ECLI:NL:RBROT:2018:9336

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2018
Publicatiedatum
14 november 2018
Zaaknummer
C/10/511948 / HA ZA 16-1004
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad zorgverzekeraar door negatieve berichtgeving over zorgaanbieder

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Kliniek Naaldwijk en de Onderlinge Waarborgmaatschappij DSW Zorgverzekeraar U.A. en Stad Holland Zorgverzekeraar Onderlinge Waarborgmaatschappij U.A. Kliniek Naaldwijk, een instelling voor medisch-specialistische zorg, vorderde schadevergoeding van de zorgverzekeraars wegens onrechtmatige daad. De zorgverzekeraars hadden in 2011 een brief gestuurd naar verwijzende tandartsen waarin zij ernstige bezwaren uitten over de kwaliteit van de zorg die door Kliniek Naaldwijk werd geleverd, zonder dat zij daarvoor voldoende grond hadden. Kliniek Naaldwijk stelde dat deze negatieve berichtgeving schadelijk was voor haar reputatie en leidde tot een daling van het aantal verwijzingen door tandartsen.

De rechtbank oordeelde dat de zorgverzekeraars onrechtmatig hebben gehandeld door de brief te verzenden, omdat zij geen indicaties hadden dat de zorgkwaliteit onder de maat was. De rechtbank wees erop dat de zorgverzekeraars hadden moeten overleggen met Kliniek Naaldwijk voordat zij zulke ernstige beschuldigingen maakten. De rechtbank verklaarde DSW en Stad Holland hoofdelijk aansprakelijk voor de geleden en nog te lijden schade van Kliniek Naaldwijk en veroordeelde hen tot schadevergoeding, op te maken bij staat. De reconventionele vordering van de zorgverzekeraars werd afgewezen. De proceskosten werden eveneens aan de zorgverzekeraars opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/511948 / HA ZA 16-1004
Vonnis van 24 oktober 2018
in de zaak van
de stichting
STICHTING KLINIEK NAALDWIJK,
gevestigd te Naaldwijk,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.N.L. de Hoogh te Utrecht,
tegen
1. de onderlinge waarborgmaatschappij
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ DSW ZORGVERZEKERAAR U.A.,
gevestigd te Schiedam,
2. de onderlinge waarborgmaatschappij
STAD HOLLAND ZORGVERZEKERAAR ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ U.A.,
gevestigd te Schiedam,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. T. van der Valk te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Kliniek Naaldwijk en DSW c.s. genoemd worden. Gedaagden zullen afzonderlijk worden aangeduid als DSW respectievelijk Stad Holland.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 september 2016, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties;
  • de brief van de griffier van deze rechtbank van 14 december 2016, waarbij partijen zijn opgeroepen om ter zitting te verschijnen;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
  • het proces-verbaal van de op 11 mei 2017 gehouden comparitie van partijen, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd en door DSW c.s. productie 5;
  • de akte na comparitie van partijen tevens akte overlegging producties van Kliniek Naaldwijk;
  • de antwoordakte na comparitie van partijen van DSW c.s.;
  • de akte uitlaten producties van Kliniek Naaldwijk.
1.2.
Tot slot is de uitspraak nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Kliniek Naaldwijk is een instelling voor medisch-specialistische zorg als bedoeld in artikel 1.2 onder 1 Uitvoeringsbesluit WTZi en als zodanig in het bezit van een toelating zoals bedoeld in artikel 5 lid 1 Wet toelating zorginstellingen. Kliniek Naaldwijk verleent mondzorg zoals kaakchirurgen die plegen te bieden. Het betreft vrijwel uitsluitend zorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw).
Kliniek Naaldwijk heeft meerdere vestigingen. De hoofdvestiging is gelegen te Naaldwijk. Daarnaast zijn er in 2011 nevenvestigingen geopend te Zwijndrecht en Rotterdam en, in de loop van 2012, te Spijkenisse en Sliedrecht.
2.2.
