ECLI:NL:RBROT:2018:9066

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 november 2018
Publicatiedatum
6 november 2018
Zaaknummer
10/680178-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldplegingen door groep verdachten na lokken van slachtoffers via datingapp

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 november 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die samen met medeverdachten openlijk geweld heeft gepleegd tegen twee slachtoffers. De feiten vonden plaats op 31 maart en 1 april 2018 in Dordrecht, waarbij de slachtoffers via de datingapp Grindr werden gelokt naar afgelegen locaties. Tijdens de incidenten werden de slachtoffers mishandeld en hun voertuigen beschadigd. De officier van justitie eiste een jeugddetentie van vijf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 50 uur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was en legde een werkstraf van 150 uur en een leerstraf van 50 uur op, met een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, maar hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en het feit dat hij niet eerder in aanraking was gekomen met justitie. De rechtbank wees ook een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij, die door de verdachte en zijn medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/680178-18
Datum uitspraak: 1 november 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] 2003 te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres verdachte] ,
[woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. T.M. Briggeman, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzittingen van 2 oktober 2018 en 18 oktober 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 5 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal houden aan de meldplicht, zijn medewerking zal verlenen aan een jongerencoach en een geldbedrag van €100,- zal storten op een rekening t.n.v. het Schadefonds Geweldsmisdrijven;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit de leerstraf So-Cool voor de duur van 50 uur, subsidiair 25 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Ten aanzien van feit 1
De officier van justitie acht de aan de verdachte onder feit 1 ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid dat het door verdachte gepleegde geweld enig letsel van aangever tot gevolg heeft gehad, wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 6
De officier van justitie van justitie acht de onder feit 6 ten laste gelegde vernieling wettig en overtuigend bewezen, al dan niet in de vorm van medeplegen.
4.1.2.
Standpunt van verdediging
Ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft aangevoerd dat de strafverzwarende omstandigheid voor wat betreft het toebrengen van letsel aan de aangever niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, omdat dit letsel niet door de verdachte is toebracht.
Ten aanzien van feit 6
De raadsman heeft zich gerefereerd.
4.1.3.
Beoordeling
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank kan op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet vaststellen of het handelen van de verdachte het ten laste gelegde letsel van de aangever, te weten een bult op het achterhoofd en/of een schaafwond in het gezicht, heeft veroorzaakt.
Ten aanzien van feit 6
Onder feit 6 is aan de verdachte ten laste gelegd het medeplegen van het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen of beschadigen van de auto van een ander.
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat er immers om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict.
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de personenauto van het slachtoffer is beschadigd doordat medeverdachte [naam medeverdachte 1] een bierflesje door een ruit van de personenauto van het slachtoffer heeft gegooid. Voor zover in het dossier aanknopingspunten te vinden zijn voor andere beschadigingen aan de auto van het slachtoffer, kan de rechtbank op grond van het dossier niet vaststellen wie de handeling of handelingen heeft verricht waardoor deze beschadigingen zijn veroorzaakt. Dit betekent dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zelf het voertuig van het slachtoffer heeft beschadigd of vernield. Dan kan evenwel alsnog een bewezenverklaring volgen wanneer sprake is geweest van medeplegen. De vraag is dan of de verdachte voldoende nauw en bewust heeft samengewerkt met - in ieder geval - de hiervoor genoemde medeverdachte [naam medeverdachte 1] . Hiervoor ontbreekt evenwel eveneens het wettig en overtuigend bewijs.
4.1.4.
Conclusies
De onder feit 1 ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid dat het gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad en feit 6 zijn niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunten verdediging en officier van justitie
Door de raadsman is vrijspraak bepleit voor de onder 4 ten laste gelegde belediging. De verdachte heeft geen opzet gehad de door de politie onder nummer [registratienummer slachtoffer 1] geregistreerde aangever (hierna: aangever 1) te beledigen. De verdachte heeft aangever 1 slechts willen aanspreken op zijn hoedanigheid van pedofiel. Van een opzet op belediging binnen die context is derhalve geen sprake, het gaat om een feitelijke uitdrukking.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 4 ten laste gelegde belediging wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2.2.
