Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 192 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, alsmede een taakstraf voor de duur van 120 uren te vervangen door 60 dagen hechtenis;
- dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden;
- tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 15 uren in de zaak met parketnummer 10/147080-15.
4.Waardering van het bewijs
(hierna: [naam medeverdachte] ), zijn minderjarige stiefzoon [naam slachtoffer] meermalen heeft mishandeld. Zij heeft zich daartoe in de eerste plaats gebaseerd op de verklaring van [naam slachtoffer] zelf, die zeer specifiek en consistent zou hebben verklaard over het door de verdachte en de medeverdachte toegebrachte letsel. Deze verklaring vindt volgens de officier van justitie steun in een aantal objectieve bewijsmiddelen. De officier van justitie wijst in dit verband op de verklaringen van aangeefster [naam aangeefster] van Jeugdbescherming Rotterdam, de verklaring van de (anoniem gebleven) zorgcoördinator van het Kindcentrum Prinses Amalia Rotterdam, de verklaringen van [naam medeverdachte] , de verklaring van de buurvrouw van nummer [huisnummer] , de verklaringen van de forensisch artsen (hierna: FARR-verklaringen) van het letsel bij [naam slachtoffer] en het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) van 1 juni 2018 dat hierover is opgemaakt.