ECLI:NL:RBROT:2018:9499

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 november 2018
Publicatiedatum
20 november 2018
Zaaknummer
10-103703-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting met levensgevaar en gevaar voor goederen in eigen woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 november 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van brandstichting in zijn eigen woning op 27 mei 2018. De verdachte is geboren te [geboorteplaats] en was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar is, mede door een posttraumatische stressstoornis. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht, wat heeft geleid tot gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-103703-18
Datum uitspraak: 6 november 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[Naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[verblijfadres] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. M.P. Kloppenburg, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 oktober 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.A. Castelein heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering in haar rapportage van 27 augustus 2018.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 27 mei 2018 te [plaats] in de woning [adres delict] opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een tijdschrift en een zitbank, ten gevolge waarvan die woning gedeeltelijk is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en belendende percelen en levensgevaar voor in de
belendendepercelen aanwezige personen te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft ’s nachts brand gesticht in zijn woning door in de woonkamer een tijdschrift aan te steken en op de bank te gooien. Vervolgens is hij boven op zijn bed gaan liggen. Toen de rook zijn kamer bereikt had en de verf op de vloer door de warmte begon te smelten is hij via het raam uit zijn huis gevlucht.
Door de brand is de woning flink beschadigd. De brand had over kunnen slaan naar de belendende woningen. Daardoor heeft de verdachte levensgevaar veroorzaakt voor de personen die zich in die woningen bevonden. Het betreft een ernstig feit dat de rechtbank de verdachte aanrekent.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 oktober 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 augustus 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering schat het recidiverisico in als laag. Bij een veroordeling adviseert zij om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling gericht op het psychosociaal functioneren van de verdachte (met een mogelijkheid tot kortdurende klinische opname).
Psycholoog T. ‘t Hoen heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 10 september 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft een posttraumatische stressstoornis. Zijn woning stond voor betrokkene symbool voor alle ellende die hij al die jaren had meegemaakt en herinnerde hem telkens weer aan de traumatische ervaringen. De verdachte heeft een goed besef van de wederrechtelijkheid van zijn gedrag, maar door de stoornis lukte het de verdachte niet om naar dat besef te handelen. Er is echter geen reden om aan te nemen dat de verdachte geen keuzevrijheid meer had. Daarom wordt geadviseerd om de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De verdachte dient behandeld te worden voor zijn problematiek. Als adequate behandeling uitblijft is het risico dat het opnieuw tot een agressieve uitbarsting kan komen op (langere) termijn in verhoogde mate aanwezig. Behandeling kan opgelegd worden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapportages.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusie van de psycholoog gedragen wordt door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusie over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die langer duurt dan de tijd die de verdachte nu in voorarrest heeft doorgebracht. Daar bestaat echter geen aanleiding voor gelet op de ernst van het feit.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte te verplichten om mee te werken aan een kortdurende klinische opname omdat – mede gelet op het lage recidiverisico – niet is gebleken van de noodzaak van die voorwaarde.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 (twee) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Antes reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Antes GGZ of een soortgelijke zorgverlener, zulks te bepalen door de reclassering, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt, de veroordeeld zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen van de zorgverlener, ook als dat het innemen van medicijnen inhoudt;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. R. Brand en D.Y.A. van Meersbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 27 mei 2018 te [plaats] in de woning/het pand [adres delict] opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een tijdschrift en/of een zitbank, althans met een brandbare stof
ten gevolge waarvan die woning/dat pand geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor (goederen in) die woning en/of belendende percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor in de belendenende percelen aanwezige personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.