ECLI:NL:RBROT:2018:9036

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 november 2018
Publicatiedatum
5 november 2018
Zaaknummer
C/10/554861 / JE RK 18-2305
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige met nadruk op NIFP-onderzoek en verantwoordelijkheden van de GI en gemeente

In deze zaak heeft de kinderrechter op 1 november 2018 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een NIFP-onderzoek noodzakelijk is om het perspectief van de minderjarige te verduidelijken. De gecertificeerde instelling (GI) en de gemeente Rotterdam zijn verantwoordelijk voor de financiering van dit onderzoek, maar de GI heeft aangegeven dat zij niet over de financiële middelen beschikt en dat de gemeente ook niet bereid lijkt te zijn om dit te bekostigen. De kinderrechter heeft de GI en de gemeente aangespoord om in overleg te treden en tot een oplossing te komen in het belang van de minderjarige.

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 5 september 2019 en de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 28 februari 2019. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat het NIFP-onderzoek zo spoedig mogelijk van start gaat, om duidelijkheid te krijgen over het perspectief van de minderjarige. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de GI haar verantwoordelijkheid moet nemen en de nodige stappen moet ondernemen om het onderzoek te laten plaatsvinden, en dat de gemeente Rotterdam haar verantwoordelijkheid moet nemen in het zorgen voor noodzakelijke jeugdhulp voor kinderen binnen haar gemeente.

De beslissing van de kinderrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het overige verzochte is afgewezen. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/554861 / JE RK 18-2305
datum uitspraak: 1 november 2018

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2011 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te Rotterdam

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te Rotterdam,

[naam pleegvader] en [naam pleegmoeder] ,

hierna te noemen de pleegouders, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 31 augustus 2018 en de daarin genoemde stukken.
Op 29 oktober 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de advocaat van de moeder, mr. L. Toet;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. N. Stolk;
- de pleegvader, bijgestaan door hun advocaat mr. M. Kramer
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder;
- de pleegmoeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders. [voornaam minderjarige] verblijft bij de pleegouders.
Bij beschikking van 31 augustus 2018 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 5 november 2018. De kinderrechter heeft bij beschikking van 31 augustus 2018 ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 5 november 2018. Het overige verzochte is aangehouden.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van een jaar. Thans resteert het aangehouden deel van het verzoek, te weten de periode tot 5 september 2019.
De GI heeft het verzoek ter zitting als volgt toegelicht. Er is een duidelijk opdracht meegegeven aan de GI om een onderzoek in te zetten. Dit is echter tot op heden nog niet gelukt. Getracht is het KSCD een onderzoek te laten plaatsvinden, maar hier worden geen opdrachten vanuit deze GI aangenomen. Een andere optie is het uitvoeren van een NIFP-onderzoek. Hiervoor heeft de GI echter niet de financiële middelen, het is nu de vraag of de gemeente Rottedam een dergelijk onderzoek wil financieren. Het kan echter lang duren voordat de gemeente besluit een dergelijk onderzoek wel of niet te willen financieren, in deze zaak is die tijd er niet. De ouders en de pleegouders wachten al langere tijd op het beginnen van een onderzoek. Zij houden zich erg goed, maar gezien wordt dat het wachten zijn tol begint te eisen. Wellicht kan de rechtbank een NIFP-onderzoek laten plaatsvinden.