DSW en Stad Rotterdam zijn zorgverzekeraars zoals bedoeld in artikel 1 aanhef en onder b Zvw. Zij bieden zorgverzekeringen aan zoals bedoeld in artikel 1 aanhef en onder d Zvw. Het gaat daarbij om onder meer basisverzekeringen tegen door verzekeringsnemers te maken zorgkosten, die in beginsel alle ingezetenen van Nederland verplicht dienen af te sluiten. De door hen aangeboden zorgverzekeringen hebben het karakter van 'restitutieverzekering'. Dit houdt in dat de verzekerden op grond van de met DSW c.s. gesloten zorgverzekeringen, in plaats van uitkering door middel van zorgverlening in natura, recht hebben op vergoeding van de door hen gemaakte kosten voor de zorgvormen die onder de dekking van de verzekering vallen. DSW c.s. hadden in 2011 geen contract met Kliniek Naaldwijk afgesloten.
2.3.
Op 8 april 2011 is op briefpapier van DSW de volgende brief verzonden aan Kliniek Naaldwijk:
“Betreft:
Kaakchirurgische hulp ZBC Naaldwijk
Geachte [..],
Zoals bij u bekend hebben DSW Zorgverzekeraar en Stad Holland Zorgverzekeraar geen overeenkomst kaakchirurgie met uw ZBC willen afsluiten. Desondanks declareert u rechtstreeks bij ons en blijken declaraties van u door ons betaalbaar gesteld te zijn. De door ons gedane betalingen beschouwen wij als onverplicht.
Ten aanzien van de kwaliteit van de kaakchirurgie hebben wij dermate ernstige bezwaren dat wij ook in de toekomst geen overeenkomst zullen afsluiten. In het belang van onze verzekerden rekenen wij het tot onze plicht de verwijzende tandartsen te informeren. Voorts wijzen wij u op uw informatieplicht jegens onze verzekerden door te melden dat de nota die zij van u krijgen niet door ons vergoed zal worden.
Hoogachtend,
tevens namens Stad Holland Zorgverzekeraar,
[tandarts]
Adviserend tandarts”
2.4.
De brief is door DSW per gelijke post toegezonden aan de (37) verwijzend tandartsen in de regio Naaldwijk. In de begeleidende brief aan de verwijzend tandartsen had DSW vermeld:
"Hiermee informeren wij u over de brief die wij onlangs aan het ZBC Naaldwijk hebben verzonden. Wij rekenen erop dat u hiermee rekening zult houden indien u naar een kaakchirurg wilt verwijzen."
2.5.
De rechtsbijstandsverzekeraar van Kliniek Naaldwijk heeft bij brief van 20 mei 2011 aan DSW aangegeven dat de inhoud van de brief van DSW aan Kliniek Naaldwijk van 8 april 2011 feitelijk onjuist en misleidend was en daarmee onrechtmatig. DSW werd gesommeerd om haar brief zo spoedig mogelijk te rectificeren en aansprakelijkheid te erkennen voor de door haar handelwijze bij Kliniek Naaldwijk ontstane schade.
2.6.
Bij brief van 16 juni 2011 reageerde DSW. In deze brief werd onder meer vermeld:
"Wij zijn bekend met de ernstige problemen ten aanzien van de kwaliteit van uw medewerker [Opm. rechtbank: de naam van de betrokken medewerker is in dit vonnis steeds vervangen door:] X als kaakchirurg. Aan u hebben wij laten weten dat wij om die reden geen samenwerking wensen met u of met praktijken waar X werkzaam is. Declaraties kaakchirurgie die rechtstreeks bij ons worden ingediend, dan wel nota's die ons via onze verzekerden bereiken, zullen niet betaalbaar worden gesteld.
Ons is bekend dat X behalve in Naaldwijk ook in de Anna Kliniek in Rotterdam en in Kliniek Zwijndrecht praktiseert. Voor deze praktijklocaties geldt ons standpunt voor wat betreft de kaakchirurgie onverminderd.
Wij wijzen u op de plicht onze verzekerden, voordat kaakchirurgische behandeling plaatsvindt, te informeren over het feit dat de behandelingen niet door ons vergoed zullen worden. Indien u dit nalaat, wijzen wij u erop dat u schadeplichtig bent jegens onze verzekerden.
Deze brief wordt overigens mede namens Stad Holland Zorgverzekeraar naar u verzonden."
