ECLI:NL:RBROT:2018:9403

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2018
Publicatiedatum
16 november 2018
Zaaknummer
10/702009-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gevaarzettend rijgedrag na verkeersongeval met vrachtwagens

Op 24 oktober 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 3 augustus 2017 op de Vondelingenweg te Rotterdam. De verdachte, bestuurder van een DAF-vrachtwagen, reed door een rood verkeerslicht en botste op een andere vrachtwagen die groen licht had. De officier van justitie eiste een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor aanmerkelijke onvoorzichtigheid. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel schuldig was aan gevaarzettend rijgedrag, maar sprak hem vrij van de primaire tenlastelegging van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde een geldboete van € 1.500,00 op en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die beroepschauffeur is en niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/702009-18
Datum uitspraak: 24 oktober 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. S. Visser, advocaat te Hendrik-Ido-Ambacht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 oktober 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.C. Visser heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 uren alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Inleiding
Op 3 augustus 2017 heeft op de Vondelingenweg te Rotterdam een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij twee vrachtwagens betrokken waren: een DAF, bestuurd door verdachte, en een Scania. Als gevolg van dit verkeersongeval heeft de inzittende van de vrachtwagen van het merk Scania letsel opgelopen.
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank bewezen zal verklaren dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde handelen in strijd met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), nu hij bewezen acht dat het verkeersongeval te wijten is aan het gedrag van de verdachte en dat diens gedrag te kwalificeren is als aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam. Er is volgens de officier van justitie sprake van meer dan een enkele verkeersovertreding van de verdachte. De verdachte is niet alleen door rood licht gereden, maar heeft met een zwaar beladen vrachtwagen, met een snelheid van 59 kilometer per uur, het kruispunt benaderd terwijl het wegdek als gevolg van de regen nat was en het voor hem geldende verkeerslicht al enige tijd rood licht uitstraalde.
4.1.2.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de enkele omstandigheid dat de verdachte door rood heeft gereden nog niet tot de conclusie leidt dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend en met de aanmerkelijke verwaarlozing van de geboden zorgvuldigheid heeft gereden. De verdediging heeft bepleit dat dit ook niet het geval is wanneer wordt aangenomen dat het wegdek nat was en de vrachtauto zwaar beladen was, welke laatste omstandigheid overigens expliciet wordt betwist. Uit niets blijkt van enig causaal verband tussen het vochtige wegdek en de omstandigheid dat de wagen beladen was enerzijds en het ongeval anderzijds. De vastgestelde snelheid van 59 kilometer per uur is bovendien ruimschoots lager dan de ter plaatste geldende maximumsnelheid van 80 kilometer per uur.
Door de verdachte is tijdens zijn verhoren bij de politie verklaard dat hij ervan overtuigd is dat het betreffende verkeerslicht op de Vondelingenweg voor hem op groen stond op het moment dat hij de kruising op reed.
Ter zake van het subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging kenbaar gemaakt zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
4.1.3.
Beoordeling
Van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Bij de beoordeling daarvan dient de rechtbank te kijken naar alle feiten en omstandigheden van het geval.
Blijkens de verkeersongevallenanalyse is de verdachte op 3 augustus 2017, terwijl het verkeerslicht voor hem rood uitstraalde, de kruising aan de Vondelingenweg opgereden. Verder is gebleken dat het verkeerslicht voor de andere bij het verkeersongeval betrokken vrachtwagen (de Scania) groen licht uitstraalde toen deze het kruispunt op reed. Uit deze verkeersongevallenanalyse blijkt ook dat de verdachte vlak voor het ongeval met een snelheid van 59 kilometer per uur reed op een weg waar maximaal 80 kilometer per uur was toegestaan. Op het moment dat het ongeval plaatsvond was het wegdek als gevolg van de regen nat. Bovendien is vastgesteld dat de door de verdachte vervoerde lading (kokos-olie) circa 25.000 kilogram bedroeg en dat de totale vrachtwagencombinatie (trekker en oplegger) 39.920 kilogram woog.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden onvoldoende aanleiding geven voor de conclusie dat de verdachte met een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid op de voor het openbaar verkeer openstaande weg heeft gereden.
