Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 21 oktober 2015 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- de brief van 26 november 2015 van J.R. Klunder, recherche Officier van Justitie, Arrondissementsparket Oost-Nederland, met onderdelen uit het dossier [eigenaar van gefailleerde vennootschappen] /Fortis met parketnummer 06-460094/08;
- de nadere conclusie van 20 juli 2016 van ASR, met producties;
- de antwoordconclusie van 28 september 2016;
- het overzicht stukken pleidooi van 20 april 2017 van de curator, met producties;
- de pleitnota van 20 april 2017 van de curator;
- de pleitnota van 20 april 2017 van ASR;
- het verkort proces-verbaal van de zitting, gehouden op 20 april 2017;
- de brief van 1 december 2017 van de rechtbank, in verband met het vertrek van één van de rechters voor wie is gepleit;
- het faxbericht van 4 december 2017 van de curator;
- het faxbericht van 8 december 2017 van ASR.
2.De verdere beoordeling
'feit is en blijft dat [eigenaar van gefailleerde vennootschappen] nogal wat op zijn kerfstok bleek te hebben. Omstandigheden, die a.s.r. - alvorens het risico te accepteren - toch graag zou hebben geweten. In dat geval had zij het risico niet geaccepteerd (…)', maar de rechtbank acht dit onvoldoende concreet. ASR baseert haar conclusie dat zij het risico niet zou hebben geaccepteerd op vermeende feiten/verdenkingen met betrekking tot de persoon van [eigenaar van gefailleerde vennootschappen] waarvan niet kan worden aangenomen dat [gefailleerden] verplicht waren die mede te delen.
(I-Tek) heeft in 2004 geoordeeld dat de brand alleen kan zijn ontstaan door het opzettelijk bijbrengen dan wel achterlaten van vuur in welke vorm dan ook (tussenvonnis van 18 mei 2011 onder 2.11). De in 2004 door [gefailleerden] ingeschakelde deskundige (TNO Bouw; Centrum voor Brandveiligheid) heeft echter geoordeeld dat er geen aanwijzingen zijn aangetroffen die duiden op brandstichting als oorzaak van de brand en dat het zeer waarschijnlijk is dat de brand is ontstaan door een elektrotechnische oorzaak (tussenvonnis van 18 mei 2011 onder 2.17). De deskundige die vervolgens in 2005 in opdracht van de rechter-commissaris in de strafzaak heeft gerapporteerd (NFI) heeft geconcludeerd dat een elektrotechnische oorzaak niet geheel is uitgesloten, maar dat er meer mogelijke oorzaken van de brand zijn, zoals het abusievelijk laten branden van kaarsen of het opzettelijk ter plaatse brengen van vuur (tussenvonnis van 18 mei 2011 onder 2.20). Uit de rapporten in samenhang beschouwd, kan niet worden afgeleid dat er sprake is geweest van brandstichting. Dat nog meer deskundig onderzoek hiernaar, of het na 13 jaar horen van deskundigen over de uitgebrachte rapporten, alsnog tot meer duidelijkheid zou leiden, acht de rechtbank niet aannemelijk, mede in aanmerking nemend dat geen overblijfselen voor onderzoek meer beschikbaar zijn en dat in de strafzaak aan dit punt aandacht is besteed.
14.449,50(4,5 punten × tarief € 3.211,00)
3.De beslissing
[1729;106;39]