Op 23 oktober 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam in kort geding uitspraak gedaan in een geschil tussen een Duitse rechtspersoon, eiseres in conventie, en een Rotterdamse besloten vennootschap, verweerster. Eiseres vorderde dat verweerster het beslag op haar zeeschip zou opheffen en niet langer een retentierecht zou uitoefenen, tegen het stellen van zekerheid door een verzekeringsmaatschappij. Verweerster voerde verweer en vorderde in reconventie betaling van een factuur voor verrichte werkzaamheden aan het schip. De voorzieningenrechter oordeelde dat het beslag opgeheven moest worden, omdat eiseres voldoende zekerheid had gesteld. De rechter verwierp het standpunt van verweerster dat zij integrale betaling kon verlangen voordat het schip vertrok. De voorzieningenrechter stelde vast dat het retentierecht van verweerster vervalt zodra voldoende zekerheid is gesteld. De vorderingen in conventie werden toegewezen, terwijl de vorderingen in reconventie werden afgewezen. Verweerster werd veroordeeld in de kosten van het geding.