ECLI:NL:RBROT:2018:898

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2018
Publicatiedatum
9 februari 2018
Zaaknummer
10/197667-17 en 10/208232-16 / vordering TUL VV:10/741009-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel aan een verdachte wegens herhaalde winkeldiefstallen en alcoholproblematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 januari 2018 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die zonder vaste woon- of verblijfplaats was en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel. De verdachte is beschuldigd van diefstal onder parketnummers 10/197667-17 en 10/208232-16. De tenlastelegging omvatte het stelen van een fles Martini en twee blikjes Red Bull uit respectievelijk een Jumbo en een Albert Heijn To Go. De officier van justitie heeft gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een ISD-maatregel van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest, en een tussentijdse beoordeling na negen maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, die hij heeft bekend, en heeft geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het hoge recidiverisico. De rechtbank heeft ook overwogen dat eerdere straffen niet hebben geleid tot gedragsverandering en dat de verdachte geen eerdere hulpverlening heeft ontvangen. De beslissing om de ISD-maatregel op te leggen is genomen om de kans op recidive te minimaliseren en om de verdachte te helpen bij zijn alcoholproblematiek. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat de ISD-maatregel als effectiever werd beschouwd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/197667-17 en 10/208232-16
Parketnummer vordering TUL VV: 10/741009-17
Datum uitspraak: 31 januari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. M. Schmit, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.L.M. de L’Isle heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder parketnummers 10/197667-17 en 10/208232-16
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van 2 jaar, zonder aftrek van voorarrest, met een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel, 9 maanden na aanvang van de ISD-maatregel;
  • primair afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/741009-17, subsidiair (indien geen ISD-maatregel wordt opgelegd) toewijzing van deze vordering.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder parketnummers 10/197667-17 en 10/208232-16 tenlastegelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummers 10/197667-17 en 10/208232-16 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10-197667-17
hij op 6 oktober 2017 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand (gevestigd aan de [plaats delict 1] ) heeft weggenomen een fles Martini, toebehorende aan Jumbo;
Parketnummer 10/208232-16
hij op 12 oktober 2016 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand gelegen op het [plaats delict 2] , heeft weggenomen
twee blikjes energie drank (Red Bull), toebehorende aan Albert Heijn To Go.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/197667-17
diefstal;
Parketnummer 10/208232-16
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Hij heeft in supermarkten drank onder zijn kleding verstopt en de winkels verlaten zonder die goederen bij de kassa af te rekenen.
Uit het handelen van de verdachte blijkt dat hij weinig respect heeft voor de eigendommen van anderen. Hij veroorzaakt niet alleen financiële schade, maar ook veel ergernis en overlast voor de eigenaren van de desbetreffende winkels.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 3 januari 2018 is de verdachte de afgelopen anderhalf jaar vele malen veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Bouman GGZ, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 december 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte verblijft sinds april 2016 in Nederland. Hij is dakloos, heeft geen inkomen, geen recht op een uitkering en geen dagbesteding. Sinds de verdachte in Nederland is, is hij veelvuldig met justitie in aanraking gekomen wegens het plegen van winkeldiefstallen en openbare dronkenschap. Het delictgedrag is grotendeels gerelateerd aan zijn alcoholgebruik. De verdachte pleegt delicten onder invloed van alcohol en hij pleegt delicten om te kunnen voorzien in zijn alcoholgebruik. Hij bagatelliseert zijn alcoholproblematiek enigszins en hij geeft aan hiervoor geen behandeling nodig te hebben.
Gelet op het feit dat de verdachte veelvuldig met justitie in aanraking blijft komen, zijn
instabiele sociaal maatschappelijke situatie en de aanwijzingen voor hardnekkige alcoholproblematiek wordt het recidiverisico ingeschat als hoog. Om de recidive te kunnen doen verminderen is een langdurig hulpverleningstraject in een strikt kader geïndiceerd.
Er worden geen mogelijkheden gezien voor een reclasseringstoezicht in het kader van een voorwaardelijke veroordeling, omdat de verdachte niet over huisvesting beschikt, geen aanspraak maakt op sociale voorzieningen zoals een uitkering en veelvuldig met justitie in aanraking blijft komen. Dat biedt onvoldoende basis om de verdachte onder begeleiding van de reclassering te kunnen laten re-integreren in de maatschappij.
