ECLI:NL:RBROT:2018:924

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
12 februari 2018
Zaaknummer
vordering TUL: 10/741315-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf na overtreding bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 23 januari 2018 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van de veroordeelde. De officier van justitie had deze vordering ingediend omdat de veroordeelde zich niet aan de opgelegde bijzondere voorwaarden had gehouden. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan een deel voorwaardelijk was opgelegd met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank had eerder al een gedeeltelijke tenuitvoerlegging gelast, maar de veroordeelde had opnieuw de voorwaarden overtreden door niet te verschijnen bij de reclassering en door een behandeling in een forensische kliniek te weigeren. De reclassering had geadviseerd tot volledige tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel, gezien de hoge recidivekans en de aanhoudende problematiek van de veroordeelde. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde verwijtbaar de bijzondere voorwaarden niet had nageleefd en gelastte de tenuitvoerlegging van het resterende voorwaardelijke gedeelte van negen maanden. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer TUL: 10/741315-14
Beslissing van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam in de zaak tegen de veroordeelde

[naam veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres veroordeelde] , [woonplaats veroordeelde]
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Rotterdam.

Vordering

De officier van justitie heeft een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van het bij vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken van deze rechtbank van 20 november 2015, aan de veroordeelde in voorwaardelijke vorm opgelegd strafdeel.
Bij de vordering is overgelegd het rapport van Bouman GGZ, afdeling reclassering,
(hierna: de reclassering) van 30 november 2017.

Feiten

Bij voornoemd vonnis, dat onherroepelijk is geworden, is aan de veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 3 jaar met aftrek van voorarrest.
Daarbij is met vaststelling van een proeftijd van 2 jaar bepaald dat een gedeelte van deze straf, groot 1 (één) jaar, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de veroordeelde de gestelde algemene en bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Als bijzondere voorwaarden zijn gesteld dat:
1. de veroordeelde zich zal melden bij Bouman GGZ, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zich voor behandeling van zijn middelenproblematiek op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling klinisch zal laten opnemen in de Boumankliniek, althans een soortgelijke intramurale instelling, en dat hij zich zal houden aan de aanwijzingen die door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden gegeven, gedurende de proeftijd en na ingang van de proeftijd, of zoveel korter als de (geneesheer-)directeur van die instelling verantwoord vindt;
3. de veroordeelde zich onder ambulante behandeling zal stellen bij Polikliniek Bouman of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, voor zijn middelenproblematiek, gedurende de proeftijd en na ingang van de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de zorginstelling/behandelaars verantwoord vindt.
De mededeling voorwaardelijke veroordeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 24 februari 2016 aan de veroordeelde verzonden.
Bij beslissing van deze rechtbank is op vordering van de officier van justitie van 24 maart 2017 de tenuitvoerlegging gelast van een gedeelte van één maand van de bij voormeld vonnis aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Blijkens het uittreksel justitiële documentatie van 10 januari 2018 is bij vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 7 juli 2017 eveneens de tenuitvoerlegging gelast van een gedeelde van twee maanden van de bij voormeld vonnis aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.

Procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 23 januari 2018. De officier van justitie mr. M.O. van Driel en de raadsvrouw mr. R. van den Hemel, zijn gehoord. Voorts is als deskundige gehoord M.E. Erwich, als reclasseringswerker verbonden aan voornoemde reclasseringsinstelling.
De veroordeelde is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

Geldigheid oproeping

Gebleken is dat de oproeping voor de terechtzitting op de bij de wet voorgeschreven wijze aan de veroordeelde is betekend. Daarom is de oproeping geldig.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft op de terechtzitting gepersisteerd bij de ingediende vordering, met dien verstande dat het resterende voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf 9 maanden bedraagt, zodat de tenuitvoerlegging daarvan wordt gevorderd.

Bevoegdheid

De meervoudige kamer van deze rechtbank is bevoegd van de vordering kennis te nemen, aangezien deze kamer de straf waarvan de tenuitvoerlegging wordt gevorderd, heeft opgelegd.

Ontvankelijkheid

Volgens de mededeling voorwaardelijke veroordeling die aan de veroordeelde is toegezonden, is de proeftijd van 2 jaar ingegaan op 23 februari 2016.
De vordering is ingediend op 5 december 2017.
De vordering is dus tijdig voor het verstrijken van de proeftijd ingediend.
Het openbaar ministerie is daarom ontvankelijk in de vordering

Gegrondheid vordering

Het rapport van de reclassering houdt het volgende in.
De veroordeelde is in de nacht van 25 op 26 januari 2017 ontsnapt uit de Forensische Psychiatrische Kliniek Inforsa. De reclassering heeft destijds een advies tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling uitgebracht, waarna op 10 maart 2017 de zitting is gevolgd. De rechter heeft een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van één maand uitgesproken.
Omdat veroordeelde kort daarna (5 april 2017) recidiveerde werd hij veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. Op 2 november 2017 is de veroordeelde uit detentie gekomen, waarna hij aansluitend ter overbrugging werd geplaatst in de Forensische Psychiatrische Kliniek Veldzicht te Overijssel.
Veroordeelde heeft bij aankomst direct laten weten niet te willen meewerken aan een behandeling aldaar en heeft gezegd dat hij liever zijn voorwaardelijk strafdeel gaat uitzitten dan dat hij verplicht wordt om aan een behandeling mee te werken. De veroordeelde heeft de kliniek dezelfde dag verlaten.
Op 6 november 2017 is er opnieuw een advies tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling uitgebracht door de reclassering. Er werd afgesproken dat veroordeelde nog een laatste kans kreeg om zich te melden bij de reclassering op 22 november 2017.
De veroordeelde is echter niet naar de reclassering gekomen en heeft ook geen contact meer gezocht.
Op dit moment wordt het risico op recidive, gelet op het strafblad van de veroordeelde in combinatie met de nog steeds aanwezige verslavings-, persoonlijkheids- en sociaal maatschappelijke problematiek, als hoog ingeschat. De reclassering stelt zich op het standpunt dat alle mogelijke middelen zijn ingezet, maar dat deze niet het gewenste resultaat opleveren. Derhalve wordt er geen andere mogelijkheid gezien dan het adviseren van een volledige tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel.
De getuige-deskundige Erwich heeft op de terechtzitting verklaard dat de veroordeelde inmiddels meerdere malen de bijzondere voorwaarden heeft overtreden en dat hij niet openstaat voor klinische behandeling gericht op zijn middelengebruik en persoonlijkheidsproblematiek. Ook komt hij de meldplicht afspraken niet na.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de veroordeelde de hiervoor vermelde bijzondere voorwaarden verwijtbaar niet heeft nageleefd door de FPK Veldzicht te verlaten zonder dat hij daarvoor toestemming had gekregen en niet op diverse meldplichtafspraken te verschijnen. Eerder is al een deel van de voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer gelegd. Er is daarom aanleiding om de tenuitvoerlegging te gelasten van het resterende, aan de veroordeelde in voorwaardelijke vorm opgelegde strafdeel.

Beslissing

De rechtbank
gelast de
tenuitvoerleggingvan het resterende voorwaardelijk gedeelte, groot
9 (negen) maanden, van de bij voormeld vonnis aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Deze beslissing is genomen door mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. S. Riege en A. Greve-Kortrijk, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 januari 2018.
De jongste rechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.