ECLI:NL:RBROT:2018:9369

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 september 2018
Publicatiedatum
15 november 2018
Zaaknummer
10/812122-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van zware mishandeling met houten balken

In de zaak tegen de verdachte, die op 2 februari 2015 betrokken was bij een geweldsincident in Rotterdam, heeft de rechtbank op 14 september 2018 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het (mede)plegen van zware mishandeling door het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer, [betrokkene], met houten balken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte slechts één klap met een balk heeft gegeven, terwijl de medeverdachte de rest van de klappen heeft uitgedeeld. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het ontstaan van zwaar letsel door de klap van de verdachte, en dat er ook onvoldoende bewijs was voor medeplegen met betrekking tot de klappen die de medeverdachte heeft gegeven, omdat er geen sprake was van dubbel opzet. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte als consistent en geloofwaardig beoordeeld, terwijl de verklaringen van het slachtoffer als ongeloofwaardig werden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet als pleger of medepleger kan worden aangemerkt voor het toebrengen van het zware lichamelijk letsel aan [betrokkene]. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/812122-16
Datum uitspraak: 14 september 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[Naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. K. Blonk, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 augustus 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Hes heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Motivering vrijspraak

Inleiding
Het incident en het letsel
Op 2 februari 2015 heeft omstreeks 18.45 uur een geweldsincident (hierna: het incident) plaatsgevonden in het pand aan de [adres delict] te Rotterdam. Dit pand werd gehuurd door [medeverdachte 1] (hierna: de medeverdachte). Bij het incident zijn betrokken geweest de verdachte, de medeverdachte en [betrokkene] (hierna: [betrokkene] ). Bij dit incident heeft de verdachte een steekwond in zijn bovenarm en een steekwond in zijn bovenbeen opgelopen. [betrokkene] heeft aan dit incident onder meer een gebroken borstwervel, een gebroken oogkas, een gebroken kaakholte en een gebroken onderarm overgehouden. Dit letsel van [betrokkene] wordt aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Uiteenlopende verklaringen
De verklaringen die de verdachte en de medeverdachte enerzijds en [betrokkene] anderzijds over de aanloop naar en het verloop van het incident hebben afgelegd staan haaks op elkaar.
De verklaringen van de verdachte en de medeverdachte houden het volgende in. De verdachte en de medeverdachte kennen [betrokkene] niet. Toen zij op 2 februari 2015 in het pand op de [adres delict] aanwezig waren, is [betrokkene] dat pand binnengekomen en heeft hij hun onder bedreiging van een mes geprobeerd geld afhandig te maken. Toen de verdachte en de medeverdachte weigerden geld af te staan, heeft [betrokkene] met het mes ingestoken op de verdachte. De verdachte en met name de medeverdachte hebben [betrokkene] vervolgens met houten balken geslagen.
De verklaringen van [betrokkene] houden het volgende in. De medeverdachte heeft [betrokkene] zwijggeld geboden nadat [betrokkene] geruime tijd voor het incident had gezien dat er in het pand aan de [adres delict] een hennepkwekerij werd opgebouwd. Op initiatief van de medeverdachte was afgesproken dat [betrokkene] op 2 februari 2015 naar de [adres delict] zou komen. Toen [betrokkene] daar aankwam, hebben de verdachte en de medeverdachte hem valselijk beschuldigd van het leeghalen van een wiethok en met houten balken op hem ingeslagen. [betrokkene] heeft zich verdedigd met een mes dat hij daar had gevonden.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de verklaringen van [betrokkene] over de aanloop naar het incident worden ondersteund door de bevindingen van de politie. Bovendien zijn de overige onderdelen van de verklaringen van [betrokkene] in de kern consistent. Om deze redenen stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de verklaringen van [betrokkene] over het incident, in tegenstelling tot de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte daarover, geloofwaardig zijn. Op grond van de verklaringen van [betrokkene] kan wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte [betrokkene] tezamen en in vereniging met de medeverdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd, voor zover thans van belang, dat de verklaringen van [betrokkene] , zowel over de aanleiding als over het incident zelf, volstrekt ongeloofwaardig zijn, en dat de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte wel kloppen. [betrokkene] heeft de medeverdachte aangevallen met een mes en hem gestoken. De verdachte heeft toen met het stuk hout [betrokkene] op afstand proberen te houden. De medeverdachte is de verdachte ongevraagd te hulp geschoten en heeft [betrokkene] met een stuk hout geraakt waar hij hem raken kon. Daardoor is het letsel bij [betrokkene] ontstaan. De verdachte kan niet als medepleger van het slaan door de medeverdachte worden aangemerkt.