De verdachte reed weliswaar in een zware vrachtwagencombinatie, maar deze was niet zodanig zwaar beladen dat extra zorgvuldigheid aangewezen was. Niet gebleken is dat de vrachtwagencombinatie niet op dit gewicht berekend was.
Gezien de ter plaatste geldende maximum snelheid van 80 kilometer per uur, acht de rechtbank de snelheid waarmee de verdachte het kruispunt heeft benaderd niet zodanig dat daarmee kan worden gesproken van roekeloosheid en verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid.
Uit het dossier volgt tenslotte niet dat het natte wegdek een rol van betekenis heeft gespeeld bij het ontstaan van het ongeval.
De omstandigheid dat de verdachte in strijd met een rood verkeerslicht de kruising is opgereden is op zichzelf – ook in combinatie met de hiervoor besproken omstandigheden - onvoldoende om het oordeel op te baseren dat hij roekeloos en met verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld.
Niet gebleken is dat de verdachte – zoals ten laste gelegd – het rode licht genegeerd heeft in de zin dat hij in het geen aandacht heeft besteedt aan de kleur licht die door de verkeerslichten werden uitgestraald. Hij verklaart immers dat hij groen licht heeft gezien, waaruit blijkt dat hij op enig moment (zij het mogelijk circa 15 seconden voor het oprijden van de kruising) wel naar het licht heeft gekeken.
4.1.4.
Conclusie
Niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte schuld in de zin van artikel 6 WVW heeft gehad aan het ongeval, zodat hij van het primaire ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De verdachte heeft zich doordat hij door rood is gereden wel schuldig gemaakt aan gevaarzettend rijgedrag. Het subsidiaire ten laste gelegde feit is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
(Subsidiair)
hij op 3 augustus 2017 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig (trekker met oplegger), daarmee rijdende op, de Vondelingenweg , zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte toen daar, terwijl
- hij het door verkeerslichten geregelde kruispunt met
de Vondelingenweg -verbindingsweg naar de A15/Aveling (“het Vondelingenviaduct
”)was genaderd of naderde en
- het voor hem, verdachte bestemde verkeerslicht in zijn richting rood licht uitstraalde en
- het wegdek van de door hem bereden rijbaan nat was en de door hem bestuurde
voertuigcombinatiebeladen was,
in strijd met dat rode verkeerslicht
- met een snelheid van (ongeveer) 59 kilometer per uur,
- dat kruispunt is opgereden en over gaan rijden op het moment dat een voor hem verdachte uit tegenovergestelde richting komende andere voertuigcombinatie (trekker en oplegger), die groen licht had, vanaf de Vondelingenweg (eveneens) dat kruispunt op was gereden en (gezien diens rijrichting) linksaf was geslagen of linksaf sloeg naar
de Vondelingenweg -verbindingsweg naar de A15/Aveling (“het Vondelingenviaduct
”)en tegen (de rechter zijkant van) die voertuigcombinatie is aangebotst of aangereden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft als bestuurder van een vrachtwagen (trekker met oplegger) een verkeersongeval veroorzaakt door in strijd met een voor hem op rood staand verkeerslicht een kruising op te rijden. De verdachte is vervolgens op de kruising in botsing gekomen met een afslaande, hem tegemoet komende, vrachtwagen voor wie het verkeerslicht wel op groen stond. De verdachte heeft door aldus te handelen gevaarzettend rijgedrag vertoond als gevolg waarvan het verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 september 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een geldboete van na te noemen hoogte opleggen. De rechtbank komt in tegenstelling tot de door de officier van justitie gevorderde taakstraf tot de oplegging van een geldboete, aangezien zij tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde komt. Voorts overweegt de rechtbank dat oplegging van een taakstraf, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en dan met name het feit dat de verdachte nog werkzaam is als beroepschauffeur, niet opportuun is.