2.7.
De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft bij vonnis in kort geding van 23 augustus 2011 DSW en Stad Holland veroordeeld om hun negatieve berichtgeving over Kliniek Naaldwijk te rectificeren en een bedrag van € 40.000,- als voorschot op de schadevergoeding te betalen. DSW heeft daarop een rectificatie aan de verwijzende tandartsen in de regio Naaldwijk verzonden en genoemd voorschot op de schadevergoeding en de proceskosten ad € 2.650,81 aan Kliniek Naaldwijk voldaan.

3.Het geschil

3.1.
Kliniek Naaldwijk vordert in conventie bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de geleden en nog te lijden schade van Kliniek Naaldwijk die uit de handelwijze van DSW c.s. van 2011 voortvloeit c.q. zal voortvloeien;
II. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van het onrechtmatig handelen tot aan de dag van de algehele voldoening;
III. gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de (na)kosten van het geding.
3.2.
Kliniek Naaldwijk legt aan haar vordering - kort gezegd – het volgende ten grondslag.
De berichtgeving van DSW c.s. aan verwijzers over de vermeend gebrekkige kwaliteit van de door Kliniek Naaldwijk verleende zorg in 2011 is jegens Kliniek Naaldwijk aan te merken als een onrechtmatige daad. De daardoor ontstane schade, waarvan meer dan aannemelijk is dat deze substantieel hoger is dan het betaalde voorschot, dient door DSW c.s. aan Kliniek Naaldwijk te worden vergoed.
3.3.
Door DSW c.s. worden deze stellingen gemotiveerd betwist. Zij bepleiten in conventie de vorderingen af te wijzen, met veroordeling van Kliniek Naaldwijk in de proceskosten.
3.4.
Onder verwijzing naar haar stellingen in conventie vorderen DSW c.s. in reconventie om bij vonnis Kliniek Naaldwijk te veroordelen om een bedrag ad € 42.650,91 (terug) te betalen, met veroordeling van Kliniek Naaldwijk in de proceskosten.
3.5.
Kliniek Naaldwijk concludeert de vordering in reconventie af te wijzen, met veroordeling van DSW c.s. in de proceskosten.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Ter onderbouwing van haar stelling dat het verzenden van de brief van 8 april 2011 jegens haar onrechtmatig is, voert Kliniek Naaldwijk het volgende aan.
Eerst ter gelegenheid van de behandeling van het kort geding heeft DSW toegelicht dat hun bezwaren enkel betrekking hadden op het functioneren van X, en niet tegen het functioneren van de andere aan de Kliniek Naaldwijk verbonden kaakchirurgen dan wel tegen het functioneren van Kliniek Naaldwijk als zodanig. DSW heeft voorafgaand aan de brief van 8 april 2011 geen contact opgenomen met Kliniek Naaldwijk en/of X om zorgen met betrekking tot de kwaliteit van de door X geleverde zorg te bespreken, daarover vragen te stellen of anderszins informatie in te winnen.
Nu DSW aan alle relevante tandartsen heeft laten weten dat de kwaliteit van de in Kliniek Naaldwijk verleende zorg dermate onder de maat is dat de kosten daarvoor niet meer voor vergoeding in aanmerking kwamen, heeft dat - logischerwijs - een enorme impact op het draagvlak van Kliniek Naaldwijk onder het netwerk van verwijzers. Deze verwijzers zien immers niet alleen verzekerden van DSW, maar ook van alle andere zorgverzekeraars in Nederland. De (roekeloze) handelwijze van DSW was, blijkens de brief van 8 april 2011, dan ook bewust gericht op het verleggen van de patiëntenstroom, ten nadele van Kliniek Naaldwijk. Bovendien bood de brief concurrenten van Kliniek Naaldwijk alle gelegenheid om zich aan verwijzende tandartsen te presenteren. In ieder geval Kaakchirurgisch Centrum Delfland heeft deze mogelijkheid niet onbenut gelaten.