Beoordeling
De verdachte heeft ter zitting bekend dat hij “kankerhomo” tegen aangever 1 heeft geroepen. De rechtbank is van oordeel dat deze term, binnen de context van het moment en zeker gegeven de toevoeging “kanker”, niet anders kan worden opgevat dan als een opzettelijke, op de persoon gerichte belediging.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht de onder 4 ten laste gelegde belediging wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de (inhoud van) wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
op of omstreeks 31 maart 2018 te Dordrecht, op of aan de openbare weg, Smitsweg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen de persoon die onder nummer
[registratienummer slachtoffer 1] door de politie is geregistreerd en een personenauto [Merk Mazda,
type 323F] en een bril en/een jas, welk geweld bestond uit
- het maken van een afspraak via datingapp Grindr en
- het meenemen van deze persoon naar een stille/afgelegen locatie en
- het (luidruchtig) roepen "kankerhomo, je wilt mij neuken" en
- het slaan en/ schoppen en stompen op/tegen het hoofd en/of het lichaam
van de persoon bekend onder nummer [registratienummer slachtoffer 1] en
- het bij de jas beetpakken en
-houden van de persoon bekend onder nummer
[registratienummer slachtoffer 1] en
- het leksteken van een band van de personenauto en
- het trappen/ tegen de buitenspiegels van de personenauto
en
- het verbuigen van een ruitenwisser van de personenauto, terwijl hij, verdachte, opzettelijk die personenauto heeft vernield
2.
hij
op 31 maart 2018 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met anderen,
met voorbedachten rade de persoon die onder nummer [registratienummer slachtoffer 1] door de politie is geregistreerd, heeft mishandeld door
- het slaan en schoppen en stompen op/tegen het hoofd en/of het lichaam
van
depersoon bekend onder nummer [registratienummer slachtoffer 1] ;
3.
hij
op 31 maart 2018 te Dordrecht tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto [Merk Mazda, type 323F] ,
dieaan de persoon die onder nummer [registratienummer slachtoffer 1] door de politie is geregistreerd, toebehoorde, heeft beschadigd;
4.
hij op 31 maart 2018 te Dordrecht opzettelijk
de persoon die onder nummer [registratienummer slachtoffer 1] door de politie is geregistreerd, in het
openbaar, mondeling, heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen: "kanker homo "
5.
hij
op 01 april 2018 te Dordrecht, op of aan de openbare weg, Schenkeldijk, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen de persoon die onder nummer [registratienummer slachtoffer 2] door de politie is geregistreerd en/ een personenauto [merk Citroën, type C5], welk geweld bestond uit
- het maken van een afspraak via datingapp Grindr met de persoon die onder
nummer [registratienummer slachtoffer 2] door de politie geregistreerd is en
- het lokken naar een stille/afgelegen locatie van die persoon en
- het gooien met bierflessen en takken en stenen naar/tegen die Citroën C5 en
- schreeuwen en het achter de persoon die onder nummer [registratienummer slachtoffer 2] door
de politie is geregistreerd en de Citroën C5 aanrennen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De kennelijke verschrijvingen in de bewezen verklaarde tenlastelegging zijn in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

Samenloop
De onder 1 en 2, 3 en 4 bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte (in wezen) één verwijt wordt gemaakt. Dit betekent dat sprake is van eendaadse samenloop.
De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van feiten 1, 2, 3 en 4
De eendaadse samenloop van
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen, terwijl de
schuldige opzettelijk goederen vernielt
en
medeplegen van mishandeling gepleegd met voorbedachten rade
en
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
en
eenvoudige belediging
Feit 5
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Verzoek horen getuige

Ter terechtzitting is door de raadsman (opnieuw) het verzoek gedaan aangever 1 op de zitting als getuige te horen. Aangever 1 is bij de rechter-commissaris gehoord, maar heeft zich daar op zijn verschoningsrecht beroepen. De raadsman heeft aangevoerd dat aangever 1 naar aanleiding van dit incident zelf verdacht wordt van grooming en dat hij hem wil bevragen over diens beleving van de leeftijd van de verdachte. Ook wil hij hem met de verdachte confronteren, nu de verdachte zichtbaar minderjarig is. De raadsman heeft aangevoerd dat bij beantwoording van de vragen zal blijken dat de aangever met een minderjarige contact heeft gehad. Deze context is een essentieel deel van wat er is gebeurd en kan volgens de raadsman van invloed zijn op de strafmaat.
