om het terrein te ontruimen, gezien het feit dat het gebruik van het terrein zonder recht of titel plaatsvond. De zaak illustreert ook de juridische complexiteit rondom erfpacht en de rechten van partijen in dergelijke geschillen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/561206 / KG ZA 18-1149
Vonnis in kort geding van 23 november 2018
in de zaak van
de naamloze vennootschap
HAVENBEDRIJF ROTTERDAM N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaten mrs. D.J. Beenders, S.C. Polkerman en P.W.R. van Hattum te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EUROPOORT HANDELS- EN TRANSPORTMAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te Rotterdam, kantoorhoudende te Dordrecht,
gedaagde,
advocaten mrs. A.E. Meijer en Ph. Ekering te Rotterdam.
Partijen zullen hierna het Havenbedrijf en Europoort genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 november 2018, met producties 1 tot en met 24;
  • de producties 1 tot en met 29 van Europoort;
  • de mondelinge behandeling op 16 november 2018;
  • de op de zitting door het Havenbedrijf overgelegde productie;
  • de pleitnota’s van het Havenbedrijf;
  • de pleitnota van Europoort.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In 1963 heeft de gemeente Dordrecht (hierna ook: de gemeente), eigenaar van het perceel grond, gelegen te [postcode] Dordrecht, plaatselijk bekend als [adres] , kadastraal bekend gemeente Dordrecht, sectie [sectie] , nummer [nummer] , groot 50 aren en 95 centiaren (hierna ook: het terrein), een recht van erfpacht gevestigd op dat terrein voor de duur van vijftig jaar. Het recht van erfpacht ziet uitsluitend op het terrein, niet op de aan het terrein grenzende aanlegplaats.
2.2.
In 1989 heeft Europoort het recht van erfpacht op het terrein verworven.
2.3.
Europoort exploiteert een onderneming die zich richt op (onder andere) goederenvervoer over de weg, en onderhoud, reparatie en sloop van schepen.
2.4.
Europoort heeft zich op een deel van het terrein gevestigd. De andere twee delen van het terrein worden door Europoort verhuurd aan Drechtsteden Vethandel B.V., die zich bezighoudt met de handel in plantaardige oliën en vetten, die over het water worden aangevoerd, en Motor en reparatiebedrijf A. Meijers B.V., die motoren van schepen repareert.
2.5.
Europoort, Drechtsteden en Meijers maken voor hun bedrijfsuitoefening alle drie gebruik van de aan het terrein grenzende aanlegplaats. Dit werd, eerst door de gemeente en vervolgens door het Havenbedrijf, gedoogd.
2.6.
In 2007 heeft de gemeenteraad van Dordrecht het masterplan ‘Revitalisering Zeehavengebied Dordrecht’ vastgesteld. Het in 2013 vastgestelde masterplan ‘Zeehaven Dordrecht 2013’ bouwt hierop voort. Onderdeel van deze plannen is gedeeltelijke demping van de Wilhelminahaven, om nieuwe industriegrond te kunnen creëren ten behoeve van op- en overslagactiviteiten. Om voldoende manoeuvreerruimte voor schepen te kunnen behouden, zal na de demping geen gebruik meer kunnen worden gemaakt van de aanlegplaats.
2.7.
Op 1 juli 2011 is de gemeente een samenwerking aangegaan met het Havenbedrijf.
2.8.
Op 2 januari 2013 heeft de gemeente ten behoeve van het Havenbedrijf een hoofderfpachtrecht gevestigd op (onder andere) het terrein. De akte van vestiging hoofderfpacht houdt onder andere in:
B. Definities
1.1
1.1In deze akte wordt – tenzij uitdrukkelijk anders blijkt – verstaan onder:
(…)

Beperkt Recht:
een op de Ingangsdatum op een Haventerrein Belast rustend recht van erfpacht of opstal dat aan een Derde toebehoort, op grond waarvan aan die Derde het gebruik en/of de eigendom van dat Haventerrein Belast en/of de zich daarop bevindende bebouwing toekomt.
(…)

Haventerrein Belast:
(…)
(lxxiv)het perceel grond, gelegen te [postcode] Dordrecht, plaatselijke bekend als [adres] , kadastraal bekend gemeente Dordrecht, sectie [sectie] , nummer [nummer] , groot vijftig (50) aren en vijfennegentig (95) centiaren, welk perceel is belast met het hierna in artikel 2.1 sub sss bedoelde Beperkt Recht;
(…)
Beperkte Rechten en Huurovereenkomsten
Artikel 2
(…)
2.5.
Voor zover de Hoofderfpacht komt te rusten op een Haventerrein Belast of een
Haventerrein Belast Huur, zoals blijkt uit artikel 2.1 en artikel 2.2, geldt dat HbR verklaart hiervan op de hoogte te zijn en de Beperkte Rechten en Huurovereenkomsten en de daaruit voortvloeiende rechten van Derden volledig
te respecteren en te aanvaarden. Voor zover nodig worden de rechten van de
Derden uit hoofde van de Beperkte Rechten en Huurovereenkomsten door de
Gemeente bij wijze van derdenbeding hierbij ten behoeve van de betreffende Beperkt Gerechtigde of Huurder bedongen.
2.6.
Het gebruik door HbR op basis van de Hoofderfpacht van een Haventerrein
Belast of een Haventerrein Belast Huur vangt niet eerder aan dan op het
moment dat het betreffende Beperkt Recht respectievelijk de betreffende
Huurovereenkomst is beëindigd.
2.7.
HbR en de Gemeente komen hierbij overeen dat zij zich in hun onderlinge
verhouding en jegens Derden zodanig zullen gedragen als ware de
Hoofderfpacht gevestigd voorafgaand aan de vestiging van de Beperkte
Rechten dan wel het sluiten van de Huurovereenkomsten en de Beperkte
Rechten casu quo de Huurovereenkomsten zouden zijn gevestigd (als
ondererfpacht of onderopstalrecht) door casu quo gesloten met HbR, als
gevolg waarvan HbR volledig gerechtigd wordt tot de opbrengsten
voortvloeiende uit de Beperkte Rechten en de Huurovereenkomsten en HbR de
daaruit voortvloeiende verplichtingen van de Gemeente als haar eigen
verplichtingen aanvaardt.
(…)
Volmacht ten aanzien van Beperkte Rechten en Huurovereenkomsten.
Artikel 10
10.1.
De Gemeente verleent bij deze aan HbR volmacht (…) om:
a.
namens de Gemeente alle rechten en verplichtingen van de Gemeente uit hoofde van de Beperkte Rechten en de Huurovereenkomsten jegens Derden uit te oefenen;
b.
het verrichten van beheers- en beschikkingsdaden of andere handelingen namens de Gemeente die HbR zelfstandig uit eigen naam zou kunnen verrichten indien de Hoofderfpacht zou zijn gevestigd voorafgaand aan de vestiging van de Beperkte Rechten en het overeenkomen van de Huurovereenkomsten.
2.9.
Op 31 augustus 2013 is de tijd waarvoor de erfpacht op het terrein was gevestigd verstreken. Omdat Europoort en haar huurders het terrein toen niet hebben ontruimd, is de erfpacht blijven doorlopen.
2.10.
Omdat het Havenbedrijf en Europoort het niet eens konden worden over de omvang van een nieuw te vestigen recht van erfpacht, heeft het Havenbedrijf de verlengde erfpacht bij exploot van 25 oktober 2017 opgezegd tegen 1 november 2018.
2.11.
Europoort en haar huurders hebben het terrein tot op heden niet ontruimd.

3.Het geschil

3.1.
Het Havenbedrijf vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Europoort te veroordelen om binnen twee weken na dit vonnis het terrein (vrij van ondererfpacht, huur of andere gebruiksrechten) aan het Havenbedrijf op te leveren, althans het terrein te ontruimen en verlaten, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van Europoort in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Europoort voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van het Havenbedrijf in haar vordering, dan wel tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van het Havenbedrijf in de proceskosten.