Voorts staat vast dat het besluit van DSW ook niet te rechtvaardigen viel. De kwaliteit van de binnen Kliniek Naaldwijk door X geleverde zorg was niet onder de maat en/of als zorgelijk te beschouwen. X functioneerde zonder problemen; nimmer zijn er klachten over zijn functioneren binnen Kliniek Naaldwijk door patiënten en/of collega's ingediend.
4.2.
DSW c.s. voeren tegen de vorderingen onder meer het volgende aan.
Een belangrijke doelstelling van de Zvw is het waarborgen dat burgers de zorg kunnen krijgen die zij nodig hebben. Op grond van artikel 11 van de Zvw en het Toezichtkader zorgplicht zorgverzekeraars van de Nederlandse Zorgautoriteit moet een zorgverzekeraar tegenover zijn verzekerden een 'zorgplicht' in acht nemen. Dit betekent dat de verzekeraar er onder andere voor moet zorgen dat de verzekerde kwalitatief goede zorg krijgt.
DSW heeft in het belang van haar verzekerden de verwijzende tandartsen geïnformeerd over de "dermate ernstige bezwaren" ten aanzien van de kwaliteit van kaakchirurgie in Kliniek Naaldwijk.
Aanleiding voor het toesturen van die brief was de aanwezigheid van X, kaakchirurg, in Kliniek Naaldwijk. DSW beschikte over een rapport uit 2009 dat in opdracht was geschreven van de raad van bestuur van Medisch Centrum Haaglanden (hierna: het MCH-rapport), het ziekenhuis waar X eerder werkzaam is geweest, en een rapport van de toenmalige Inspectie voor de Gezondheidszorg (hierna: "IGZ") van 24 maart 2011 over het functioneren van X. Alhoewel de IGZ X zijn beroepsuitoefening niet onmogelijk maakt, is DSW gegeven de geschiedenis van X en de voorwaarden die de IGZ formuleert omtrent de voortzetting van zijn werkzaamheden ("een zekere vorm van bewaking", "parttime" op basis van "beperkende afspraken") van oordeel dat haar verzekerden beter af zijn bij een andere aanbieder van extramurale mondzorg. Op grond van het recht op vrijheid van meningsuiting mochten DSW c.s. dit aan de verwijzende tandartsen laten weten.
DSW mag afgaan op een bericht dat afkomstig is van een overheidsorgaan, zoals de IGZ, zonder dat naar de juistheid daarvan een zelfstandig onderzoek wordt uitgevoerd. Als “klant” en financier behoefden DSW c.s. zich niet te houden aan het beginsel van hoor en wederhoor.
Maar zelfs als dat anders zou zijn, dan heeft DSW zich bediend van bronnen waarop het beginsel van hoor en wederhoor al is toegepast.
De aanwezigheid van X straalt af op het totale kwaliteitsbesef van Kliniek Naaldwijk. DSW c.s. hoefden dan ook hun bezwaren niet te beperken tot X.
De laatste zin van de brief van 8 april 2011 is feitelijk onjuist maar niet onrechtmatig.
4.3.
Op de zitting hebben DSW c.s. toegelicht dat zij in de zomer van 2010 op de hoogte geraakt zijn van het MCH-rapport over het functioneren van X. Dit op 27 januari 2009 uitgebrachte rapport houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in:
“Vraag van de Voorzitter Raad van Bestuur MCH:
Heeft U (de commissie) aan de hand van de door U gevoerde (te voeren) gesprekken en/of verder onderzoek, gerechtvaardigd vertrouwen in de medische kwaliteiten en handelwijze van collega X?”
De commissie bestaat uit: prof. dr. [persoon 1] , op uitnodiging van de Raad van Bestuur en dr. [persoon 2] op uitnodiging van X.
[..]
Drie aspecten springen in het oog.
Organisatorische [..] Dit onderdeel van de problematiek kan derhalve niet louter en alleen op de schouders van X worden gelegd. [..]
Communicatieve [..] dat X communicatief te kort schiet.
Medisch kwalitatieve [..] De commissie meent dat bij een aantal incidenten [..] de fysieke patiëntveiligheid in het geding is geweest. Paren we het boven beschrevene aan de ”Algemene competenties van de medisch specialist” zoals neergelegd in de notitie van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst dan kan de commissie niet anders dan tot de conclusie komen dat er disfunctie plaats vindt. De patiëntveiligheid, onder alle omstandigheden, is bij X, als hij op deze wijze blijft functioneren, niet gewaarborgd.”