De rechtbank zal een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen met het doel om verdachte extra te waarschuwen dat dergelijke overtredingen in de toekomst niet meer voor dienen te komen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 1.500,00 (vijftienhonderd euro),bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
25 dagen hechtenis;
ontzegtde verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van
6 (zes)
maanden;
bepaalt dat deze bijkomende straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank
later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het eind van de
proeftijd, die
hierbij wordt gesteld op
2 (twee) jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet
aan een strafbaar feit schuldig zal maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. A.A.T. Werner en D.Y.A. van Meersbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en jongste rechter, alsmede de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 03 augustus 2017 te Rotterdam als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger), daarmede rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Vondelingenweg , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer althans aanmerkelijk, onoplettend, onvoorzichtig, onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op die weg, welk onoplettend, onvoorzichtig, onachtzaam en/of onzorgvuldig rijgedrag hierin heeft bestaan dat verdachte toen daar, terwijl
- hij het door verkeerslichten geregelde kruispunt met het Vondelingenviaduct was genaderd of naderde en/of
- het voor hem, verdachte bestemde verkeerslicht in zijn richting rood licht
uitstraalde en/of
- het wegdek van de door hem bereden rijbaan nat was en/of de door hem
bestuurde voertuigcominatie zwaar beladen was,
dat rode verkeerslicht heeft genegeerd en/of in strijd met dat rode verkeerslicht
- met een snelheid van (ongeveer) 59 kilometer per uur, zijnde dit een (voornoemde omstandigheid/-heden in aanmerking genomen) te hoge snelheid, in elk geval met een (die omstandigheid/-heden in aanmerking genomen) te hoge snelheid- dat kruispunt is opgereden en/of over gaan rijden op het moment dat een voor hem verdachte uit tegenovergestelde richting komende andere voertuigcombinatie (trekker en oplegger), die groen licht had, vanaf de Vondelingenweg (eveneens) dat kruispunt op was gereden en/of (gezien diens rijrichting) linksaf was geslagen of linksaf sloeg naar het Vondelingenviaduct en/of tegen (de rechter zijkant van) die andere voertuigcombinatie is aangebotst of aangereden, ten
gevolge waarvan de bestuurder van die laatstgenoemde voertuigcombinatie uit zijn voertuig werd geslingerd en/of op het wegdek terecht kwam, waardoor de bestuurder van die andere voertuigcombinatie (genaamd [naam slachtoffer] ) waar lichamelijk letsel, (te weten (onder andere) breuken van meerdere borstwervels en/of lendewervels en/of het heiligbeen en/of één of meer glasverwondingen en/of schaafwonden en/of een scheur in een nierslagader) werd
toegebracht of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair
hij op of omstreeks 03 augustus 2017 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig (trekker met oplegger), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Vondelingenweg , zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte toen daar, terwijl
- hij het door verkeerslichten geregelde kruispunt met het Vondelingenviaduct was genaderd of naderde en/of
- het voor hem, verdachte bestemde verkeerslicht in zijn richting rood licht
uitstraalde en/of
- het wegdek van de door hem bereden rijbaan nat was en/of de door hem
bestuurde
voertuigcombinatiezwaar beladen was, dat rode verkeerslicht heeft genegeerd en/of in strijd met dat rode verkeerslicht - met een snelheid van (ongeveer) 59 kilometer per uur, zijnde dit een (voornoemde omstandigheid/-heden in aanmerking genomen) te hoge snelheid, in elk geval met een (die omstandigheid/-heden in aanmerking genomen) te hoge
snelheid- dat kruispunt is opgereden en/of over gaan rijden op het moment dat een voor
hem verdachte uit tegenovergestelde richting komende andere voertuigcombinatie
(trekker en oplegger), die groen licht had, vanaf de Vondelingenweg (eveneens)
dat kruispunt op was gereden en/of (gezien diens rijrichting) linksaf was geslagen of linksaf sloeg naar het Vondelingenviaduct en/of tegen (de rechter zijkant van) die voertuigcombinatie is aangebotst of aangereden;