Het standpunt van belanghebbenden

Namens de moeder is geen verweer gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder zou graag de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing bekort zien tot zes maanden. Het is noodzakelijk dat er zo spoedig mogelijk een onderzoek gaat plaatsvinden zodat duidelijk wordt wat het beste is voor [voornaam minderjarige] . De moeder zal zich neerleggen bij de uitkomsten van een dergelijk onderzoek. De huidige situatie dient voort te duren totdat er een onderzoek heeft plaatsgevonden. Hoewel de moeder graag zou zien dat zij meer omgang kan hebben met [voornaam minderjarige] .
Door en namens de vader is geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. Het is van groot belang dat er een onderzoek gaat plaatsvinden. Het wachten duurt te lang, waardoor er langzaam wrijving gaat ontstaan. Dat is niet in het belang van [voornaam minderjarige] . De gemeente dient een NIFP-onderzoek te financieren.
Door en namens de pleegvader is verzocht de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing te bekorten tot zes maanden. Het is in het belang van [voornaam minderjarige] dat zo spoedig mogelijk een NIFP-onderzoek gestart kan worden. Er is geen vertrouwen dat de gemeente Rotterdam dit snel zal gaan oppakken, dat maakt dat namens de pleegvader aan de rechtbank wordt verzocht om een NIFP-onderzoek op te leggen en de regie hierover te nemen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat bij [voornaam minderjarige] sprake is van kind-eigen problematiek. [voornaam minderjarige] heeft moeite met zijn emotieregulatie en er is sprake van hechtingsproblematiek. De onduidelijkheid over zijn perspectief zorgt voor een gevoel van onveiligheid bij [voornaam minderjarige] en heeft invloed op zijn identiteitsontwikkeling. [voornaam minderjarige] heeft bovengemiddeld veel structuur en duidelijkheid nodig. Er moet sprake zijn van een consequente en voorspelbare opvoedsituatie. Ook bij de beide ouders is sprake van persoonlijke problematiek.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengen voor de resterende duur, te weten de periode tot 5 september 2019.
Daarnaast acht de kinderrechter de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). Echter het is van groot belang dat [voornaam minderjarige] duidelijkheid krijgt over zijn perspectief. Alle belanghebbenden en de GI zijn van mening dat hiervoor een NIFP-onderzoek noodzakelijk is. Dit onderzoek kan aangeven wat in het belang van [voornaam minderjarige] is. De onzekerheid is voor alle betrokkenen, en bovenal voor [voornaam minderjarige] , erg lastig. Zo laat [voornaam minderjarige] gedragsproblemen zien en komt er druk te staan op de verhoudingen tussen de belanghebbenden onderling, en de belanghebbenden en de GI.
Er bestaan echter zorgen over de financiering van het NIFP-rapport. De GI geeft aan hier geen budget voor te hebben. En heeft – met mr. Kramer – de verwachting uitgesproken dat de gemeente Rotterdam dit onderzoek ook niet (op korte termijn) wil financieren.
De kinderrechter merkt hierover het volgende op.
Op basis van de Jeugdwet behoort het tot de taak van de GI om verantwoorde hulp te verlenen, waaronder wordt verstaan hulp van goed niveau, die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend en die is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige of de ouder. Onder die hulp valt ook het (laten) verrichten van een noodzakelijk geacht onderzoek.
Het is – in het belang van [voornaam minderjarige] – de taak van de GI om binnen de ondertoezichtstelling een dergelijk (ook door de GI noodzakelijk geacht) onderzoek met voortvarendheid te laten uitvoeren. Als de GI van oordeel is dat de gemeente een dergelijk onderzoek moet financieren, zal (het management van) de GI (richting de gemeente) de geëigende, desnoods procedurele stappen moeten ondernemen om ervoor te zorgen dat het onderzoek van de grond komt. De GI mag deze verantwoordelijkheid niet naast zich neerleggen (
zie onder meer art. 3.5 eerste lid Jeugdwet, Kamerstukken 2012/13, 33684, nr. 3, p. 160 – “Overeenstemming met de gemeente per geval wordt niet geëist, omdat het uiteindelijk de GI is die de wettelijke verantwoordelijkheid heeft om de door de rechter opgedragen maatregel uit te voeren.” en Eerste evaluatie Jeugdwet, p. 49.).
De gemeente Rotterdam dient daarnaast haar verantwoordelijkheid te nemen in het zorgen dat de kinderen binnen haar gemeente de voor hen noodzakelijk jeugdhulp ter beschikking gesteld krijgen. In het geval van [voornaam minderjarige] is dit thans een NIFP-onderzoek, aan de hand waarvan duidelijk moet worden welke hulp uiteindelijk passend en geboden is. Zonder dit onderzoek kan daarvan(passende hulp) geen sprake zijn. Daarbij is het noodzakelijk dat dit onderzoek zonder enig nader uitstel van start kan gaan. De kinderrechter is van oordeel dat de GI met spoed in overleg moet treden met de gemeente Rotterdam om op korte termijn tot een solide oplossing voor [voornaam minderjarige] te komen, die recht doet aan hetgeen de kinderrechter hiervoor overwogen heeft.
Nu de kinderrechter het van belang acht dat het NIFP-onderzoek zo spoedig mogelijk van start gaat, waardoor duidelijkheid komt over het perspectief van [voornaam minderjarige] , zal de machtiging tot uithuisplaatsing voor kortere duur worden verlengd, te weten tot 28 februari 2019. Om duidelijk te maken dat de komende periode stappen moeten worden gezet zal de kinderrechter het overige verzochte afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 5 september 2019;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, tot uiterlijk 28 februari 2019;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.C. van Reekum, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.E. van Damme als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2018.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.