Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- de heer mr. D.A. IJpelaar, werkzaam bij advocatenkantoor Janssen Wassenaar (hierna: advocaat);
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 oktober 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure op basis van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoeker heeft op 31 augustus 2018 een verzoek ingediend voor een voorlopige voorziening, waarbij hij vroeg om een moratorium van zes maanden om te voorkomen dat verweerster, de verhuurder, het vonnis van 3 november 2017 tot ontruiming van zijn huurwoning ten uitvoer zou leggen. Verzoeker had een huurachterstand opgebouwd en had gezondheidsproblemen ervaren die hem belemmerden in zijn werk. Tijdens de zitting heeft verzoeker verklaard dat hij per 1 september 2018 weer fulltime aan het werk was en dat hij de huur voor oktober 2018 had voldaan. De advocaat van verzoeker benadrukte dat hij in staat was om de lopende huur te betalen.
Verweerster heeft in haar verweerschrift aangevoerd dat verzoeker in het verleden al huurachterstanden had en dat er geen vertrouwen was dat hij zijn betalingsverplichtingen zou nakomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een bedreigende situatie, aangezien verweerster had aangekondigd over te gaan tot ontruiming. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en verweerster afgewogen. Het belang van verzoeker om in de huurwoning te blijven en een minnelijk schuldhulpverleningstraject te doorlopen, woog zwaarder dan het belang van verweerster om het ontruimingsvonnis ten uitvoer te leggen. De rechtbank heeft daarom het verzoek om moratorium toegewezen, met de voorwaarde dat verzoeker zijn lopende huurbetalingen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar hij kan in de toekomst een nieuw verzoek indienen.