ECLI:NL:RBROT:2018:9022

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2018
Publicatiedatum
5 november 2018
Zaaknummer
10-098204-18 / vordering TUL VV: 10-149362-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal van een fiets met oplegging van een ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 september 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal van een fiets. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, had op 20 mei 2018 in Rotterdam een fiets (Gazelle Paris) weggenomen die toebehoorde aan een ander. De officier van justitie eiste een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit en vroeg om oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was, aangezien de verdachte het feit had bekend en er geen vrijspraak was bepleit. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan fietsendiefstal, wat een ergerlijk feit is dat niet alleen materiële schade veroorzaakt, maar ook hinder voor de gedupeerden. De rechtbank nam in haar overwegingen de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee, waaronder zijn verslaving aan drugs en zijn eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte aan de voorwaarden voor de ISD-maatregel voldeed, gezien zijn criminele verleden en het feit dat eerdere straffen niet hadden geleid tot gedragsverandering. De rechtbank legde de ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar en wees de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf af.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-098204-18
Parketnummer vordering TUL VV: 10-149362-16
Datum uitspraak: 21 september 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. M. Jansen, advocaat te Spijkenisse.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 september 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. C. de Kimpe, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer
10-149362-16.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het primair ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 20 mei 2018 te Rotterdam een fiets (Gazelle Paris),
dieaan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan fietsendiefstal.
Diefstallen zijn ergerlijke feiten die naast materiële schade, hinder voor de gedupeerden veroorzaken. De verdachte heeft geen enkel respect getoond voor andermans eigendom en uitsluitend oog gehad voor zijn eigen materiële behoeften, te weten het verkrijgen van goederen om met de opbrengst daarvan zijn methadon te kunnen kopen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
17 augustus 2018, waaruit blijkt dat de verdachte vele malen eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
24 augustus 2018. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
De verdachte verblijft sinds 2013 in Nederland en komt sinds 2015 veelvuldig in aanraking met justitie wegens het plegen van vermogensdelicten. Hij pleegt delicten om in zijn druggebruik te kunnen voorzien. De verdachte staat geregistreerd als zeer actieve veelpleger en aan hem werd in maart 2018 een voorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd.
De sociaal maatschappelijke situatie van de verdachte is slecht. Zo beschikt hij niet over eigen huisvesting, heeft hij geen zinvolle dagbesteding en ontbreekt het hem aan een inkomen. Ook is er sprake van een verslaving aan methadon en heroïne. Deze risicofactoren stonden de afgelopen jaren in relatie tot de gepleegde delicten. De reclassering acht het - in geval van een bewezenverklaring - aannemelijk dat deze factoren ook in de huidige zaak reden zijn geweest voor het plegen van een strafbaar feit.
De verdachte staat momenteel onder toezicht bij de reclassering in het kader van een
voorwaardelijke ISD-maatregel. Binnen dit contact houdt hij zich niet aan de bijzondere voorwaarden die hem zijn gesteld. De reclassering ziet geen mogelijkheden meer om hem te begeleiden in een voorwaardelijk kader. Een stringenter kader waarbinnen daadwerkelijk begeleiding en behandeling kan worden opgestart, is volgens de reclassering nodig om de huidige negatieve spiraal (en het bijbehorende delict gedrag) te doorbreken.
Psychiater J.F.M. Strous heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 juli 2018. Dit rapport houdt onder andere in dat er sprake is van een stoornis in het gebruik van methadon en er mogelijk sprake is van cluster B persoonlijkheidsproblematiek. Er wordt geadviseerd om de methadonbehandeling voort te zetten in detentie. De psychiatrische stoornis en verslavingsproblematiek is niet dermate ernstig en bedreigend (acuut) dat op grond van lichamelijke of medisch-psychiatrische gezondheidsoverwegingen plaatsing in een aangepaste zorgsetting is aangewezen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 augustus 2018 in de vijf jaren voorafgaande aan het door hem begane feit ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. Het onderhavige feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De verdachte voldoet dus aan de voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen en de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd. De raadsman van de verdachte heeft er op gewezen dat er na afloop van de vorige detentie geen enkele hulpverlening voor de verdachte was geregeld, dit ondanks het feit dat dit zo uitdrukkelijk was besproken bij de oplegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel.
Uit de rapportage van de reclassering kan inderdaad niet worden afgeleid dat na de detentie van de verdachte een hulpverleningspakket klaar lag. Echter, wel blijkt uit de rapportage dat dit na rappel van de raadsman is opgepikt en dat de verdachte zich vervolgens niet aan alle afspraken heeft gehouden. Bovendien kan worden vastgesteld dat de verdachte weer een strafbaar feit heeft gepleegd. Mede gelet hierop onderschrijft de rechtbank de conclusie van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel thans is aangewezen.
Gelet op de door hem steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat thans het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van personen of goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Daarbij is mede gelet op ernst van het begane feit en de veelvuldigheid van de voorafgaande veroordelingen.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de maatregel er mede toe strekt de maatschappij te beveiligen en de recidive van verdachte te beëindigen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 26 oktober 2016 van de politierechter in deze rechtbank (parketnummer
10-149362-16) is de verdachte ter zake van diefstal door middel van braak, opzetheling en diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 4 maanden voorwaardelijk, waarvan een gedeelte groot 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 26 oktober 2016.
8.2.
Beoordeling
Omdat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf al gedeeltelijk bij vonnis van 24 juli 2017 is toegewezen en het resterende gedeelte bij vonnis van 22 maart 2018, en deze vonnissen inmiddels onherroepelijk zijn geworden, zal de rechtbank de vordering afwijzen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 26 oktober 2016 van de politierechter in deze rechtbank (parketnummer 10-149362-16) aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Hello, voorzitter,
en mrs. C. Laukens en A.J.M. van Breevoort rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
primairhij op of omstreeks 20 mei 2018 te Rotterdam een fiets (Gazelle Paris), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , althans aan een ander dan aan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiairhij op of omstreeks 20 mei 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een fiets (Gazelle Paris), in elk geval enig goed, dat geheel often dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , althans aan een ander dan aan verdachte, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
- voornoemde fiets heeft vastgepakt en/of met die fiets is weggelopen en/of heeft weggesleept en/of
- een knijptang naast die fiets heeft gelegd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.