In de zaak tegen de verdachte, die op 2 februari 2015 betrokken was bij een geweldsincident in Rotterdam, heeft de rechtbank op 14 september 2018 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het (mede)plegen van zware mishandeling door het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer, [betrokkene], met houten balken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte slechts één klap met een balk heeft gegeven, terwijl de medeverdachte de rest van de klappen heeft uitgedeeld. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het ontstaan van zwaar letsel door de klap van de verdachte, en dat er ook onvoldoende bewijs was voor medeplegen met betrekking tot de klappen die de medeverdachte heeft gegeven, omdat er geen sprake was van dubbel opzet. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte als consistent en geloofwaardig beoordeeld, terwijl de verklaringen van het slachtoffer als ongeloofwaardig werden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet als pleger of medepleger kan worden aangemerkt voor het toebrengen van het zware lichamelijk letsel aan [betrokkene]. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.