Nu de verdediging al in een eerder stadium om het horen van deze getuige heeft verzocht – welk verzoek is toegewezen – en de getuige zich bij zijn verhoor bij de rechter-commissaris vrijwel volstrekt op zijn verschoningsrecht heeft beroepen, waarna de verdediging geen afstand heeft gedaan van deze getuige en hernieuwd om het horen van hem heeft verzocht, moet worden bezien welk verdedigingsbelang met het horen van de getuige gemoeid is.
De onderbouwing die de raadsman ter terechtzitting heeft gegeven, ziet uitsluitend op de vraag of en zo ja, in welke vorm en maat de verdachte gestraft moet worden voor hetgeen bewezenverklaard zal worden. Het verzoek ziet niet op verweren ten aanzien van de bewezenverklaring of strafbaarheid van daad of dader.
Ook als wordt aangenomen dat de aangever wist dat hij met een minderjarige had afgesproken om met hem seks te hebben, dan nog zegt dit niets over de strafwaardigheid van het handelen van de verdachte. De verdachte had ook dan de feiten zonder meer niet mogen plegen simpelweg omdat eigenrichting niet is toegestaan. Het maakt zijn handelen dus niet minder laakbaar. Met het achterwege laten van het horen van de aangever over zijn beleving van de leeftijd van de verdachte en de context van de afspraak, is daarom redelijkerwijs geen verdedigingsbelang geschaad. De rechtbank wijst het verzoek af.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met medeverdachten schuldig gemaakt aan twee openlijke geweldplegingen.
Bij beide incidenten die op achtereenvolgende nachten hebben plaatsgevonden zijn de slachtoffers via een datingapp onder valse voorwendselen door de verdachte en zijn medeverdachten naar een afgelegen plek gelokt waar zij vervolgens te grazen zijn genomen door de groep verdachten.
In de nacht van 31 maart 2018 is het slachtoffer onder andere met een bierflesje op het hoofd geslagen, geschopt en beschimpt door een groep van acht verdachten waartoe ook de verdachte behoorde. Ook diens auto heeft het moeten ontgelden. Onder andere zijn autospiegels eraf getrapt en één van de banden is lek gestoken. Het slachtoffer is een nabijgelegen kantine ingevlucht om te kunnen ontsnappen aan de verdachten.
In de daarop volgende nacht van 1 april 2018 is er een ander slachtoffer wederom via een datingapp onder valse voorwendselen door de verdachte en zijn medeverdachten naar een afgelegen plek gelokt. Het slachtoffer, gezeten in zijn auto, is vervolgens door de groep verdachten die inmiddels was uitgegroeid tot elf man, belaagd. De auto van dit slachtoffer is bekogeld met stenen, bierflesjes en takken. Ook dit slachtoffer is in paniek gevlucht en heeft zich moeten verstoppen om aan de verdachten te ontkomen.
De verdachte, notabene de jongste van het dertiental verdachten in het onderhavige onderzoek Sedum, had in dit alles een initiërende rol. Het onzalige idee om mannen via een datingapp te lokken is mede aan zijn brein ontsproten. Hij heeft het eerste contact met de slachtoffers gelegd. De verdachte was ten tijde van de gepleegde feiten 14 jaar.
De verdachte en een aantal van zijn medeverdachten hebben met name voor wat betreft het eerste incident op 31 maart 2018 hun handelen vergoeilijkt door te stellen dat deze aangever een seksafspraak met een minderjarige had gemaakt en dus zelf strafbaar en laakbaar handelde.
De vraag of dit zo was, en meer in het algemeen de vraag naar de mogelijk kwalijke intenties van de mannen die met de verdachte afspraken, zal in deze strafzaak niet worden beantwoord. Wat daar namelijk ook van zij, die omstandigheid rechtvaardigt niet het gedrag van de verdachte en zijn medeverdachten om te handelen zoals is bewezen verklaard. Eigenrichting kan nooit worden toegestaan.
Feiten als de onderhavige hebben een grote impact op slachtoffers en dragen bij aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid. Slachtoffers van dergelijke feiten ervaren daarvan vaak, naast fysiek ongemak en overige materiële schade, langdurig de nadelige psychische gevolgen.
