3.4.Ingangsdatum
3.4.1.Partijen zijn het eens over 19 januari 2018 als ingangsdatum voor de kinderbijdrage.
3.4.2.Tussen partijen is niet in geschil dat de behoefte van de minderjarige € 974,- per maand bedraagt en dat, als de vrouw kinderopvangtoeslag ontvangt, de behoefte
€ 108,- per maand hoger is.
3.4.3.De vrouw stelt dat zij tot nu toe geen kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd omdat partijen nog fiscaal partner zijn en partijen, gelet op de hoogte van het gezamenlijk inkomen, niet in aanmerking komen voor deze toeslag. De man betwist dit en stelt dat de vrouw recht had kinderopvangtoeslag.
3.4.4.De rechtbank zal rekening houden met een kinderopvangtoeslag vanaf het moment dat de vrouw zelfstandige woonruimte heeft, derhalve vanaf 1 augustus 2018 (zie onder 3.1.4). De rechtbank houdt tot 1 augustus 2018 rekening met de door de vrouw aangevoerde kosten voor kinderopvang ten bedrage van € 735,- per maand.
De behoefte van de minderjarige voor de periode van 19 januari 2018 tot 1 augustus 2018 bedraagt (€ 974,- + € 735,- =) € 1.709,- per maand. Vanaf 1 augustus 2018 bedraagt de behoefte (€ 974,- + € 108,- =) € 1.082,- per maand.
3.4.5.Vervolgens dient te worden beoordeeld in welke verhouding deze behoefte van de minderjarige tussen de ouders moet worden verdeeld. Dit gebeurt naar rato van beider draagkracht.
3.4.6.Hiertoe dient eerst het huidige netto besteedbaar inkomen (NBI) van partijen vastgesteld te worden.
Gezien de ingangsdatum van de vaststelling van de bijdrage wordt gerekend met de tarieven 2018-1.
De rechtbank verdeelt de draagkrachtberekening in twee periodes, gezien de komende terugverhuizing van de vrouw per 1 augustus 2018.
Periode 19 januari 2018 tot 1 augustus 2018
3.4.7.De rechtbank bepaalt (onder verwijzing naar de aan deze beschikking gehechte berekening) het huidige NBI van de man over het jaar 2018 op € 4.506,- per maand, waarbij rekening is gehouden met de volgende gegevens (op basis van de salarisspecificatie van maart 2018 omdat partijen het er over eens zijn dat hiervan kan worden uitgegaan):
- basisloon € 6.300,-
- vakantiegeld 8% op jaarbasis
- pensioenpremie € 286,18
- belaste onkostenvergoeding € 990,-
De volgende heffingskortingen is in aanmerking genomen:
- de arbeidskorting.
Blijkens de salarisspecificatie van maart 2018 heeft de man een winstuitkering ontvangen van € 2.503,-. De vrouw stelt dat rekening gehouden dient te worden met € 3.000,- per jaar.
De rechtbank gaat uit van voormeld bedrag op de salarisspecificatie omdat van een ander bedrag niet is gebleken.
3.4.8.De rechtbank bepaalt (onder verwijzing naar de aan deze beschikking gehechte berekening) het huidige NBI van de vrouw over het jaar 2018 op € 2.356,- per maand, waarbij rekening is gehouden met de volgende gegevens (op basis van de salarisspecificatie van januari 2018):
- basisloon € 2.234,92
- vakantiegeld 8% op jaarbasis
- zaterdagtoeslag € 188,05
- bijdrage individueel sparen € 91,-
- dertiende maanduitkering € 186,24
- pensioenpremie € 101,78
De volgende heffingskortingen zijn in aanmerking genomen:
- de algemene heffingskorting
- de arbeidskorting en
- de inkomensafhankelijke combinatiekorting
3.4.9.Hierbij is geen rekening gehouden met een kindgebonden budget omdat de vrouw dat voor deze periode niet ontvangt.
3.4.10.De draagkracht van de man wordt, omdat het NBI hoger is dan € 1.600,-, in beginsel vastgesteld aan de hand van de volgende formule: 70% x [NBI – (0,3xNBI + 920)].
De man ontvangt een mobiliteitsbijdrage van € 990,- bruto per maand. Hij stelt 30.000 kilometer per jaar te rijden, bestaande uit woon-werkverkeer en bezoek aan klanten. De vrouw betwist het aantal kilometers dat de man stelt te rijden niet, maar zij stelt dat de man geen € 990,- bruto per maand kwijt is aan verwervingskosten.
De rechtbank acht het redelijk bij de formule rekening te houden met een bedrag van € 250,- per maand uit hoofde van verwervingskosten, ervan uitgaande dat de man vijf dagen per week werkt gedurende 46 weken per jaar en daarnaast nog klanten bezoekt. De draagkracht van de man wordt alsdan vastgesteld op (70% x [NBI – (0,3xNBI + 920 + 250)]=) € 1.388,- per maand.
3.4.11.De draagkracht van de vrouw wordt, omdat het NBI hoger is dan € 1.600,-, in beginsel vastgesteld aan de hand van de volgende formule: 70% x [NBI – (0,3xNBI + 920)].
