ECLI:NL:RBROT:2018:9413
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende goede trouw en ontstaan van schulden tijdens beschermingsbewind
Op 2 augustus 2018 heeft verzoekster een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Dit verzoek is behandeld op de zitting van 18 september 2018, waarbij de verzoekster niet aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster een schuldenlast heeft van € 10.478,03, en dat deze schulden zijn ontstaan tijdens een periode van beschermingsbewind. De beschermingsbewindvoerder heeft geen actie ondernomen ten aanzien van deze schulden, wat heeft geleid tot de conclusie dat verzoekster niet te goeder trouw is geweest in het aangaan van deze schulden.
De rechtbank heeft de goede trouw van verzoekster beoordeeld aan de hand van verschillende factoren, waaronder de aard en omvang van de vorderingen en het gedrag van verzoekster met betrekking tot haar schulden. Het oordeel was dat verzoekster schulden heeft gemaakt die duiden op overbesteding, en dat zij op het moment van het aangaan van deze schulden had moeten begrijpen dat zij deze niet kon betalen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat verzoekster sinds 2010 een aanzienlijke schuld aan DUO onbetaald heeft gelaten, wat haar had moeten weerhouden van het aangaan van nieuwe schulden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat verzoekster een persoonlijke ontwikkeling heeft doorgemaakt die zou aantonen dat zij greep heeft gekregen op haar financiële situatie. Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is dan ook afgewezen. De rechtbank heeft benadrukt dat dit vonnis niet uitsluit dat er andere feiten of omstandigheden zijn die ook tot afwijzing van het verzoek kunnen leiden.