De rechtbank begrijpt dat de onderhavige zaken in het bijzonder in de LHBT-gemeenschap gevoelens van onrust, angst en onveiligheid hebben veroorzaakt. De rechtbank rekent dat de verdachte en de medeverdachten zwaar aan.
8.2.1.
Discriminatoir karakter?
Voor de rechtbank staat vast dat de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] aanvankelijk op zoek waren naar kwetsbare slachtoffers om te beroven, dan wel af te persen. De uitzending van Alberto Stegeman over jongensprostitutie is daarbij vervolgens voor hen een inspiratiebron geworden. In dat programma speelt een jongen van 18 jaar een minderjarige prostitué. Hij neemt op homosites als persoon de leeftijd van 17/16 en soms 15 jaar oud aan. Er worden op homosites meerdere lokaccounts geplaatst om te kijken hoeveel volwassen mannen reageren omdat zij seks willen hebben met een minderjarige.
Dit komt grotendeels overeen met de werkwijze van de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] . Na het aanmaken van een account op de homodatingapp Grindr, proberen zij als minderjarige jongen afspraakjes te maken met gebruikers van Grindr. Uit de chatgesprekken van de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] komt onder meer naar voren dat ze “30 plussers” moeten hebben omdat ze anders te boek staan als homohaters in plaats van pedojagers en dat zij Grindr een “goudmijn voor pedo’s” vinden. Zij slagen erin om met meerdere mannen in contact te komen. Vervolgens hebben zij de overige medeverdachten erbij gehaald door hen te vertellen dat de verdachte een afspraak met “een pedo” heeft gemaakt.
Zij lokken twee mannen naar bekende hangplekken van de groep, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot de twee openlijke geweldplegingen door de groep verdachten.
Uitvoerig is door de raadsman van aangever 1 in diens hoedanigheid van raadsman van de benadeelde partij en door de officier van justitie betoogd dat sprake zou zijn geweest van homohaat dan wel homofoob geweld.
Dat het gepleegde geweld daarin zijn oorsprong heeft gevonden, is de rechtbank niet gebleken. Aanknopingspunten daarvoor missen in het dossier. Dat door de verdachten ook een aantal keren de termen “(kanker)homo”, “flikker” of “gay” worden gebezigd naast het veelvuldige gebruik van het woord “pedo” maakt dat in de ogen van de rechtbank niet anders. Hoe laakbaar en kwetsend het gebruik van dergelijke termen ook moge zijn, deze zijn naar het oordeel van de rechtbank betreurenswaardig meer illustratief voor het dagelijks taalgebruik van deze verdachten dan dat de verdachten zich doelbewust op de homoseksuele geaardheid van de (potentiële) slachtoffers hebben willen richten en hen om die reden in elkaar hebben willen slaan. Alle verdachten in deze zaak hebben het bestaan van een dergelijk motief ook uitdrukkelijk ontkend.
Veeleer lijkt er sprake te zijn geweest van een giftige cocktail van sensatiezucht, geldbelustheid, een misplaatste opvatting over gerechtvaardigde eigenrichting ten aanzien van pedoseksuelen en een fascinatie voor geweld, dit alles gegoten in een door groepsdruk versterkte en verhitte sfeer waarin enige rationele zelfreflectie heeft ontbroken.
De rechtbank zal het discriminatoire aspect – anders dan de officier van justitie heeft gevorderd – dan ook niet in strafverzwarende zin betrekken bij het bepalen van de strafmaat.
8.2.2.
Media-aandacht
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachten de ontstane media-aandacht aan zichzelf te wijten hebben en dat hij om die reden daarmee bij het formuleren van zijn eis geen rekening heeft gehouden in strafmatigende zin.
Door een aantal raadslieden in de zaken Sedum is naar voren gebracht dat sprake is geweest van “tendentieuze berichtgeving” dan wel “negatieve framing” door de media, waarmee in strafmatigende zin rekening moet worden gehouden, dan wel dat de rechtbank zich niet door die “framing” moet laten brengen tot strafverzwaring.
Voorop staat dat het de rechtbank in beginsel vrij staat bij het bepalen van de straf rekening te houden met nadeel dat door media-aandacht voor een verdachte is veroorzaakt, ook indien dit niet aan het toedoen van het openbaar ministerie is te wijten of indien dit niet als een schending van artikel 8 EVRM kan worden aangemerkt. Deze factoren kunnen wel van belang zijn voor het bepalen van de ernst van het nadeel en de mate waarin met die nadelige gevolgen bij de strafoplegging rekening wordt gehouden. Dat betekent overigens niet dat een verdachte indien hij te lijden heeft gehad van indringende media-aandacht omtrent zijn strafzaak, recht heeft op matiging van de hem op te leggen straf. Media-aandacht kan daarnaast evenzeer wijzen op de omvang van de maatschappelijke onrust die het bewezenverklaarde heeft veroorzaakt.
Onbetwist is dat onderhavige zaken en de verdachten onderwerp zijn geweest van aanzienlijke media-aandacht. Dat de ten laste gelegde en bewezenverklaarde openlijke geweldplegingen, een zekere vorm van media-aandacht met zich brengen, acht de rechtbank echter voorzienbaar en inherent aan de aard en inhoud van dergelijke zaken.
Er is naar het oordeel van de rechtbank voorts niet gebleken dat verdachten door de media-aandacht op zodanige, de ernst van de feiten te boven gegane wijze, in hun persoonlijke levenssfeer zijn geschaad dat dit op de straf matigend zou moeten werken.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 september 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
8.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Dr. S van der Burg, Gz-psycholoog heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 31 mei 2018. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
[inhoud rapportage]
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 september 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
[inhoud rapportage]
Ter zitting heeft C. Orgers, werkzaam bij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering uiteengezet dat zij zich kan vinden in zowel het advies van de psycholoog als dat van de Raad. De verdachte is inderdaad een ‘first offender’, een interventie als voorgesteld is om die reden mogelijk te zwaar, maar een So-Cool training zou zeker zinvol kunnen zijn voor de verdachte. Een jongerencoach zou hem op praktisch vlak ondersteuning kunnen bieden. Voor beide adviezen is derhalve iets te zeggen.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze adviezen.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
8.4.1.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van de psycholoog gedragen wordt door diens bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
8.4.2.
Straffen
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie.
De rechtbank ziet echter – anders dan door de officier van justitie is gevorderd – geen aanleiding om de verdachte terug te sturen naar de jeugdgevangenis. De verdachte heeft 17 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht. Na de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft de verdachte zich aan zijn schorsingsvoorwaarden gehouden. Hij is nu 15 jaar en niet eerder in aanraking geweest met justitie. Er is sprake van een stabiele gezinssituatie van waaruit grotendeels toezicht is op de verdachte, van betrokken ouders, een zinvolle en gestructureerde invulling van de vrijetijdsbesteding en geen schoolverzuim. Een onvoorwaardelijke jeugddetentie zou de verdachte op al die gebieden schaden en daarom eerder recidiveverhogend dan -verlagend zijn. In plaats daarvan zal de rechtbank derhalve aan de verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf en een leerstraf opleggen en voorts een forse voorwaardelijke jeugddetentie.
Nu de Raad en de jeugdreclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank aan de voorwaardelijke jeugddetentie de voorwaarden verbinden die hierna worden genoemd.
De officier van justitie heeft aan de door hem geëiste voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van 2 jaar (ook) de bijzondere voorwaarde verbonden van storting van een geldbedrag op een rekening van het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
De rechtbank zal de officier van justitie hierin niet volgen en overweegt daartoe dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven is bedoeld voor slachtoffers van een geweldsmisdrijf, waarbij er sprake moet zijn van ernstig letsel. Hoewel de door de verdachte gepleegde feiten zeker als ernstig kunnen worden aangemerkt, is niet gebleken van ernstig letsel bij de slachtoffers. Storting in dat fonds komt de rechtbank daarom niet gepast voor.
8.4.3.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden geëist.
De rechtbank kan op grond van de rapportages niet concluderen dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De verdachte is zoals eerder benoemd ook een zogeheten 'first offender’. Aan de voorwaarden voor het geven van een bevel overeenkomstig artikel 77za van het Wetboek van Strafrecht wordt derhalve naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan.
8.4.4.
Algemene afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

9.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: de persoon die bij de politie geregistreerd is onder het nummer [registratienummer slachtoffer 1] ter zake van de onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.526,39 aan materiële schade en een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft meegedeeld dat de vordering integraal dient te worden toegewezen, met toepassing van artikel 36f Sr, zonder vervangende jeugddetentie, vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk.
9.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd met betrekking tot de materiële schadeposten: de autoband, de autospiegels en de eigen bijdrage rechtsbijstand. Verzocht is de benadeelde partij in de overige gevorderde materiële schadeposten niet-ontvankelijk te verklaren.
Met betrekking tot de immateriële schade heeft de raadsman verzocht dit deel van de vordering primair af te wijzen c.q. bij gebreke van een rechtsgrond niet ontvankelijk te verklaren en subsidiair het gevorderde bedrag verregaand te matigen.
De raadsman heeft in dit kader ook het homofobe karakter van de handelwijze van de verdachte betwist.
De raadsman heeft verzocht bij toegewezen posten een hoofdelijke aansprakelijkheid op te leggen en een betaling in termijnen van € 100,- per maand c.q. een bedrag in goede justitie te bepalen, vast te stellen.
9.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1, 2, 3 en 4 (zaak 1) bewezen verklaarde strafbare feiten
,rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze ten aanzien van de autoband, de autospiegels en het eigen risico rechtsbijstand worden toegewezen.
De vordering ten aanzien van de bril zal rekening houdend met de afschrijvingskosten tot een bedrag van € 197,50 (10% afschrijving per 6 maanden) worden toegewezen. Voor het overige zal de vordering ten aanzien van de bril worden afgewezen.
Het deel van de vordering dat toeziet op het eigen risico zorgverzekering is onvoldoende onderbouwd. Aanhouding van de behandeling van dit deel van de vordering zal een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Onderhavige vordering is in 13 zaken (onderzoek Sedum) ingediend. Ook uit de nadere onderbouwing die na de terechtzitting, maar voor de sluiting van het onderzoek namens de benadeelde partij is overgelegd, komt niet naar voren dat het eigen risico à € 385,- ten laste van onderhavige feiten is gebruikt.
Voorts is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.250,--, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd. Onder verwijzing naar hetgeen onder het kopje ‘
discriminatoir karakter’is opgemerkt, heeft de rechtbank anders dan door de raadsman van de benadeelde partij is betoogd in het verhandelde ter zitting en in het dossier geen aanknopingspunten voor het standpunt dat het de verdachten ging om het gebruiken van geweld tegen mannen vanwege hun homoseksuele geaardheid.
Nu de verdachte de strafbare feiten waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 31 maart 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tot slot heeft de raadsman van de verdachte verzocht termijnbetaling te bepalen bij een eventuele toewijzing van (een deel van) de vordering van de benadeelde partij. Gelet op de leeftijd van de verdachte en zijn inverdiencapaciteit, zal de rechtbank hieraan voldoen en wel in de verzochte termijnen van € 100,- per maand.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.193,89.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 55, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 266, 301 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 6 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 3 (drie) maanden,
bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op twee jaren onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden zo lang en zo frequent als de jeugdreclassering noodzakelijk acht;
-gedurende de proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering noodzakelijk acht, zijn medewerking zal verlenen aan een jongerencoach en eventueel andere hulpverlening noodzakelijk geacht door de jeugdreclassering;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Amsterdam tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uur, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
116 (honderdzestien) uurte verrichten werkstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
58 (achtenvijftig) dagen;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
leerstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uur, waarbij de verdachte dient deel te nemen aan het leerproject
So-Cool Verlengdvan de Raad voor de Kinderbescherming;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
25 (vijfentwintig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij geregistreerd onder nummer [registratienummer slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 2.193,89 (zegge: eenentwintighonderddrieënnegentig euro en negenentachtig eurocent), bestaande uit € 943,89 aan materiële schade en € 1.250,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 31 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering ten aanzien van de schadepost eigen risico zorgverzekering;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 2.193,89(hoofdsom, zegge:
