In deze zaak heeft de kinderrechter op 1 november 2018 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een NIFP-onderzoek noodzakelijk is om het perspectief van de minderjarige te verduidelijken. De gecertificeerde instelling (GI) en de gemeente Rotterdam zijn verantwoordelijk voor de financiering van dit onderzoek, maar de GI heeft aangegeven dat zij niet over de financiële middelen beschikt en dat de gemeente ook niet bereid lijkt te zijn om dit te bekostigen. De kinderrechter heeft de GI en de gemeente aangespoord om in overleg te treden en tot een oplossing te komen in het belang van de minderjarige.
De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 5 september 2019 en de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 28 februari 2019. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat het NIFP-onderzoek zo spoedig mogelijk van start gaat, om duidelijkheid te krijgen over het perspectief van de minderjarige. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de GI haar verantwoordelijkheid moet nemen en de nodige stappen moet ondernemen om het onderzoek te laten plaatsvinden, en dat de gemeente Rotterdam haar verantwoordelijkheid moet nemen in het zorgen voor noodzakelijke jeugdhulp voor kinderen binnen haar gemeente.
De beslissing van de kinderrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het overige verzochte is afgewezen. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.