ECLI:NL:RBROT:2018:9452

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2018
Publicatiedatum
19 november 2018
Zaaknummer
10/149407-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf wegens medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs en voorhanden hebben van een vuurwapen

Op 31 oktober 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in Colombia, die ten laste was gelegd dat hij opzettelijk harddrugs en een vuurwapen aanwezig had. De verdachte was op dat moment preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 32 maanden, wat de rechtbank uiteindelijk ook oplegde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 26 juli 2018 in Rotterdam samen met anderen ongeveer 12,88 kilogram metamfetamine en 20 gram heroïne opzettelijk aanwezig had. Daarnaast had hij een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden. De rechtbank concludeerde dat de feiten strafbaar waren en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat deze niet voldoende waren om van de eis van de officier van justitie af te wijken. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/149407-18
Datum uitspraak: 31 oktober 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[Naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Colombia),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond locatie De Schie, te Rotterdam,
raadsman mr. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 oktober 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 26 juli 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 12,879 kilogram van een materiaal bevattende metamfetamine en
- 122,1 gram van een materiaal bevattende metamfetamine en
- 20 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde metamfetamine en heroïne
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 26 juli 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool, van het merk Makarov, type Pm, kaliber 9mm k met daarbij voor dat wapen geschikte munitie voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte bevond zich in een woning waarin verspreid over twee koffers en een rugzak een grote hoeveelheid harddrugs aanwezig was. Daarnaast bevond zich in één van die koffers een vuurwapen met voor dat wapen geschikte munitie. De verdachte was de huurder van de woning en was naar eigen zeggen in de woning aanwezig om tegen betaling op de harddrugs te passen.
Harddrugs leveren een gevaar op voor de volksgezondheid, nu deze stoffen sterk verslavend zijn en regelmatig gebruik schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich kan brengen. Daarnaast veroorzaakt de handel in (en het gebruik van) verdovende middelen, waaronder metamfetamine en heroïne, overlast voor de omgeving en de maatschappij. Het ongeoorloofd aanwezig hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie draagt het gevaar in zich dat dit wordt gebruikt. Hiermee vormt het een bedreiging voor de maatschappelijke en persoonlijke veiligheid.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 oktober 2018, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij een eventuele strafoplegging in matigende zin rekening te houden met het gegeven dat de verdachte niet uit Nederland afkomstig is. Hij heeft hier geen familie die hem kan bezoeken in detentie en heeft alleen sporadisch telefonisch contact met hen. Daarnaast spreekt hij de Nederlandse taal niet en heeft daardoor ook weinig aanspraak van andere gedetineerden. Voorts heeft hij een zoon met autisme die bij zijn broer in Mexico woont. Beiden zijn afhankelijk van zijn financiële steun.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van forse duur. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De rechtbank houdt slechts in beperkte mate rekening met de door de verdachte aangevoerde persoonlijke omstandigheden. Hoe moeilijk deze ook mogen zijn voor de verdachte, hij is vanuit Colombia naar Nederland gekomen om tegen betaling de bewezenverklaarde strafbare feiten te plegen en heeft zichzelf daarmee in deze situatie gebracht. Gezien al het vorenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, 2 en 10 van de Opiumwet en 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 32 (tweeëndertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. J. Fransen en D. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.J.M. Kokken, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 26 juli 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 12,88 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine en/of
- ongeveer 122,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine en/of
- ongeveer 20 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde metamfetamine en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangeweze n krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 26 juli 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1
van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van
die wet in de vorm van een pistool, van het merk Makarov, type Pm, kaliber 9mm k
met daarbij voor dat wapen geschikte munitie voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)