In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, aangeduid als [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2014. Het verzoek is ingediend door de vader, die sinds februari 2015 geen contact meer heeft gehad met zijn dochter. De moeder oefent het ouderlijk gezag uit en de minderjarige woont bij haar. De vader heeft zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige], vooral gezien de psychische gesteldheid van de moeder, die volgens de vader schadelijk kan zijn voor het welzijn van het kind. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in deze zaak geen voorlopige ondertoezichtstelling verzocht, omdat er onvoldoende informatie over de minderjarige beschikbaar was. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de situatie van de moeder en het gebrek aan contact tussen de vader en de minderjarige een bedreiging vormen voor de ontwikkeling van het kind. De kinderrechter heeft besloten om [minderjarige] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond voor de duur van twaalf maanden, met als doel het herstel van contact tussen de vader en de minderjarige en het waarborgen van haar ontwikkeling. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.