ECLI:NL:RBROT:2018:9411

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 november 2018
Publicatiedatum
16 november 2018
Zaaknummer
10/741189-17 / vordering TUL VV: 10/147080-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van kindermishandeling door stiefvader wegens gebrek aan bewijs van wetenschap en betrokkenheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 november 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van kindermishandeling. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte schuldig zou worden bevonden aan de mishandeling van zijn minderjarige stiefzoon, met een gevangenisstraf en een taakstraf als gevolg. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De verklaringen van de stiefzoon waren inconsistent en er was geen bewijs dat de verdachte op de hoogte was van enige mishandeling. De rechtbank heeft ook gekeken naar de verklaringen van andere betrokkenen, zoals de medeverdachte en deskundigen, maar deze gaven geen steun aan de beschuldigingen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger van de mishandeling en sprak hem vrij van alle ten laste gelegde feiten. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis afgewezen, omdat de verdachte van de nieuwe beschuldigingen werd vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/741189-17
Parketnummer vordering TUL VV: 10/147080-15
Datum uitspraak: 7 november 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman S. Lodder, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 oktober 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 192 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, alsmede een taakstraf voor de duur van 120 uren te vervangen door 60 dagen hechtenis;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden;
  • tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 15 uren in de zaak met parketnummer 10/147080-15.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte, samen met de medeverdachte
(hierna: [naam medeverdachte] ), zijn minderjarige stiefzoon [naam slachtoffer] meermalen heeft mishandeld. Zij heeft zich daartoe in de eerste plaats gebaseerd op de verklaring van [naam slachtoffer] zelf, die zeer specifiek en consistent zou hebben verklaard over het door de verdachte en de medeverdachte toegebrachte letsel. Deze verklaring vindt volgens de officier van justitie steun in een aantal objectieve bewijsmiddelen. De officier van justitie wijst in dit verband op de verklaringen van aangeefster [naam aangeefster] van Jeugdbescherming Rotterdam, de verklaring van de (anoniem gebleven) zorgcoördinator van het Kindcentrum Prinses Amalia Rotterdam, de verklaringen van [naam medeverdachte] , de verklaring van de buurvrouw van nummer [huisnummer] , de verklaringen van de forensisch artsen (hierna: FARR-verklaringen) van het letsel bij [naam slachtoffer] en het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) van 1 juni 2018 dat hierover is opgemaakt.
4.1.2.
Beoordeling
[naam medeverdachte] heeft verklaard dat zij op 26 april 2017 [naam slachtoffer] heeft mishandeld. Als gevolg van een woedeaanval heeft zij hem geslagen en aan zijn oor getrokken. Ook heeft zij verklaard dat zij hem in zijn gezicht heeft gekrabd toen zij hem beet wilde pakken. Voorts heeft zij verklaard dat de verdachte tijdens de mishandeling niet bij haar was, maar zich op de bovenverdieping bevond met de andere kinderen. [naam medeverdachte] heeft ook verklaard dat de verdachte [naam slachtoffer] verder ook nooit heeft mishandeld.
De verdachte heeft van meet af aan ontkend betrokken te zijn geweest bij mishandeling van [naam slachtoffer] en ook hij heeft verklaard dat hij zich op het moment van de mishandeling op 26 april 2017 op de bovenverdieping bevond. Hij zou slechts hebben gehoord dat zijn vrouw boos was op [naam slachtoffer] .
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het bewijs ontbreekt dat de verdachte op 26 april 2017 [naam slachtoffer] heeft mishandeld. Evenmin is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, zodat de verdachte ook niet kan worden aangemerkt als medepleger van de mishandeling van [naam slachtoffer] op 26 april 2017.
Ten aanzien van de periode 1 januari 2015 tot 26 april 2017 overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat – mede gelet op zijn zeer jeugdige leeftijd – allereerst voorzichtigheid is geboden bij de beoordeling van de verklaring van [naam slachtoffer] . Dat [naam slachtoffer] mogelijk door derden zou zijn opgedragen een bepaalde verklaring af te leggen, zoals door de verdediging gesteld, is weliswaar niet komen vast te staan, maar de rechtbank ziet net als de verdediging ook wel wat inconsistenties in de verklaring van [naam slachtoffer] . Onbewuste beïnvloeding bij een jong kind als [naam slachtoffer] kan bovendien ook niet volledig worden uitgesloten.
De mogelijk als belastend uit te leggen onderdelen van de verklaring van [naam slachtoffer] vinden buitendien onvoldoende steun in de processtukken. Uit die stukken valt (1) niet met zekerheid vast te stellen dat het letsel is ontstaan als gevolg van mishandeling en (2) dat die mishandeling dan door verdachte en/of [naam medeverdachte] zou zijn gepleegd. Alternatieve scenario’s omtrent de toedracht van het ontstane letsel zijn volgens het NFI niet volledig uitgesloten.
Daarbij komt dat een onderzoek van Veilig Thuis op 2 juni 2015 – zoals het rapport daarvan door de verdediging ter zitting is overgelegd – positief is afgesloten. Uit de eveneens op zitting overgelegde stukken van de huisarts en een kinderfysiotherapeut komt bovendien het beeld naar voren van een beweeglijke jongen met problemen in zijn motorische ontwikkeling en een licht afwijkend looppatroon waarvoor hij ook fysiotherapie heeft gekregen. Deze stukken onderschrijven de verklaring van verdachte op zitting dat [naam slachtoffer] als gevolg van zijn gebrekkige en grove motoriek sneller valt of zich stoot en daardoor letsel oploopt.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewezen dat het bij [naam slachtoffer] (overig) geconstateerde letsel het gevolg is van mishandeling door verdachte en/of medeverdachte in de periode 1 januari 2015 tot 26 april 2017.
Evenmin is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte bij de mishandeling van [naam slachtoffer] op 26 april 2017 door de medeverdachte.
De subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten kunnen gelet op bovenstaande conclusies evenmin bewezen worden geacht. Van medeplichtigheid aan de mishandeling van [naam slachtoffer] , of het opzettelijk als stiefvader in een hulpeloze toestand brengen of laten van [naam slachtoffer] op 26 april 2017, of in de daaraan voorafgaande periode, kan reeds daarom geen sprake zijn nu niet is bewezen dat de verdachte wetenschap had van enige mishandeling op 26 april 2017 of de periode daarvoor.
4.1.3.
Conclusie
Het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.Vordering tenuitvoerlegging