Bij brief van 16 augustus 2010 heeft DSW de IGZ hiervan op de hoogte gebracht omdat zij het in eerste instantie op de weg van de IGZ vond liggen als toezichthouder op de kwaliteit van zorg om in te grijpen. Toen zij op 11 oktober 2010 nog geen reactie van de IGZ had ontvangen, heeft zij opnieuw een brief gestuurd met het verzoek om een reactie. Toen actie van de IGZ uitbleef, hebben DSW c.s. op 8 april 2011 de bewuste brief geschreven zonder nader contact met de IGZ en/of Kliniek Naaldwijk op te nemen. Anders dan zij in hun conclusie van antwoord schreven kenden zij toen nog niet het rapport van de IGZ van 24 maart 2011. Zakelijk weergegeven, houdt dit rapport het volgende in:
“1. Aanleiding voor het onderzoek
In april 2010 is door de inspectie, na inspectieonderzoek, een conceptrapport uitgebracht over het functioneren van X, kaakchirurg. [..] Aanleiding voor dit inspectieonderzoek was de melding van het Medisch Centrum Haaglanden (MCH) te Den Haag over het functioneren van X. [..]
Door X werd gesteld dat bij de werkzaamheden in Kliniek Naaldwijk, waar X werkzaam is vanaf oktober 2009, geen schade meer is opgetreden. Er zouden zich evenmin complicaties of klachten over het handelen van X hebben voorgedaan. Daar X in mei 2010 kenbaar maakte de beroepsuitoefening voort te willen zetten, is gezien de eerdere conclusie van de Inspectie besloten tot vervolgonderzoek.

2.Onderzoeksopzet

Het vervolgonderzoek richtte zich enerzijds op het verder onderbouwen van de in het
(concept)rapport van april 2010 opgenomen conclusies en anderzijds op het functioneren van X in de Kliniek in Naaldwijk.
De inspectie wilde bij dit vervolgonderzoek vooral duidelijk krijgen of door X bij de werkzaamheden in de kliniek op een veilige en verantwoorde wijze wordt gehandeld. In dit kader zijn de huidige werkgever, omringende instanties en een aantal verwijzend tandartsen bij het vervolgonderzoek betrokken.
[..]
10. Conclusies
1. Het dossieronderzoek van de patiënten die werden behandeld in het MCH en het IJsselland ziekenhuis toont aan dat de dossiervoering van X in beide ziekenhuizen onvoldoende was. Deze dossiervoering voldeed niet aan de daaraan te stellen eisen. [..]
2. Over het functioneren van de arts in de perifere kliniek voor tandheelkunde In Naaldwijk is door X, de bestuurder en een collega kaakchirurg eensluidend aangegeven dat op voldoende veilige wijze en verantwoord door X wordt behandeld. Daarbij wordt door de bestuurder voorzien in een zekere vorm van bewaking.
3. Bij navraag bij verwijzend tandartsen, de NMT, de NVMKA, DSW en het Scheper en Tjongerschans ziekenhuis, komen geen signalen naar voren die wijzen op een niet verantwoord handelen van X.
4. Behoudens één al eerder bekende melding, heeft de Inspectie vanaf oktober 2009 geen nieuwe meldingen of concrete signalen over het functioneren van X ontvangen.
Eindconclusie
De eindconclusie luidt dan ook dat de werkzaamheden van X (twee dagen per week en met een zekere vorm van bewaking) in de kliniek tot nu toe veilig en verantwoord verlopen.
Het is kennelijk zo dat X in de setting van een algemeen ziekenhuis, met alle hectiek die dit met zich meebrengt, minder goed gedijd. Naar alle waarschijnlijkheid zijn er in een algemeen ziekenhuis te hoge eisen aan X gesteld waardoor disfunctie is ontstaan.
Ook zal het feit dat X de werkzaamheden in de kliniek In Naaldwijk parttime uitoefent van invloed zijn.
