ECLI:NL:RBROT:2018:938

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2018
Publicatiedatum
12 februari 2018
Zaaknummer
10/741386-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld gepleegd door twee of meer verenigde personen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 februari 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld, waarbij de verklaringen van de aangever en getuigen cruciaal waren. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen betrouwbaar waren, ondanks enkele inconsistenties in hun verklaringen. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte samen met een medeverdachte de diefstal met geweld had gepleegd, waarbij de verdachte een actieve rol had gespeeld door de aangever te slaan en de portemonnee weg te nemen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van negen maanden op, rekening houdend met de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, die door de beroving in zijn mobiliteit was aangetast. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan de benadeelde partij voor immateriële schade, terwijl de vordering voor materiële schade niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank overwoog dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meegewogen werd in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/741386-17
Datum uitspraak: 2 februari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. L.A.R. Newoor, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 november 2017 en 19 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. Ekiz heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft verzocht om integrale vrijspraak. De verdachte heeft geen geweld gepleegd en ook niet op andere wijze bijgedragen aan de diefstal. Aangevoerd is dat de verklaringen van de aangever en getuige [naam getuige] ongeloofwaardig zijn, omdat zij bij de politie en bij de rechter-commissaris verschillend hebben verklaard. Daar komt bij dat getuige [naam getuige] door de aangever beïnvloed lijkt te zijn, toen zij samen naar het politiebureau gingen.
4.1.2.
Beoordeling
Geloofwaardigheid aangever en getuige
De rechtbank verwerpt het verweer. De verklaringen van de aangever en de getuige komen op essentiële onderdelen overeen. Er is op geen enkele wijze gebleken dat zij hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd. Ook in de verschillen tussen hun verklaringen bij de politie en de rechter-commissaris ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan hun betrouwbaarheid. Wat de aangever en de getuige veel later bij de rechter-commissaris hebben verklaard, wijkt in essentie niet af van hun verklaringen bij de politie. De rechtbank gaat uit van de verklaringen van de aangever en de getuige tegenover de politie, omdat het incident toen nog vers in het geheugen lag.
Medeplegen
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte de diefstal met geweld heeft medegepleegd. Uit de verklaringen van de aangever en de getuige blijkt dat de verdachte heeft geslagen bij het wegnemen van de portemonnee. De verdachte is samen met de medeverdachte gevlucht en heeft gedeeld in de buit. Daarmee heeft de verdachte een bijdrage van voldoende gewicht geleverd aan het ten laste gelegde feit.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte samen met de medeverdachte een diefstal met geweld heeft gepleegd.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 19 augustus 2017 te Rotterdam
op de openbare weg, te weten de [plaats delict]
tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een portemonnee (met een wit koord) (inhoudende onder andere een geldbedrag
en pasjes), toebehorende aan [naam slachtoffer] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het
- onverhoeds met kracht trekken aan de portemonnee die om de nek van die [naam slachtoffer] hing en
- slaan in de nek, van die [naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Diefstal vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met de medeverdachte op klaarlichte dag in een drukbezochte straat een weerloze man met geweld beroofd van zijn portemonnee. Dit feit heeft een grote impact gehad op het slachtoffer. Hij zit in een rolstoel en was al verminderd zelfstandig. Na de beroving is hij nog minder mobiel geworden, omdat hij bang is om alleen de straat op te gaan. Daarnaast zorgt een feit als deze ook voor gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. De verdachten hebben zich schuldig gemaakt aan een bijzonder brutale en laffe daad.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 december 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Hiermee wordt in het nadeel van de verdachte bij de strafoplegging rekening gehouden.
7.3.2.
Rapportages
Bouman GGZ, afdeling reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 oktober 2017. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Aan de verdachte is in 2001 TBS opgelegd. In 2011 is de maatregel voorwaardelijk beëindigd. Bij de verdachte is sprake van uitgebreide psychische problematiek en ernstige verslavingsproblematiek (cocaïne, cannabis, alcohol). In Pro Justitia-rapportages is aangegeven dat behandeling niet meer zinvol wordt geacht. In het advies van 22 augustus 2017 komt de reclassering op basis van aanhoudende recidive tot een hoger recidiverisico en een grotere kans op agressie dan waar zij in het reclasseringsadvies van 14 augustus 2017 van uit is gegaan en adviseert zij de officier van justitie (in een andere, lopende zaak) een vordering tot voorlopige hervatting van de dwangverpleging te overwegen. De reclassering conformeert zich aan dat standpunt en adviseert in onderhavige zaak daarom een onvoorwaardelijke sanctie.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 8.432,34 aan materiële schade en een vergoeding van € 450,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de vordering voor wat de materiële schade betreft. De opgegeven posten zorgen voor discussie en leveren een onevenredige belasting van het strafgeding op. De vordering is toewijsbaar voor wat de immateriële schade betreft.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen. Subsidiair heeft hij verzocht het materiële deel af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op materiële schade vergt nader onderzoek en dat levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 19 augustus 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 450,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van negen maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, inhoudende dat betaling door de een de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] ( [adres benadeelde] , [woonplaats benadeelde] ), te betalen een bedrag van
€ 450,00 (zegge: vierhonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 450,00(hoofdsom,
zegge: vierhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 450,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
negen dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter,
en mrs. J.C.M. Persoon en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 februari 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 19 augustus 2017 te Rotterdam
op de openbare weg, te weten de [plaats delict]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een portemonnee (met een wit koord) (inhoudende onder andere een geldbedrag
van (totaal) ongeveer 110 euro en/of één of meer pasje(s)) in elk geval
enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- ( onverhoeds) (met kracht) trekken en/of rukken aan de portemonnee die om de
nek van die [naam slachtoffer] hing en/of
- slaan en/of stompen tegen/op/in de nek, althans het lichaam, van die [naam slachtoffer]
;