5.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 9 november 2015 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van mishandeling veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, waarvan 15 uren, subsidiair 7 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De proeftijd is ingegaan op 24 november 2015.
Nu de verdachte van de ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken, dient de vordering tot tenuitvoerlegging te worden afgewezen.

6.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 9 november 2015 (parketnummer 10/147080-15) van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke straf;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. dr. M.M. Koevoets, voorzitter,
en mrs. P. Putters en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst gewijzigde tenlastelegging
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 26 april 2017 te Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, te weten [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2013),
heeft mishandeld door hem (meermalen)
- ( al dan niet met een voorwerp) op/tegen zijn bil(en) en/of arm(en) en/of
o(o)r(en) en/of nek en/of voet(en) en/of gezicht althans op/tegen zijn lichaam
te slaan/stompen en/of
- tegen zijn lichaam te schoppen/trappen en/of
- in zijn gezicht te krabben en/of
- aan zijn o(o)r(en) te trekken en/of
- bij zijn keel te pakken en/of in zijn keel te knijpen;
- ( met een brandend voorwerp) (een) brandwond(en) toe te brengen op zijn
arm(en), althans op zijn lichaam;
subsidiair,
[naam medeverdachte]
op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot
en met 26 april 2017 te Rotterdam, althans in Nederland
haar kind, te weten [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer]
2013),
heeft mishandeld door hem (meermalen) (al dan niet met een voorwerp)
- op/tegen zijn bil(en) en/of arm(en) en/of o(o)r(en) en/of nek en/of voet(en) en/of gezicht althans op/tegen zijn lichaam te slaan/stompen en/of
- tegen zijn lichaam te schoppen/trappen en/of
- in zijn gezicht te krabben en/of
- aan zijn o(o)r(en) te trekken en/of
- bij zijn keel te pakken en/of in zijn keel te knijpen;
- ( met een brandend voorwerp) (een) brandwond(en) toe te brengen op zijn
arm(en), althans op zijn lichaam;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- zonder (noemenswaardige) tegenstand (door daden en/of woorden) die [naam medeverdachte] dat/die feit(en) heeft laten plegen, althans (telkens) niet te beletten en /of na te laten maatregelen te treffen om te voorkomen dat [naam slachtoffer] werd mishandeld en/of
- Na te laten passende medische zorg te bieden en/of in te roepen, terwijl hij op de hoogte was van de mishandelingen en/of het ontstane letsel bij [naam slachtoffer] en/of
- onvoldoende inspanningen te verrichten om [naam slachtoffer] uit voornoemde situatie te halen, althans om te voorkomen dat [naam slachtoffer] (bij voortduring ) werd mishandeld;
meer subsidiair,
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 26 april 2017,
te Rotterdam, althans in Nederland,
opzettelijk als stiefvader van [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2013), tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij (als zijn stiefvader en dagelijks verzorger) krachtens wet of overeenkomst verplicht was,
[naam slachtoffer] meermalen (telkens) in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten,
immers, heeft hij, verdachte, terwijl hij op de hoogte was van de mishandeling van [naam slachtoffer] :
- nagelaten hulpverlenende instanties (o.a. de politie en/of Veilig Thuis en/of de Raad voor de Kinderbescherming) adequaat en tijdig te informeren over de mishandeling van [naam slachtoffer] en/of
- nagelaten passende medische zorg te bieden en/of in te roepen, terwijl hij verdachte op de hoogte was van de mishandelingen en het ontstane letsel en/of
- onvoldoende inspanningen heeft verricht om [naam slachtoffer] uit voornoemde situatie te halen, althans om te voorkomen dat [naam slachtoffer] nogmaals werd mishandeld.