ECLI:NL:RBROT:2018:9402

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2018
Publicatiedatum
16 november 2018
Zaaknummer
10/127432-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak van de verdachte ter zake van het aanwezig hebben van verdovende middelen en witwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 oktober 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die ten laste was gelegd dat hij opzettelijk verdovende middelen had vervoerd en betrokken was bij witwassen. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de PI Rotterdam. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor de opzetvariant van de tenlastelegging en veroordeling voor de schuldvariant, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de wetenschap van de verdachte met betrekking tot de aanwezigheid van heroïne en contant geld in de auto. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet had kunnen voorzien dat er drugs en geld in de auto aanwezig waren, en sprak hem vrij van de ten laste gelegde feiten. Tevens werd besloten dat de in beslag genomen voorwerpen moesten worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, aangezien er op dat moment geen rechthebbende kon worden aangemerkt. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 3
Parketnummer: 10/127432-18
Datum uitspraak: 24 oktober 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. P.J. Silvis, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 oktober 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.C. Visser heeft gevorderd:
  • vrijspraak van de opzetvariant van het onder 1 ten laste gelegde;
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van de schuldvariant van het onder 1 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een hechtenis voor de duur van twee weken met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 1 primair en feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het impliciet primair onder 1 en het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak feit 1 subsidiair
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat ten aanzien van feit 1 de impliciet subsidiaire variant (de schuldvariant) kan worden bewezen. De verdachte heeft volgens de officier van justitie een risico genomen door, in een stad als Rotterdam, op verzoek van een vriend een auto naar een plek in Rotterdam te vervoeren en over te dragen aan een derde, zonder daarover nadere vragen te stellen. De verdachte heeft onder deze omstandigheden het risico genomen dat er iets niet in de haak was.
4.2.2.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er onvoldoende aanwijzingen dat de verdachte wetenschap had of had kunnen hebben van de aanwezigheid van heroïne en een grote hoeveelheid contant geld in de auto. De rechtbank betrekt daarbij dat de heroïne en het geld zijn aangetroffen in een verborgen ruimte die van dusdanige kwaliteit was dat deze niet te ontdekken was zonder gedegen onderzoek. Het dossier bevat voor het overige geen aanwijzingen waaruit blijkt dat de verdachte had moeten voorzien dat er in de auto geld en drugs zaten. De enkele omstandigheid dat de verdachte, zoals hij heeft verklaard, op straat werd aangesproken door een vriend met het verzoek diens auto in Rotterdam Zuid af te leveren, is daarvoor onvoldoende.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.In beslag genomen voorwerpen

5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gevorderd van de in beslag genomen voorwerpen zoals vermeld op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
5.2.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft afstand gedaan van de op de lijst met inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen.
5.3.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen zal de bewaring worden gelast ten behoeve van de rechthebbende, nu thans geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.

6.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1. € 7570,- (1514 x €5);
2. € 19630,- (1963 x €10);
3. € 29520,- (1476 x €20);
4. € 44500,- (890 x €50);
5. € 3600,- (36 x €100);
6. € 1000,- (2x €500).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. A.A.T. Werner en D.Y.A. van Meersbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 28 juni 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1006 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroine, zijnde heroine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 28 juni 2018, te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, van een geldbedrag, te weten 105820,00 euro, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft
verborgen en/of verhuld, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dit geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.