In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 oktober 2018 een eindvonnis uitgesproken na een tussenvonnis van 5 juli 2017. De zaak betreft een geschil tussen een projectontwikkelaar en de eigenaar van de grond over de uitleg van een koopovereenkomst en de eindafrekening daarvan. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J. Turenhout, vorderde betaling van een bedrag van € 1.521.720,20, vermeerderd met wettelijke rente, en andere kosten. De gedaagden, Maasstede Bleiswijk B.V. en twee andere vennootschappen, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.F. de Groot, hebben betwist dat de eindafrekening zoals door eiser gesteld, correct was.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis de gedaagden toegelaten tot tegenbewijs tegen de voorshands bewezen geachte stelling van eiser. Tijdens de getuigenverhoren zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de gedaagden en de advocaat van eiser. De rechtbank heeft de verklaringen van de gedaagden als niet overtuigend beoordeeld en heeft de verklaringen van eiser en zijn getuigen als meer consistent en geloofwaardig beschouwd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de eindafrekening dient plaats te vinden over alle vierkante meters van het verkochte die door Maasstede Bleiswijk aan Prisma zijn geleverd en niet zijn teruggeleverd. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser toegewezen, inclusief de buitengerechtelijke incassokosten en beslagkosten, en de gedaagden veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.