De Inspectie stelt zich dan ook - gelet op haar rapport van 20 oktober 2010 en het onderhavige aanvullende onderzoek - op het standpunt dat X beter niet meer kan werken in een algemeen ziekenhuis.
Zij is bereid om met X beperkende afspraken te maken voor wat betreft het functioneren.
Te denken valt hierbij aan de afspraak dat X slechts werkzaamheden verricht in een perifere kliniek voor tandheelkunde, waarbij X zich dient te beperken tot poliklinische verrichtingen onder lokale anesthesie.
X dient zich echter wel te realiseren dat - indien er wederom sprake mocht zijn van een door X veroorzaakt incident - de Inspectie het rapport van 20 oktober 2010 en het onderhavige aanvullende onderzoek bij haar onderzoek naar dit incident zal betrekken.”
4.4.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Hoewel het de vraag is of de wettelijke zorgplicht die DSW c.s. in 2011 hadden hen ook verantwoordelijk maakte voor de zorg die werd geleverd door zorgaanbieders met wie zij geen contract hadden afgesloten – het door DSW c.s. overgelegde Toezichtkader zorgplicht zorgverzekeraars Zvw dateert immers van december 2014 en in de daaraan voorafgaande beleidsregel stond dat ervan wordt uitgegaan dat de verzekerde er zelf op let dat hij naar een gekwalificeerde beroepsuitoefenaar of instelling gaat – is het in zijn algemeenheid niet onrechtmatig te achten indien een restitutieverzekeraar zijn verzekerden en/of verwijzende artsen informeert over ernstige zorgen over de kwaliteit met betrekking tot een bepaalde zorgverlener en/of instelling.
4.5.
In dit concrete geval acht de rechtbank de handelwijze van DSW c.s. onrechtmatig. Zoals uit het voorgaande blijkt beschikten zij over geen enkele indicatie dat de in Kliniek Naaldwijk verleende zorg kwalitatief onder de maat was. Er was weliswaar concrete informatie dat één van de aldaar werkzame kaakchirurgen, X, enkele jaren daarvoor in de setting van een algemeen ziekenhuis had gedisfunctioneerd maar of hij binnen Kliniek Naaldwijk slechte kwaliteit leverde was hen niet bekend. DSW c.s. hadden daarin inzicht kunnen krijgen indien zij tevoren contact hadden opgenomen met de IGZ en de kliniek zelf. Niet in geschil is dat DSW daadwerkelijk heeft getracht nadere informatie te verkrijgen van de IGZ, doch dat de IGZ – blijkens haar rapport van 24 maart 2011 – gedurende de looptijd van het onderzoek daarover geen gegevens wenste te verschaffen. Dat DSW vervolgens na het verschijnen van dit rapport, zonder nadere consultatie van de IGZ, op 8 april 2011 de eerder genoemde brief heeft verzonden is onzorgvuldig. Naar het oordeel van de rechtbank leverde de uitkomst van het MCH-rapport van 27 januari 2009 onvoldoende rechtvaardiging op voor het schrijven van de brief van 8 april 2011 en daarvan per gelijke post een afschrift te verzenden aan de verwijzende tandartsen. In die brief werden bovendien in het algemeen ernstige bezwaren geuit ten aanzien van de kwaliteit van de kaakchirurgie binnen Kliniek Naaldwijk. Indien DSW c.s. contact met de kliniek hadden opgenomen hadden zij te horen gekregen dat destijds 4 kaakchirurgen bij Kliniek Naaldwijk werkzaam waren en dat X er slechts gedurende 2 dagen per week werkte. De stelling, dat de aanwezigheid van X afstraalt op het totale kwaliteitsbesef van Kliniek Naaldwijk, hebben DSW c.s. tegen deze achtergrond onvoldoende toegelicht. Tot slot is de laatste zin van de brief van 8 april 2011 feitelijk onjuist, zoals DSW c.s. ook hebben erkend. DSW c.s. waren wel degelijk gehouden om nota’s die zij van verzekerden kregen met betrekking tot in Kliniek Naaldwijk verleende zorg te vergoeden.
