ECLI:NL:RBROT:2018:899

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2018
Publicatiedatum
9 februari 2018
Zaaknummer
10/812149-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van heling en medeplichtigheid aan een woninginbraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 januari 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd bijgestaan door haar raadsvrouw mr. J. Temminck Tuinstra. De verdachte was beschuldigd van heling en medeplichtigheid aan een woninginbraak. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor het onder 2 primair tenlastegelegde en bewezenverklaring van de overige tenlasteleggingen, met een eis tot een taakstraf van 70 uren, omgezet in 35 dagen hechtenis. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 2 primair tenlastegelegde, omdat het niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Ten aanzien van feit 1, de heling, oordeelde de rechtbank dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte wist of had moeten vermoeden dat de goederen door een misdrijf waren verkregen. De verdachte woonde samen met haar vriend, die de goederen had gekocht, en er was onvoldoende bewijs dat zij op de hoogte was van de herkomst van deze goederen. Ook voor de medeplichtigheid aan de woninginbraak kon niet worden vastgesteld dat de verdachte opzet had op het misdrijf van haar vriend. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte wist of had moeten vermoeden dat haar vriend een woninginbraak zou plegen. De benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken van feit 1. De kosten van de benadeelde partij werden begroot op nihil.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/812149-16
Datum uitspraak: 31 januari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. J. Temminck Tuinstra, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.J. du Croix heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 primair tenlastegelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 70 uren, met aftrek van voorarrest, te vervangen door 35 dagen hechtenis.

4.Vrijspraak

4.1.
Ten aanzien van feit 2 primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Ten aanzien van feit 1
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan (schuld)heling van de op de tenlastelegging vermelde goederen.
4.2.2.
Beoordeling
Om tot een bewezenverklaring van heling te kunnen komen, moet worden vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de goederen wist, dan wel had moeten vermoeden, dat die goederen door een misdrijf waren verkregen.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat de zes op de tenlastelegging genoemde goederen van diefstal afkomstig zijn en dat deze goederen door de politie in de woning van de verdachte zijn aangetroffen.
Niet van alle goederen kan echter worden vastgesteld dat de verdachte daar enige beschikkingsmacht over heeft gehad. De verdachte woonde samen in haar woning met haar vriend [naam vriend verdachte] . De verdachte heeft verklaard dat zij de portemonnee, de doos van Swarovski en het stempel niet in haar woning heeft gezien. De juistheid van deze verklaring kan op basis van het dossier niet worden uitgesloten, nu onduidelijk is waar die goederen precies zijn aangetroffen.
Over de telefoon, tablet en tinnen beker heeft de verdachte verklaard dat zij deze goederen weliswaar in haar woning heeft gezien, maar dat zij niet wist dat deze van diefstal afkomstig waren. Haar vriend had verteld dat hij die goederen had gekocht. Wat betreft de tablet, telefoon en tinnen beker blijkt uit het dossier niet op welk moment de verdachte deze goederen voorhanden heeft gekregen. Ook bevat het dossier geen bewijs op grond waarvan de conclusie kan worden getrokken dat de verdachte wist of had moeten weten dat deze goederen van diefstal afkomstig waren.
De verdachte wordt derhalve vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde.
4.3.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte haar vriend [naam vriend verdachte] behulpzaam is geweest bij een door hem op 10 juni 2016 gepleegde woninginbraak op het adres [adres delict] te Maassluis, door hem met een scootmobiel richting die woning te vervoeren en daar in de buurt op hem te blijven wachten.
4.3.2.
Beoordeling
Medeplichtigheid vereist tweeledig opzet. Om tot een bewezenverklaring te komen, geldt dat verdachte enerzijds opzet - al dan niet in voorwaardelijke vorm - moet hebben gehad op het misdrijf dat zij ondersteunt (het gronddelict) en anderzijds ook op die ondersteuning.
Er is geen bewijs voorhanden waaruit blijkt dat de verdachte wist of had moeten vermoeden dat [naam vriend verdachte] een woninginbraak zou gaan plegen. Daarom kan niet worden vastgesteld dat de verdachte opzet - ook niet in voorwaardelijke zin - had op de gepleegde woninginbraak.
De verdachte wordt dan ook vrijgesproken van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde.
4.4.
Ten aanzien van feit 2 meer subsidiair
Bij de woninginbraak op 10 juni 2016 aan het [adres delict] te Maassluis is een doosje met bestek gestolen. Het doosje met bestek heeft de politie naderhand in de woning van de verdachte, op een plank naast de magnetron, aangetroffen.
Het dossier bevat echter geen bewijs waaruit blijkt dat de verdachte wist, dan wel had moeten vermoeden dat dit doosje van diefstal afkomstig was, zodat zij zal worden vrijgesproken van de meer subsidiair tenlastegelegde heling.

5.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich ter zake van feit 1 in het geding gevoegd [naam benadeelde] , wonende te Rotterdam. De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van
€ 1.169,15.
Omdat de verdachte van feit 1 is vrijgesproken zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering worden verklaard.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering zal worden verklaard, zal hij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering.
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. van den Berg, voorzitter,
en mrs. M.V. Scheffers en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 januari 2018.
Bijlage
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij in of omstreeks de periode van 13 april 2016 tot en met 03 augustus 2016
te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(een) goed(eren), te weten
- een portemonnee (met inhoud), en/of
- een (tinnen) beker, en/of
- een (lege) doos Swarovski, en/of
- een stempel (onv [naam] ), en/of
- een tablet (merk Samsung), en/of
- een mobiele telefoon (merk Samsung)
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl zij en haar mededader(s) ten tijde van de verwerving of hot voorhanden krijgen van dit/die
goed(eren) wist(en), althans had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door
misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf, verkregen
goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij op of omstreeks 10 juni 2016 te Maassluis
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning [adres delict]
heeft/hebben weggenomen identiteitspapieren en/of een laptop
(merk Acer) en/of een horloge en/of divers servies en/of diverse sieraden, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan haar, verdachte, en/of haar mededader(s),
zulks nadat zij, verdachte, en/of haar mededader(s), zich daarbij de toegang
tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen
goederen onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[naam vriend verdachte] op of omstreeks 10 juni 2016 te Maassluis
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning [adres delict]
heeft/hebben weggenomen identiteitspapieren en/of een laptop
(merk Acer) en/of een horloge en/of divers servies en/of diverse sieraden, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan zijn, verdachte, en/of zijn mededader(s),
zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), zich daarbij de toegang
tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen
goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door braak en/of verbreking,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam
is geweest door
- zich en/of haar mededader(s) met een, door haar bestuurde, scootmobiel naar
en/of van de plaats van het misdrijf te vervoeren en/of
- zich (met een scootmobiel) op te houden in de directe nabijheid van de
plaats van het misdrijf teneinde bij dreigend gevaar (voor betrapping) en/of
onraad en/of hun/haar vlucht mogelijk te maken en/of hen weg te kunnen voeren
van de plaats van het misdrijf;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden;
zij in of omstreeks de periode van 10 juni 2016 tot en met 03 augustus 2016 te
Maassluis,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(een) goed(eren), te weten servies heeft/hebben verworven en/of voorhanden
gehad en/of overgedragen, terwijl zij en haar mededader(s) ten tijde van de
verwerving of het voorhanden krijgen van dit/die goed(eren) wist(en), althans
redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf,
namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf, verkregen
goed(eren) betrof.
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht