In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 september 2018 een beschikking gegeven in een familiekwestie tussen een man en een vrouw die in een echtscheiding verwikkeld zijn. De vrouw had, vanwege huiselijk geweld, met de kinderen naar een opvanglocatie gevlucht en vroeg toestemming om met de minderjarige naar Eindhoven te verhuizen. De man verzocht om gezamenlijk gezag en om de verhuizing te verbieden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk van partijen op 4 februari 2008 is ontbonden en dat zij samen de ouders zijn van een minderjarige en een jong-meerderjarige. De rechtbank heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de ingediende verzoekschriften, de rapporten van de raad voor de kinderbescherming en de verklaringen van beide partijen tijdens de zitting op 15 augustus 2018.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw voldoende heeft aangetoond dat haar verhuizing noodzakelijk is, gezien de omstandigheden van huiselijk geweld en de huidige situatie van de kinderen. De rechtbank heeft het verzoek van de man om de verhuizing te verbieden afgewezen en heeft de vrouw vervangende toestemming verleend om met de minderjarige naar Eindhoven te verhuizen. Tevens heeft de rechtbank het gezamenlijk gezag over de minderjarige aan beide ouders toegewezen en een zorgregeling vastgesteld waarbij de minderjarige om de veertien dagen bij de man verblijft. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.