Samenvattend was het in afschrift verzenden van de brief van 8 april 2011 aan de (37) verwijzend tandartsen in de regio Naaldwijk onrechtmatig. In de begeleidende brief werd ook nog eens expliciet gesteld om met de brief rekening te houden indien zij naar een kaakchirurg willen verwijzen. Zoals Kliniek Naaldwijk terecht heeft gesteld heeft dat - logischerwijs - een enorme impact op het draagvlak van Kliniek Naaldwijk onder het netwerk van verwijzers. Deze verwijzers zien immers niet alleen verzekerden van DSW c.s., maar ook van alle andere zorgverzekeraars in Nederland.
Nu hun handelwijze in strijd was met de wet, kunnen DSW c.s. zich niet beroepen op het recht op vrijheid van meningsuiting.
4.6.
De vordering om voor recht te verklaren dat DSW c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de geleden en nog te lijden schade van Kliniek Naaldwijk die uit de handelwijze van DSW c.s. van 2011 voortvloeit c.q. zal voortvloeien zal derhalve worden toegewezen.
4.7.
Partijen twisten over de vraag of en in welke mate door de handelwijze van DSW c.s. schade is ontstaan. Op grond van de door Kliniek Naaldwijk overgelegde omzetcijfers (welke een daling van hun omzet vanaf april 2011 laten zien) en uitgewerkte voorbeelden van het verwijzingsgedrag van twee tandartsen is aannemelijk dat zij als gevolg van de handelwijze van DSW c.s. mogelijk schade heeft geleden, zodat ook de gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure toewijsbaar is. Omdat geen concreet bedrag aan schadevergoeding door Kliniek Naaldwijk wordt gevorderd behoeft de rechtbank in dit stadium geen verder onderzoek te doen naar de vraag of deze cijfers kloppen, of de gegeven voorbeelden representatief zijn, of de omzetdaling volledig valt toe te rekenen aan het onrechtmatig handelen van DSW c.s. en/of het effect van de brief na de rectificatie was uitgewerkt.
4.8.
De reconventionele vordering zal worden afgewezen nu de vordering in conventie niet wordt afgewezen omdat er geen sprake was van onrechtmatig handelen of omdat er geen schade door het handelen van DSW c.s. is geleden, zodat thans geen terugbetalingsverplichting ontstaat. Voor de goede orde overweegt de rechtbank dat hiermee in deze procedure niet is komen vast te staan dat de door Kliniek Naaldwijk geleden schade als gevolg van het onrechtmatig handelen van DSW c.s. in ieder geval een bedrag van
€ 40.000,- bedraagt. Dat bedrag is door de voorzieningenrechter als voorschot toegekend en dient verrekend te worden met het bedrag dat in de schadestaatprocedure zal worden vastgesteld.
4.9.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen DSW c.s. zowel in conventie als in reconventie in de kosten worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van Kliniek Naaldwijk worden in conventie begroot op:
- dagvaarding € 94,08
- betaald griffierecht 619,00
- salaris advocaat
1.629,00(3 punten× factor 1,0 × tarief € 543,-)
Totaal € 2.342,08
In reconventie bedragen de proceskosten aan haar kant (3 punten×factor 0,5 × tarief € 543,-) = € 814,50.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat DSW en Stad Holland hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de geleden en nog te lijden schade van Kliniek Naaldwijk die uit de handelwijze van DSW c.s. van 2011 voortvloeit c.q. zal voortvloeien;
5.2.
veroordeelt DSW en Stad Holland hoofdelijk tot vergoeding van de geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van het onrechtmatig handelen tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt DSW en Stad Holland hoofdelijk in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Kliniek Naaldwijk begroot op € 2.342,08, te vermeerderen met de nakosten ad
€ 157,- zonder betekening en verhoogd met € 82,- in geval van betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover wanneer de betaling niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis heeft plaatsgevonden.
5.4.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie:
5.5.
wijst de vordering af;
5.6.
veroordeelt DSW en Stad Holland hoofdelijk in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Kliniek Naaldwijk begroot op € 814,50, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover wanneer de betaling niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis heeft plaatsgevonden.
5.7.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema, mr. A. Boer en mr. A.C. Hendriks en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2018.