eenentwintighonderddrieënnegentig euro en negenentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat het bij de maatregel tot schadevergoeding genoemde bedrag in 22 maandelijkse termijnen mag worden voldaan, waarvan 21 termijnen van € 100 (honderd euro) en 1 termijn van
€ 93,89 (drieënnegentig euro en negenentachtig eurocent);
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H. Benaissa, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. M.P. van der Stroom en M. van Kuilenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.A. Versloot, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 november 2018.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
[zaak 1]
hij
op of omstreeks 31 maart 2018 te Dordrecht,
op of aan de openbare weg, Smitsweg, in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen de persoon die onder nummer
[registratienummer slachtoffer 1] door de politie is geregistreerd en/of een personenauto [Merk Mazda,
type 323F] en/of een bril en/of een jas, welk geweld bestond uit
- het maken van een afspraak via datingapp Grindr en/of
- het meenemen van deze persoon naar een stille/afgelegen locatie en/of
- het (luidruchtig) roepen "kankerhomo, je wilt mij neuken" en/of
- het slaan en/of schoppen en/of stompen op/tegen het hoofd en/of het lichaam
van de persoon bekend onder nummer [registratienummer slachtoffer 1] en/of
- het bij de jas beetpakken en/of -houden van de persoon bekend onder nummer
[registratienummer slachtoffer 1] en/of
- het leksteken van een band van de personenauto en/of
- het trappen/schoppen/slaan tegen de buitenspiegel(s) van de personenauto
en/of
- het verbuigen van een ruitenwisser van de personenauto,
terwijl hij, verdachte, opzettelijk die personenauto en/of een jas heeft
vernield;
en/of
het door verdachte gepleegde geweld enig letsel voor de persoon bekend onder nummer [registratienummer slachtoffer 1] tot gevolg heeft gehad, te weten een bult op het achterhoofd en/of een schaafwond in het gezicht en/of spierpijn in de schouder en/of de rug en/of de kuit.
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
[zaak 1]
hij
op of omstreeks 31 maart 2018 te Dordrecht,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met voorbedachten rade
de persoon die onder nummer [registratienummer slachtoffer 1] door de politie is geregistreerd, heeft
mishandeld door
- het maken van een afspraak via datingapp Grindr en/of
- het meenemen van deze persoon naar een stille/afgelegen locatie en/of
- het (luidruchtig) roepen "kankerhomo, je wilt mij neuken" en/of
- het slaan en/of schoppen en/of stompen op/tegen het hoofd en/of het lichaam
van persoon bekend onder nummer [registratienummer slachtoffer 1] ;
art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
[zaak 1]
hij
op of omstreeks 31 maart 2018 te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk
een personenauto [Merk Mazda, type 323F] en/of een bril en/of een jas, in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of
zijn/haar mededader(s), te weten aan de persoon die onder nummer [registratienummer slachtoffer 1] door
de politie is geregistreerd, toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 31 maart 2018 te Dordrecht
opzettelijk
de persoon die onder nummer [registratienummer slachtoffer 1] door de politie is geregistreerd, in het
openbaar, althans in zijn tegenwoordigheid,
mondeling,
heeft beledigd
door hem de woorden toe te voegen: "kanker homo (je wilt mij neuken)", althans
woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
[zaak 2]
hij
op of omstreeks 01 april 2018 te Dordrecht,
op of aan de openbare weg, Schenkeldijk, in elk geval op of aan een openbare
weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen de persoon die onder
nummer [registratienummer slachtoffer 2] door de politie is geregistreerd en/of een personenauto [merk
Citroën, type C5], welk geweld bestond uit
- het maken van een afspraak via datingapp Grindr met de persoon die onder
nummer [registratienummer slachtoffer 2] door de politie geregistreerd is en/of
- het brengen/lokken naar een stille/afgelegen locatie van die persoon en/of
- het gooien met (een) bierfles(sen) en/of (een) tak(ken) en/of (een)
ste(e)n(en) naar/tegen die Citroën C5 en/of het slaan en/of schoppen tegen
die Citroën C5 en/of
- schreeuwen/joelen en/of het achter de persoon die onder nummer [registratienummer slachtoffer 2] door
de politie is geregistreerd en/of de Citroën C5 aanrennen,
terwijl hij, verdachte, opzettelijk (een ruit van) die personenauto heeft
vernield;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
6.
[zaak 2]
hij
op of omstreeks 01 april 2018 te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk
een personenauto [merk Citroën, type C5], in elk geval enig goed, dat geheel
of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te
weten aan de persoon die onder nummer [registratienummer slachtoffer 2] door de politie is geregistreerd
toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht