ECLI:NL:RBROT:2018:925

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
12 februari 2018
Zaaknummer
10/660389-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens inbraak met onvoldoende bewijs van aanwezigheid verdachte

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 24 maart 2016 zou hebben ingebroken in een woning te Rotterdam, heeft de rechtbank Rotterdam op 23 januari 2018 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het samen met anderen plegen van inbraak met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie, mr. E.J.V. Pols, vrijspraak gevorderd, wat door de verdediging werd ondersteund. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ontkent ooit in de woning te zijn geweest en dat het scenario dat hij schetst, niet volstrekt onaannemelijk is. Er zijn enkele goederen aangetroffen in de woning, waaronder een lippenbalsem waarvan het DNA overeenkomt met dat van de verdachte. Echter, de verdachte heeft verklaard dat deze lippenbalsem in een jas zat die eerder was verdwenen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de sleutels die in de woning zijn aangetroffen, niet passen op de deur van de woning van de verdachte. Bovendien was de auto van de verdachte, een Kia Rio, op het moment van de inbraak in de nabijheid van de woning, maar de broer van de verdachte was kort na de inbraak als bestuurder gecontroleerd. Gezien deze omstandigheden kon de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen dat de verdachte daadwerkelijk aanwezig was tijdens de inbraak. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/660389-16
Datum uitspraak: 23 januari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
gemachtigde raadsvrouw, mr. M. Ketting, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging

De officier van justitie mr. E.J.V. Pols heeft vrijspraak van het ten laste gelegde gevorderd. De verdediging heeft eveneens bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken.

4.Vrijspraak

Op grond van de inhoud van het dossier stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 24 maart 2016 is, waarschijnlijk door drie personen, ingebroken in een woning gelegen aan de [adres delict] te Rotterdam.
De daders hebben in de woning een aantal goederen achtergelaten. In een slaapkamer zijn onder meer een mobiele telefoon, een sleutelbos met twee sleutels en een lippenbalsem aangetroffen. De verdachte ontkent dat hij op enig moment in die woning is geweest.
Uit onderzoek door de politie is gebleken dat de in de woning aan de [adres delict] aangetroffen sleutels niet op de toegangsdeur van de woning van de verdachte passen.
Daarmee zijn die sleutels niet zonder meer met de verdachte te verbinden.
Van de lippenbalsem is een spoor veiliggesteld. Uit onderzoek van het NFI blijkt dat het DNA in dat spoor wel overeenkomt met dat van de verdachte.
De verdachte heeft echter verklaard dat de aangetroffen lippenbalsem waarschijnlijk in de zak van een jas heeft gezeten die al eerder bij hem van zijn kapstok is verdwenen. In die jaszak bevonden zich toen ook een mobiele telefoon en een sleutelbos met twee sleutels. Hij stelt dan ook dat uit de aanwezigheid van die lippenbalsem op de plaats delict niet zijn aanwezigheid ter plaatse afgeleid mag worden.
De politie heeft vastgesteld dat de op de [adres delict] inbeslaggenomen mobiele telefoon en een door de verdachte gehuurde zwarte Kia Rio, voorzien van kenteken [kentekennummer] , op 24 maart 2016 beide - ten tijde van de inbraak - op dezelfde locatie waren, en wel in de nabijheid van de van de woning waar is ingebroken.
Gebleken is echter ook dat de broer van de verdachte één dag na de inbraak als bestuurder is gecontroleerd in deze Kia Rio. Ook hieruit blijkt dus niet dat deze auto alleen bij de verdachte in gebruik is geweest.
De rechtbank overweegt in het licht van het bovenstaande dat het door verdachte geschetste scenario waarbij een ander dan de verdachte in het bezit is geweest van zijn lippenbalsem en zijn aanwezigheid in de woning aan de [adres delict] daaruit dus niet mag worden afgeleid, niet volstrekt onaannemelijk is en ook niet wordt weerlegd door hetgeen zich verder in het dossier bevindt.
Gelet hierop kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die op 24 oktober 2016 in de woning aanwezig is geweest ten tijde van de inbraak of bij die inbraak anderszins betrokken is geweest.
De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.

5.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. S. Riege en A. Greeve-Kortrijk, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 24 maart 2016 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen
aan de [adres delict] ) heeft weggenomen één of meerdere siera(a)d(en) en/of
klui(s)(z)(en)/kistje(s) en/of geld (totaal ongeveer 1.110,= euro) en/of een
trouwboekje en/of polis(sen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen siera(a)d(en) en/of
klui(s)(z)(en)/kistje(s) en/of geld en/of trouwboekje en/of polis(sen) onder
zijn/haar/hun bereik had(den) gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
(Artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht