ECLI:NL:RBROT:2018:925
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.G. van de Grampel
- S. Riege
- A. Greeve-Kortrijk
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in strafzaak wegens inbraak met onvoldoende bewijs van aanwezigheid verdachte
In de strafzaak tegen de verdachte, die op 24 maart 2016 zou hebben ingebroken in een woning te Rotterdam, heeft de rechtbank Rotterdam op 23 januari 2018 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het samen met anderen plegen van inbraak met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie, mr. E.J.V. Pols, vrijspraak gevorderd, wat door de verdediging werd ondersteund. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ontkent ooit in de woning te zijn geweest en dat het scenario dat hij schetst, niet volstrekt onaannemelijk is. Er zijn enkele goederen aangetroffen in de woning, waaronder een lippenbalsem waarvan het DNA overeenkomt met dat van de verdachte. Echter, de verdachte heeft verklaard dat deze lippenbalsem in een jas zat die eerder was verdwenen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de sleutels die in de woning zijn aangetroffen, niet passen op de deur van de woning van de verdachte. Bovendien was de auto van de verdachte, een Kia Rio, op het moment van de inbraak in de nabijheid van de woning, maar de broer van de verdachte was kort na de inbraak als bestuurder gecontroleerd. Gezien deze omstandigheden kon de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen dat de verdachte daadwerkelijk aanwezig was tijdens de inbraak. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.