De vrouw heeft echter tot 1 augustus 2018 geen woonlasten omdat zij met de minderjarige bij haar moeder inwoont. De rechtbank acht het daarom redelijk om de formule hierop aan te passen zodat de draagkracht van de vrouw (70% x [NBI – 920] =) € 1.008,- per maand bedraagt.
3.4.12.De gezamenlijke draagkracht van partijen behelst € 2.396,- per maand. Omdat dit hoger is dan de behoefte van de minderjarige van € 1.709,- per maand dient de bijdrage in de behoefte van de minderjarige tussen partijen te worden verdeeld. Ieders aandeel wordt berekend volgens de formule: ieders draagkracht gedeeld door de totale draagkracht vermenigvuldigd met de behoefte, oftewel:
het deel van de man bedraagt: € 1.388,- / € 2.396,- x € 1.709,- = € 990,-
het deel van de vrouw bedraagt: € 1.008,- / € 2.396,- x € 1.709,- = € 719,- +
samen € 1.709,-
Derhalve komt van de totale behoefte van de minderjarige een gedeelte van € 990,- per maand voor rekening van de man en een gedeelte van € 719,- per maand voor rekening van de vrouw.
3.4.13.Gezien het feit dat de man de minderjarige grotendeels tijdens deze periode eenmaal per veertien dagen een weekend bij zich heeft gehad, houdt de rechtbank rekening met een zorgkorting van 15%. De nu door de rechtbank gewijzigde zorgregeling is niet van invloed op dit percentage.
3.4.14.Omdat de basisbehoefte van de minderjarige € 974,- per maand bedraagt, beloopt de zorgkorting een bedrag van € 146,- per maand. De zorgkorting is berekend over de behoefte zonder rekening te houden met de kinderopvangkosten.
3.4.15.Omdat de gezamenlijke draagkracht van partijen per maand hoger is dan de behoefte van de minderjarige, wordt de eerder berekende bijdrage van de man verminderd met dit bedrag, zodat de man als kinderbijdrage aan de vrouw dient te betalen € 844,- per maand.
Periode vanaf 1 augustus 2018
3.4.16.Het NBI van de man blijft gehandhaafd op € 4.506,- per maand.
3.4.17.Het NBI van de vrouw wijzigt omdat zij woonlasten zal hebben en kindgebonden budget zal ontvangen.
De rechtbank bepaalt (onder verwijzing naar de aan deze beschikking gehechte berekening) het huidige NBI van de vrouw over het jaar 2018 op € 2.638,- per maand, waarbij rekening is gehouden met de volgende gegevens (op basis van de salarisspecificatie van januari 2018):
- basisloon € 2.234,92
- vakantiegeld 8% op jaarbasis
- zaterdagtoeslag € 188,05
- bijdrage individueel sparen € 91,-
- dertiende maanduitkering € 186,24
- pensioenpremie € 101,78
De volgende heffingskortingen zijn in aanmerking genomen:
- de algemene heffingskorting
- de arbeidskorting en
- de inkomensafhankelijke combinatiekorting
3.4.18.Hierbij is rekening gehouden met een kindgebondenbudget van € 282,- per maand.
3.4.19.De draagkracht van de man blijft gehandhaafd op € 1.388,- per maand.
3.4.20.De draagkracht van de vrouw wordt, omdat het NBI hoger is dan € 1.600,-, vastgesteld aan de hand van de volgende formule: 70% x [NBI – (0,3xNBI + 920)] en bedraagt € 648,- per maand
3.4.21.Omdat de gezamenlijke draagkracht van partijen van € 2.036,- per maand hoger is dan de behoefte van de minderjarige van € 1.082,- dient de behoefte over partijen te worden verdeeld. Ieders aandeel wordt berekend volgens de formule: ieders draagkracht gedeeld door de totale draagkracht vermenigvuldigd met de behoefte, oftewel:
het deel van de man bedraagt: € 1.388,- / € 2.036,- x € 1.082,- = € 738,-
het deel van de vrouw bedraagt: € 648,- / € 2.036,- x € 1.082,- = € 344,- +
samen € 1.082,-
Derhalve komt van de totale behoefte van de minderjarige een gedeelte van € 738,- per maand voor rekening van de man en een gedeelte van € 344,- per maand voor rekening van de vrouw.
3.4.22.De rechtbank gaat er vanuit dat de zorgregeling op termijn wordt uitgebreid en houdt daarom met ingang van 1 augustus 2018 rekening met een zorgkorting van 25%.
3.4.23.Omdat de basisbehoefte van de minderjarige € 974,- per maand bedraagt, beloopt de zorgkorting een bedrag van € 243,50 per maand. De zorgkorting is berekend over de behoefte zonder rekening te houden met de kinderopvangkosten van € 108,- per maand.
3.4.24.Omdat de gezamenlijke draagkracht van partijen per maand hoger is dan de behoefte van de minderjarige, wordt de eerder berekende bijdrage van de man verminderd met dit bedrag, zodat de man als kinderbijdrage aan de vrouw dient te betalen € 494,50 per maand.
3.4.25.Gezien het voorgaande is een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige van:
- € 844,- per maand voor de periode van 19 januari 2018 tot 1 augustus 2018 en
- € 494,50 per maand met ingang van 1 augustus 2018
in overeenstemming met de wettelijke maatstaven.
3.4.26.Op deze alimentatie is van rechtswege de wettelijke indexering van toepassing.