Beoordeling
Beoordeling verklaringen [betrokkene]
De verklaringen die [betrokkene] over de aanloop naar het incident heeft afgelegd zijn weliswaar consistent, maar vinden, anders dan de officier van justitie heeft gesteld, onvoldoende steun in de bevindingen van de politie. Vast staat dat [betrokkene] en de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] hadden afgesproken elkaar op 2 februari 2015 omstreeks 18.00 uur te ontmoeten in de zaak van de gebruiker van dat telefoonnummer. Het dossier biedt echter onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie – die de officier van justitie trekt – dat voormeld telefoonnummer werd gebruikt door de medeverdachte. De omstandigheid dat het telefoonnummer van de medeverdachte en voormeld telefoonnummer in de periode van 1 januari 2015 tot en met 11 februari 2015 vaak op dezelfde momenten op dezelfde zendmasten zouden zijn aangestraald is onvoldoende voor die conclusie. De zendmasten waarop de beide telefoonnummers vaak tegelijkertijd zouden zijn aangestraald, zijn namelijk zendmasten in het centrum van Rotterdam, waarop telkens honderden, zo niet duizenden, telefoons tegelijkertijd aanstralen. Bovendien woont en werkt de medeverdachte in deze omgeving, zodat het niet vreemd is dat ook zijn telefoon daar zeer regelmatig aanstraalde. Het dossier biedt eveneens onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie – die de officier van justitie trekt – dat in het pand aan de [adres delict] een hennepkwekerij werd opgebouwd. Tegenover de ontkenning door de medeverdachte, die het pand aan de [adres delict] huurde, biedt de zich in het dossier bevindende foto waarop een bijna leeg houten hok te zien is, onvoldoende steun voor die conclusie. Ook de verklaring van een verbalisant dat er in het pand verhuisdozen zijn aangetroffen met daarin spullen die bestemd zijn voor hennepteelt, kan niet tot die conclusie leiden, nu de medeverdachte dit heeft ontkend en niet is beschreven welke spullen er in die verhuisdozen zaten en er bovendien geen foto’s zijn gemaakt van de inhoud van deze dozen.
De verklaringen die [betrokkene] heeft afgelegd over wat er zich op 2 februari 2015 in het pand aan de [adres delict] heeft afgespeeld zijn op meerdere onderdelen niet consistent. Met name over de volgorde waarin de verschillende gebeurtenissen hebben plaatsgevonden heeft [betrokkene] op 2 februari 2015 en 28 augustus 2015 heel verschillend verklaard. Daarnaast zijn deze verklaringen van [betrokkene] op een belangrijk onderdeel tegenstrijdig. Op 2 februari 2015 heeft [betrokkene] namelijk verklaard dat de medeverdachte hem direct na binnenkomst de sleutels van de afgesloten voordeur van het pand heeft gegeven, terwijl hij op 28 augustus 2015 heeft verklaard dat hij pas na afloop van het incident deze sleutels van de medeverdachte heeft gekregen. De eerste verklaring, die kort na het incident is afgelegd, past bovendien niet bij de dreigende situatie die [betrokkene] beschrijft.
Een wel consistent onderdeel in de verklaringen van [betrokkene] is dat hij tijdens het incident door het pand heen is gerend en daarbij door de verdachte en de medeverdachte met houten balken is geslagen. Als dit zou kloppen, zou de politie tijdens het sporenonderzoek door een groot deel van het pand bloedsporen hebben moeten aantreffen. Dit is echter niet gebeurd. Er zijn met name bloedsporen aangetroffen in een straal van enkele meters van de voordeur van het pand vandaan. Dit consistente onderdeel in de verklaringen van [betrokkene] wordt dus weerlegd door de resultaten van het sporenonderzoek van de politie.
Beoordeling verklaringen verdachte en medeverdachte
De verdachte en de medeverdachte hebben beiden meerdere keren verklaard over het incident. Zowel de verklaringen van de verdachte als die van de medeverdachte zijn consistent. Bovendien komen die verklaringen met elkaar overeen.
Uit de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte volgt dat het incident zich heeft afgespeeld in een straal van enkele meters van de voordeur van het pand vandaan. Ook hebben zij verklaard dat de verdachte zich, nadat hij was gestoken, heeft verplaatst naar een andere ruimte in het pand. De medeverdachte heeft verder nog verklaard dat [betrokkene] , nadat hij met de houten balken was geslagen, in zijn zoektocht naar de voordeur een uithoek van het pand is ingelopen en daar een ruit kapot heeft geslagen. Deze en ook andere onderdelen van de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte worden volledig ondersteund door de bloedsporen en overige sporen die de politie tijdens het onderzoek in het pand heeft aangetroffen.
