In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 november 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot woninginbraak in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 juni 2017, samen met medeverdachten, heeft geprobeerd in te breken in een woning te Spijkenisse. De poging vond plaats gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, wat de ernst van het feit vergroot. De verdachte werd op heterdaad betrapt door de politie, die na een melding van een getuige snel ter plaatse was. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachten beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de poging tot inbraak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 105 dagen, met aftrek van voorarrest, en heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten, maar heeft deze niet in strafverzwarende zin meegewogen. De uitspraak benadrukt de impact van woninginbraken op de veiligheid van de samenleving en de noodzaak om dergelijke feiten streng te bestraffen.