Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 8 augustus 2018;
- de brief met bijlagen van de zijde van de vrouw, gedateerd 21 september 2018 en
- het verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 24 september 2018.
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. Van den Hoek;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat mr. Van den Berg en
- de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), ter zitting vertegenwoordigd door [medewerker kinderbescherming] .
2.De vaststaande feiten
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2007 te [geboorteplaats 2] .
3.De beoordeling
- de noodzaak om te verhuizen;
- een goede voorbereiding van de verhuizing;
- het aanbieden van alternatieven of compensatie voor de verminderingen van de contactmogelijkheden met de andere ouder;
- de extra kosten van contact na de verhuizing;
- de bestendigheid van de nieuwe relatie van de verhuizende ouder;
- de mate waarin ouders nog in staat zijn tot overleg.
co-ouderschapsregeling, die erop neerkomt dat elk van partijen nagenoeg de helft van de zorg- en opvoedingstaken op zich neemt. Daarvoor was er sinds de echtscheiding een regeling waarbij de minderjarigen om de week één weekend en iedere dinsdagavond en –nacht bij de man verbleven.
4.De beslissing
- de oudste minderjarige verblijft één weekend per twee weken van vrijdag tot zondagavond bij de vrouw;
- de jongste minderjarige verblijft indien mogelijk ook één weekend per twee weken van vrijdag tot zondagavond bij de vrouw en anders van zaterdag tot zondagavond;
- de minderjarigen verblijven meer dan de helft van de vakanties en feestdagen bij de vrouw;