In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen, en de Minister van Justitie en Veiligheid. De eiser was ontslagen wegens het niet nakomen van zijn re-integratieverplichtingen, zoals vastgelegd in artikel 98b van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR). De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, ondanks meerdere waarschuwingen en disciplinaire maatregelen, herhaaldelijk zijn verplichtingen niet is nagekomen. Dit leidde tot een ontslagbesluit dat door de rechtbank als rechtmatig werd beschouwd.
De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij de eiser in 2017 meerdere keren niet op afspraken is verschenen en niet heeft gesolliciteerd op passende vacatures. De rechtbank oordeelde dat de eiser voldoende op de hoogte was van de gevolgen van zijn gedrag en dat het ontslag evenredig was aan de ernst van het plichtsverzuim. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, waarbij werd benadrukt dat de werkgever niet verplicht is om de aanstelling van de eiser te continueren ondanks zijn herhaaldelijke nalatigheid. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.