ECLI:NL:RBROT:2018:9238

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2018
Publicatiedatum
12 november 2018
Zaaknummer
10/740252-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en bezit van cocaïne en wapen in Rotterdam

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 31 oktober 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende een periode van zes maanden cocaïne heeft gedeald. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. W.R. Arema. De officier van justitie, mr. C. Kroon, eiste een gevangenisstraf van 10 maanden met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 8 februari 2018 tot en met 18 juli 2018 meermalen opzettelijk cocaïne heeft verkocht en dat hij op 18 juli 2018 een traangas spuitbusje en een hoeveelheid cocaïne in zijn woning had. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft de straf gemotiveerd door te wijzen op de ernst van de feiten en de impact op de samenleving. De verdachte heeft erkend dat hij handelde om in zijn levensonderhoud te voorzien en zijn eigen drugsgebruik te bekostigen. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft ook de voorwaarden voor de proeftijd vastgesteld, waaronder de verplichting om zich niet aan strafbare feiten schuldig te maken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/740252-18
Datum uitspraak: 31 oktober 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[Naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] , [geboorteland] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. W.R. Arema, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 oktober 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. Kroon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De verdachte heeft bekend dat hij in de ten laste gelegde periode van 8 februari 2018 tot en met 18 juli 2018 in cocaïne heeft gehandeld en dat hij op de ten laste gelegde datum van
18 juli 2018 een busje traangas en een hoeveelheid cocaïne in zijn woning aanwezig had. De feiten zullen daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 08 februari 2018 tot en met 18 juli 2018 te Rotterdam, meermalen opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, één of meer gebruikershoeveelhedencocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 18 juli 2018 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met een giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/oftraanverwekkende stof, namelijk een traangas spuitbusje (met als opschrift American stile/NATO/CS-GAS/Silliarde/High Quality super Jet Technologie Maximum Konzentrat/50/60ml) voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 18 juli 2018 te Rotterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,9 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten en strafbaarheid verdachte

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
3.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft gedurende een periode van een half jaar intensief cocaïne gedeald. Ook heeft hij een hoeveelheid cocaïne in zijn woning aanwezig gehad. De verdachte wilde met de handel in cocaïne onder meer voorzien in de kosten van zijn levensonderhoud en zijn eigen drugsgebruik bekostigen. De verdachte is met het plegen van deze feiten voorbij gegaan aan de algemeen bekende gevaren die dergelijke verdovende middelen met zich brengen. Het gebruik van cocaïne is niet alleen schadelijk voor de gezondheid, maar leidt ook tot verschillende vormen van overlast en verwervingscriminaliteit. Met zijn handelen heeft de verdachte hieraan een bijdrage geleverd.
De verdachte opereerde veelal vanuit restaurant [restaurant] , gevestigd op de [straat] te Rotterdam. Hij werd meerdere malen per dag telefonisch benaderd door gebruikers die hem opzochten in het gebied rond de [straat] , waarna hij hen meenam naar zijstraatjes. Ook werd hij op straat aangesproken door gebruikers. Aangezien de uitwisseling van geld en cocaïne op de openbare weg plaatsvond, ondervonden andere winkeliers daarvan last en hinder. Dit versterkt ook de gevoelens van onrust en onveiligheid bij het winkelende publiek.
De verdachte heeft daarnaast een busje traangas in zijn woning aanwezig gehad. Dit is kwalijk omdat dit gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan. Het brengt daarom een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 oktober 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, doch niet recentelijk, is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op een rapport van de Reclassering Nederland gedateerd 17 oktober 2018. Daaruit blijkt onder meer het volgende.
De kans dat de verdachte wederom soortgelijke strafbare feiten pleegt wordt als gemiddeld ingeschat. Hoewel de verdachte niet onlangs is veroordeeld, heeft hij onder druk van financiële problemen en de problemen met zijn kinderen in Suriname besloten over te gaan tot handelen in cocaïne. Op die manier wilde hij sparen voor vliegtickets om zijn kinderen in Suriname op te halen om hen in Nederland een betere toekomst te bieden. Verder heeft de verdachte reeds bewindvoering en is zijn familie bereid hem financieel bij te staan. Voor het vinden van werk kan hij zich wenden tot Nazorg Ex-gedetineerden van de gemeente Rotterdam. De reclassering ziet daarom geen noodzaak om de verdachte verder te ondersteunen en te begeleiden en adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.
7.4.
Beoordeling door de rechtbank
Deels voorwaardelijke straf
De verdediging heeft verzocht de onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot de duur van zes maanden en een gedeelte groot vier maanden voorwaardelijk op te leggen. Dit stelt de verdachte in staat om zijn kinderen in Suriname op te halen en in Nederland voor hen te zorgen. Zij betekenen voor de verdachte een stok achter de deur om zijn leven weer op de rails te krijgen, omdat hij graag op verantwoorde wijze zijn vaderrol wil invullen.
De rechtbank overweegt dat gelet op de ernst van de feiten niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank ziet echter aanleiding om de gevangenisstraf deels voorwaardelijk op te leggen. De verdachte lijkt nu in te zien dat hij verkeerd heeft gehandeld door te gaan dealen in cocaïne en lijkt gemotiveerd om zijn leven op de rails te krijgen, omdat hij de zorg voor zijn kinderen op zich wil nemen. Ook is hij sinds 2009 niet meer met de politie in aanraking gekomen. Bij de bepaling van de duur van die voorwaardelijke straf weegt de rechtbank wel de ernst van de feiten mee en het feit dat de verdachte ervoor heeft gekozen om te gaan handelen in cocaïne onder druk van financiële problemen, terwijl voor de verdachte niets eraan in de weg stond om betaald werk te zoeken of ondersteuning aan zijn broer te vragen. Gelet daarop zal het voorwaardelijk op te leggen strafdeel korter zijn dan door de verdediging bepleit.
Duur van de proeftijd
De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat de huidige situatie van de verdachte nog niet stabiel is en dat hem ook nog een intensieve periode wacht, nu de reclassering geen reden ziet hem te begeleiden en te ondersteunen. Hij dient zelf een inkomen te verwerven en hij dient invulling te geven aan zijn vaderrol, waarbij hij ook op zoek zal moeten naar een andere woning die geschikt is om zijn kinderen te huisvesten. Om de verdachte in de toekomst ervan te weerhouden weer te gaan handelen in cocaïne of andere strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank de proeftijd op een langere periode dan gebruikelijk vaststellen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen, 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 2 aanhef en onder B en C en 10 van de Opiumwet en artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
drie maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 3 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter,
en mrs. L. Daum en J.C. Tijink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 oktober 2018.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 08 februari 2018 tot en met 18 juli 2018 te Rotterdam, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, één of meer (gebruikers)hoeveelhe(i)d(en), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 18 juli 2018 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met een giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of
traanverwekkende stof, namelijk een traangas spuitbusje (met als opschrift American stile/NATO/CS-GAS/Silliarde/High Quality super Jet Technologie Maximum Konzentrat/50/60ml) voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 18 juli 2018 te Rotterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.