3.3.
Op de voor de beoordeling van de vordering van belang zijnde stellingen van partijen wordt hierna ingegaan. Opgemerkt zij dat grotendeels voorbij zal worden gegaan aan de door partijen geschetste geschiedenis, alsook aan de opvatting van Europoort dat zij door verkrijgende verjaring eigenaar is geworden van de hiervoor onder 2.1 bedoelde aanlegplaats, dan wel door verkrijgende verjaring een recht van erfpacht heeft verkregen op die aanlegplaats, omdat dit niet van doorslaggevende betekenis is voor de beoordeling van de vordering. De vordering ziet uitsluitend op ontruiming van het terrein zelf. De uitkomst van de door Europoort aanhangig gemaakte bodemprocedure over de aanlegplaats is daarom niet van doorslaggevende betekenis voor de beoordeling van de vordering. Omdat op de zitting is gebleken dat het gebruik van de aanlegplaats dienend is aan het gebruik van het terrein, speelt de kwestie over de aanlegplaats ook in de door de voorzieningenechter te maken belangenafweging geen rol.

4.De beoordeling

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het Havenbedrijf in haar vordering

4.1.
Europoort stelt zich primair op het standpunt dat het Havenbedrijf niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Zij stelt zich op het standpunt dat het erfpachtrecht niet rechtsgeldig is opgezegd, nu dit is opgezegd door het Havenbedrijf, terwijl niet het Havenbedrijf, maar de gemeente Dordrecht eigenaar is van het terrein. Uitsluitend de gemeente kan het erfpachtrecht opzeggen, zo volgt uit de artikelen 5:98 BW jo. 5:88 BW, aldus Europoort.
4.2.
Dat het erfpachtrecht niet rechtsgeldig is opgezegd, is gemotiveerd door het Havenbedrijf weersproken. Zij stelt en onderbouwt (door verwijzing naar artikel 10.1 van de akte van vestiging hoofderfpacht van 2 januari 2013, hiervoor geciteerd onder 2.8) dat de gemeente aan haar een volmacht heeft verleend om namens de gemeente alle rechten en verplichtingen van de gemeente uit hoofde van de beperkte rechten jegens derden uit te oefenen. Hieruit volgt dat het Havenbedrijf bevoegd was om het recht van erfpacht op te zeggen. Aan het verweer van Europoort wordt daarom voorbij gegaan.
Ten aanzien van de vordering
4.3.
Vooropgesteld wordt dat in een zaak zoals deze, waarin ontruiming van een terrein wordt gevorderd op de grond dat de gedaagde zonder recht of titel van dat terrein gebruik maakt, in kort geding alleen toewijsbaar is als met grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat in een bodemprocedure wordt geoordeeld dat de gedaagde zonder recht of titel van het terrein gebruik maakt, terwijl niet van de eiser kan worden gevergd dat hij de beslissing van de bodemrechter afwacht. In dat geval kan, vooruitlopend op de verwachte uitkomst van de (eventuele) bodemprocedure, op de voet van artikel 254 Rv de gevraagde voorziening worden getroffen.
4.4.
Het Havenbedrijf legt het volgende aan haar vordering ten grondslag.
Europoort gebruikt het terrein zonder recht. De verlengde erfpacht is bij exploot van 25 oktober 2017 opgezegd tegen 1 november 2018. Europoort is daardoor niet langer bevoegd om het terrein te houden en daarvan gebruik te maken. Het Havenbedrijf heeft een spoedeisend belang bij ontruiming omdat zij, zo lang Europoort gebruik blijft maken van het terrein, geen afspraken kan maken met andere potentiële contractspartijen (zowel met het oog op nieuwe uitgifte van het terrein als in het kader van de ontwikkeling van het zeehavengebied). Het Havenbedrijf moet, met het oog op de signaalfunctie die hiervan uitgaat richting andere in het havengebied gevestigde partijen, alsook met het oog op het vestigingsklimaat en de schaarste in bruikbare percelen in het zeehavengebied, bovendien adequaat kunnen optreden tegen (rechts)personen die na een rechtsgeldige opzegging het terrein op onrechtmatige wijze blijven gebruiken.
4.5.
Overwogen wordt het volgende.
Vaststaat dat de tijd waarvoor de erfpacht op het terrein was gevestigd op 31 augustus 2013 is verstreken. Artikel 5:98 lid 1 BW bepaalt dat wanneer de tijd waarvoor de erfpacht is gevestigd is verstreken en de erfpachter de zaak niet op dat tijdstip heeft ontruimd, de erfpacht in beginsel doorloopt. Dit artikel bepaalt daarnaast dat de eigenaar en de erfpachter de verlengde erfpacht kunnen opzeggen op de wijze en met inachtneming van de termijn vermeld in artikel 5:88 BW. Artikel 5:88 BW schrijft voor dat de opzegging geschiedt bij exploot, en dat deze tenminste een jaar voor het tijdstip waartegen wordt opgezegd geschiedt. Vaststaat dat het Havenbedrijf bij exploot heeft opgezegd, en dat zij een opzegtermijn van een jaar heeft gehanteerd. Aan het bepaalde in artikel 5:88 BW is dus voldaan. Het recht van erfpacht is daardoor teniet gegaan. Artikel 3:81 lid 2 BW bepaalt immers dat beperkte rechten, daaronder begrepen het recht van erfpacht, tenietgaan door opzegging, als de bevoegdheid daartoe bij de wet of bij de vestiging van het recht aan de hoofdgerechtigde, aan de beperkt gerechtigde of aan beiden is toegekend.
4.6.
Europoort stelt zich op het standpunt dat de opzegging in strijd met de redelijkheid en billijkheid is geschied, althans dat het Havenbedrijf misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om de erfpacht op te zeggen, en dat het Havenbedrijf de beginselen van behoorlijk bestuur niet in acht heeft genomen. Zij legt hieraan het volgende ten grondslag. Doordat de gemeente en het Havenbedrijf toezeggingen hebben gedaan, verkeerde Europoort in de veronderstelling dat partijen er wel uit zouden komen. Door niets meer van zich te laten horen en de verlengde erfpacht vervolgens op te zeggen, heeft het Havenbedrijf gehandeld in strijd met het vertrouwensbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. Daarnaast heeft het Havenbedrijf gehandeld in strijd met de redelijkheid en billijkheid, door niet in te gaan op het voorstel van Europoort van 24 november 2017, welk voorstel gelijk was aan het eerder door het Havenbedrijf gedane voorstel.
4.7.
Het verwijt dat het Havenbedrijf niet is ingegaan op het voorstel van Europoort van 24 november 2017, kan alleen al niet leiden tot het oordeel dat de opzegging is geschied in strijd met de redelijkheid en billijkheid, omdat de opzegging reeds vóór dat voorstel (namelijk bij exploot van 25 oktober 2017) is gedaan. Ook het door Europoort gedane beroep op artikel 3:13 BW kan, naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, niet slagen. Dit artikel bepaalt dat een bevoegdheid onder meer kan worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen. Europoort heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan een dergelijk misbruik kan worden aangenomen. Evenmin aannemelijk is geworden dat het Havenbedrijf heeft gehandeld in strijd met het vertrouwensbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. Dat de gemeente en het Havenbedrijf toezeggingen aan Europoort hebben gedaan, wordt door het Havenbedrijf betwist en is door Europoort niet onderbouwd.
4.8.
Een en ander betekent dat met grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat Europoort sinds 1 november 2018 zonder recht of titel gebruik maakt van het terrein. De vordering tot ontruiming is dus in beginsel toewijsbaar.
4.9.
Europoort stelt zich op het standpunt dat de vordering niet kan worden toegewezen, althans niet zo lang het Havenbedrijf haar geen vergoeding voor de waarde van de opstallen heeft betaald, omdat zij zich, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5:100 BW, beroept op haar retentierecht.
4.10.