Op de zich in het dossier bevindende foto’s van de jas die de verdachte ten tijde van het incident aanhad, is te zien dat er meer dan tien snijsporen op verschillende plaatsen op de jas zitten. Deze sporen duiden eerder op een aanvallende actie met een mes dan op een verdedigende actie met een mes en passen daarom bij het noodweerscenario waarover de verdachte en de medeverdachte hebben verklaard.
Tussenconclusie
Gezien het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat de verklaringen van [betrokkene] over het incident ongeloofwaardig zijn. Daarbij is ook nog betrokken dat [betrokkene] zijn aangifte van 2 februari 2016 twee dagen later heeft ingetrokken. Op deze verklaringen van [betrokkene] zal daarom geen acht worden geslagen. De verklaringen van de verdachte en de medeverdachte acht de rechtbank wel geloofwaardig en daarom zal daarvan worden uitgegaan bij de verdere beoordeling van deze zaak.
Is de verdachte als pleger of medepleger betrokken bij het zwaar lichamelijk letsel dat aan [betrokkene] is toegebracht?
Op grond van de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte stelt de rechtbank het volgende vast. De verdachte is door [betrokkene] met een mes aangevallen. Nadat hij door [betrokkene] eerst in zijn bovenarm en daarna in zijn bovenbeen was gestoken, is hij met zijn achterwerk op de grond gevallen. Terwijl hij op de grond lag, heeft hij een houten balk gepakt en [betrokkene] , die op dat moment op hem af kwam lopen, met die balk één klap gegeven.
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte vanuit die grondpositie [betrokkene] met die klap (een deel van) het hierboven vermelde zware lichamelijke letsel heeft toegebracht, zeker nu aannemelijk is dat, zoals door hem is verklaard, hij ten tijde van het incident een blessure had aan zijn rechterarm en -schouder.
De verdachte is daarom niet als pleger aansprakelijk voor het aan [betrokkene] toegebrachte letsel.
Blijft over de vraag of de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt. Daarvoor is dubbel opzet vereist, zowel opzet op de samenwerking met de medeverdachte als opzet
op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [betrokkene] .
In dat verband stelt de rechtbank op grond van de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte vast dat de medeverdachte, vlak nadat de verdachte ten val was gekomen en [betrokkene] één klap met een houten balk had gegeven, [betrokkene] meerdere harde klappen met een andere houten balk heeft gegeven. Door deze klappen van de medeverdachte heeft [betrokkene] het hierboven vermelde zware lichamelijke letsel opgelopen.
Uit het voorgaande blijkt dat de medeverdachte de verdachte te hulp is geschoten en de verdediging van hem heeft overgenomen. Daarom kan niet anders worden geoordeeld dan dat sprake is geweest van een nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte met het doel [betrokkene] te doen stoppen door middel van geweld. Niet kan echter worden geoordeeld dat verdachtes opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, was gericht op het toebrengen van het zware lichamelijke letsel dat de medeverdachte aan [betrokkene] heeft toegebracht. Niet is komen vast te staan dat hun gezamenlijke opzet daarop was gericht.
Daarbij is met name gelet op de verklaringen van de verdachte, die erop neerkomen dat hij [betrokkene] uit het oog is verloren nadat hij hem met een balk had geslagen en dat hij de medeverdachte in het geheel niet heeft gezien tijdens het incident in het donkere pand. Ook volgt uit de verklaringen dat de verdachte zich, op het moment dat de medeverdachte [betrokkene] moet hebben geslagen, aan het verplaatsen was naar een andere ruimte in het pand.
Conclusie
Nu gezien het vorenstaande niet kan worden geoordeeld dat de verdachte als pleger dan wel medepleger kan worden aangemerkt van het aan [betrokkene] toegebrachte zware lichamelijke letsel, kan het tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend worden bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en
spreekt de verdachtedaarvan
vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. W.H.S. Duinkerke en F.A. Groeneveld , rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 september 2018.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 02 februari 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, (te weten [betrokkene] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een breuk van de 3e borstwervel en/of een breuk van de buitenwand van de oogkas en/of een breuk van de kaakholte rechts en/of een breuk van het spaakbeen van de linker onderarm), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met kracht met een of meer (houten) latten/balken, althans harde voorwerpen, op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan.