Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
- veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair
4.Waardering van het bewijs
5.Strafbaarheid feiten
1. afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
2. diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
8.Vordering benadeelde partij
In te vullen door het Openbaar Ministerie” brengt ook niet met zich dat deze niet in deze strafzaak is ingediend. Daar komt bij dat het juiste parketnummer wel staat vermeld in de onderbouwing van de vordering. Tot slot overweegt de rechtbank dat het in dit geval niet in de rede ligt dat het de bedoeling van de benadeelde partij is geweest om slechts een vordering in te dienen ten aanzien van één specifieke verdachte. De rechtbank verwerpt het primaire en subsidiaire standpunt van de verdediging dan ook.
9.Voorlopige hechtenis
nietde opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte bevelen. Met deze beslissing blijft het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte in stand.
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Bijlagen
12.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
€ 24.627,23 (zegge: vierentwintigduizend zeshonderdzevenentwintig euro en drieëntwintig cent), bestaande uit € 22.127,23 (tweeëntwintigduizend honderdzevenentwintig euro en drieëntwintig cent) aan materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[naam benadeelde]te betalen
€ 24.627,23(hoofdsom,
zegge: vierentwintigduizend zeshonderdzevenentwintig euro en drieëntwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
zegge: vierentwintigduizend zeshonderdzevenentwintig euro en drieëntwintig cent),vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van