Artikel 5:100 lid 1 BW bepaalt dat de erfpachter een retentierecht heeft op de in erfpacht uitgegeven zaak totdat hem de verschuldigde vergoeding, bedoeld in artikel 5:99 BW, is betaald. Het Havenbedrijf betwist dat zij Europoort een vergoeding is verschuldigd. Zij wijst, terecht, erop dat het op 1 januari 1992 in werking getreden artikel 5:99 BW – dat bepaalt dat de voormalige erfpachter na het einde van de erfpacht recht heeft op vergoeding van de waarde van nog aanwezige gebouwen, werken en beplantingen, die door hemzelf of een rechtsvoorganger zijn aangebracht of van de eigenaar tegen vergoeding der waarde zijn overgenomen – niet van toepassing is op een erfpacht die, zoals in dit geval, ten tijde van het in werking treden van de wet al bestond. Dit volgt uit artikel 170 van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek. Anders dan Europoort betoogt, maakt het feit dat op 2 januari 2013 door de gemeente, ten behoeve van het Havenbedrijf, een hoofderfpachtrecht is gevestigd op het aan Europoort verpachte terrein, niet dat een nieuwe erfpachtovereenkomst met Europoort tot stand is gekomen (in welk geval artikel 5:99 BW wél van toepassing zou zijn).
4.11.
De vraag die tot slot moet worden beantwoord, is of al dan niet van het Havenbedrijf kan worden gevergd dat zij de beslissing van de bodemrechter afwacht.
4.12.
Europoort betwist dat het Havenbedrijf spoedeisend belang heeft bij de vordering tot ontruiming. Zij voert in dit verband aan dat het moment van de eventuele demping van de Wilhelminahaven nog niet is vastgesteld, en dat niet is aangetoond dat er reëel zicht is op ingebruikname door een andere partij op korte(re) termijn.
4.13.
Het Havenbedrijf stelt dat met een derde partij afspraken zijn gemaakt die voorzien in de mogelijke uitvoering van demping van de Wilhelminahaven. Het Havenbedrijf heeft dit niet nader geconcretiseerd. Dat neemt echter niet weg dat het Havenbedrijf voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevorderde ontruiming van het terrein. Ervan uitgaande dat Europoort sinds 1 november 2018 zonder recht of titel gebruikmaakt van het terrein, moet voorshands worden aangenomen dat zij sindsdien een inbreuk maakt op het recht van het Havenbedrijf om het in (hoofd)erfpacht aan haar uitgegeven terrein te houden en te gebruiken. Dat levert een voldoende spoedeisend belang op om de vordering in kort geding te kunnen toewijzen.
4.14.
Daar staat evenwel tegenover dat niet aannemelijk is geworden dat het Havenbedrijf het terrein op zeer korte termijn nodig heeft, terwijl Europoort, naar zij onweersproken stelt, enige tijd nodig heeft om tot ontruiming over te kunnen gaan. De belangen van partijen tegen elkaar afwegende, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om een ruimere ontruimingstermijn te bepalen dan gevorderd. Die termijn zal worden bepaald op zes maanden na betekening van dit vonnis.
4.15.
De gevorderde dwangsomveroordeling zal worden afgewezen, omdat de voorzieningenrechter – gelet op het bepaalde in de zesde afdeling van de derde titel van het tweede boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, welk afdeling ziet op gedwongen ontruiming door een deurwaarder – daartoe geen termen aanwezig acht.
4.16.
Europoort zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van het Havenbedrijf worden begroot op:
- dagvaarding € 81,00
- griffierecht € 626,00
- salaris advocaat €
980,00
Totaal € 1.687,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Europoort om binnen zes maanden na betekening van dit vonnis het terrein aan de [adres] in Dordrecht (vrij van ondererfpacht, huur of andere gebruiksrechten) aan het Havenbedrijf op te leveren, althans het terrein te ontruimen en verlaten,
5.2.
veroordeelt Europoort in de proceskosten, aan de zijde van het Havenbedrijf tot op heden begroot op € 1.687,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Europoort in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Europoort niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. van den Bergh en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2018. 2885/2504