ECLI:NL:RBROT:2018:9237
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling na ontbinding van koopovereenkomst en ongedaanmakingsverplichting
In deze zaak heeft de besloten vennootschap Naum Holding B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] na de ontbinding van een koopovereenkomst voor een 'Backyardlofty'. Naum heeft een aanbetaling van € 7.178,- gedaan, maar de gedaagde heeft de unit niet geleverd. Naum heeft de koopovereenkomst op 24 april 2018 ontbonden en vordert nu een bedrag van € 7.914,25, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet heeft gereageerd op de dagvaarding en de vermeerdering van eis, waardoor de feiten niet zijn betwist.
De kantonrechter overweegt dat de ontbinding van de overeenkomst geen terugwerkende kracht heeft, wat betekent dat de verplichtingen tot het moment van ontbinding in stand blijven. De vordering van Naum is gebaseerd op ongedaanmakingsverplichting volgens artikel 6:271 BW. De rechter oordeelt dat de vordering gegrond is en wijst deze toe. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op een totaalbedrag van € 972,79 aan verschotten en € 250,- aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met wettelijke rente indien niet tijdig voldaan wordt aan de betalingsverplichting.
De beslissing van de kantonrechter is dat [gedaagde] aan Naum moet betalen, met inachtneming van de wettelijke rente en proceskosten, en dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is. Dit vonnis is uitgesproken door mr. G.A.F.M. Wouters op 8 november 2018.