ECLI:NL:RBROT:2018:9442
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens onjuiste informatieverstrekking door de schuldenares
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 oktober 2018 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares, die onder toezicht stond van bewindvoerder I.M. Thomason. De bewindvoerder verzocht de rechter-commissaris om de schuldsaneringsregeling te beëindigen, omdat de schuldenares haar informatie- en afdrachtverplichtingen niet naar behoren was nagekomen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de schuldenares verschillende inkomensspecificaties had verzwegen, wat leidde tot een geschatte boedelachterstand van € 6.001,40. De rechtbank oordeelde dat de schuldenares door haar handelswijze haar schuldeisers ernstig had benadeeld en geen blijk had gegeven van een saneringsgezinde houding.
De rechtbank benadrukte dat de schuldsaneringsregeling bedoeld is om schuldenaren in een problematische schuldensituatie de kans te geven om na drie jaar een schone lei te verkrijgen, mits zij zich aan de verplichtingen houden. De schuldenares had echter nagelaten om de bewindvoerder tijdig en volledig te informeren over haar financiële situatie, ondanks herhaalde verzoeken. De rechtbank concludeerde dat de schuldenares niet alleen haar verplichtingen had geschonden, maar ook geen stappen had ondernomen om hulp te zoeken bij het begrijpen van haar financiële situatie.
Als gevolg hiervan heeft de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c, van de Faillissementswet. Tevens werd het salaris van de bewindvoerder vastgesteld, met de mededeling dat er geen baten beschikbaar zijn om vorderingen te voldoen, waardoor er geen sprake is van een faillissement van rechtswege. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 oktober 2018, en er werd een mogelijkheid tot hoger beroep geboden.