Oplegging van de ISD-maatregel wordt noodzakelijk geacht om gedragsverandering te bewerkstelligen bij de verdachte en zo de kans op recidive te minimaliseren. In de eerste intramurale fase zal nader persoonlijkheidsonderzoek moeten worden verricht met aansluitend een behandeltraject dat het best passend is bij het gedrag en de persoonlijkheid van de verdachte en zijn alcoholproblematiek. In het vervolgtraject zal er aandacht zijn voor het vinden van betaald werk en huisvesting.
Psychiater S.J. Roza heeft op 7 november 2017 gerapporteerd dat er geen contra-indicaties voor het opleggen van de ISD-maatregel zijn.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank stelt voorop dat wordt voldaan aan de formele vereisten die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht stelt voor het opleggen van de ISD-maatregel.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Hij is in de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten tenminste driemaal wegens een misdrijf tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld.
De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet bovendien vanwege zijn instabiele sociaal maatschappelijke situatie en alcoholproblematiek ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen hebben er niet toe geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is geëindigd.
De verdediging heeft verzocht de vordering tot oplegging van de ISD-maatregel af te wijzen. Aangevoerd is dat de ISD-maatregel slechts als ultimum remedium, als alle eerdere hulpverlening niet is geslaagd, wordt opgelegd, maar dat de verdachte niet eerder de kans heeft gekregen om in een milder traject aan zijn problematiek te werken. Hij wil meewerken aan reclasseringstoezicht en ambulante hulpverlening – ook ten aanzien van zijn alcoholproblematiek - in het kader van een voorwaardelijk op te leggen straf.
De rechtbank overweegt het volgende.
Vaststaat dat de verdachte niet eerder is begeleid door de reclassering of hulpverlening in een justitieel kader heeft ontvangen. Dit staat naar het oordeel van de rechtbank echter op zichzelf niet in de weg aan het opleggen van de ISD-maatregel.
De reclassering heeft uitdrukkelijk gerapporteerd dat zij in het kader van een voorwaardelijke veroordeling geen mogelijkheden voor toezicht ziet omdat daar onvoldoende basis voor is. De verdachte beschikt niet over huisvesting en ontvangt geen uitkering of ander inkomen. Hulpverlening in een strikter kader is ook noodzakelijk vanwege de hardnekkigheid van zijn alcoholproblematiek. De rechtbank ziet, net als de reclassering, onder de genoemde omstandigheden geen heil in het opleggen van reclasseringstoezicht en begeleiding in het kader van een voorwaardelijke veroordeling.
De verdachte heeft zich in een relatief korte periode van anderhalf jaar veelvuldig schuldig gemaakt aan diverse misdrijven, voornamelijk diefstallen. Gelet op de door hem steeds weer veroorzaakte overlast en schade, moet thans het belang van de samenleving voorop worden gesteld. De veiligheid van personen en goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. Daarnaast kan de maatregel er mede toe strekken een bijdrage te leveren aan de oplossing van de hardnekkige alcoholproblematiek van de verdachte waarmee het plegen van strafbare feiten lijkt samen te hangen.
De maatregel zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van de duur van de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. Daarbij is mede gelet op de ernst van de begane feiten en het aantal voorafgaande onherroepelijke veroordelingen.
De rechtbank zal overeenkomstig de vordering van de officier van justitie beslissen tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel. Bepaald wordt dat het openbaar ministerie de rechtbank daar na negen maanden over bericht.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 6 januari 2017 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal met geweld en belediging veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan een gedeelte groot één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 18 september 2017.
8.2.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
8.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Een tenuitvoerlegging wordt echter op dit moment niet opportuun geacht, vanwege het opleggen van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren. De vordering wordt derhalve afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummers 10/197667-17 en 10/208232-16 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
beslist tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel;
bepaalt dat de rechtbank over 9 (negen) maanden na het onherroepelijk worden van deze uitspraak door het openbaar ministerie daarover wordt bericht;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 6 januari 2017 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Timmerman, voorzitter,
en mrs. J.J. van den Berg en M.V. Scheffers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 januari 2018.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10-197667-17
hij op of omstreeks 6 oktober 2017 te Rotterdam
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkelpand
(gevestigd aan de [plaats delict 1] )
heeft weggenomen
een fles (Martini), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Jumbo, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
Parketnummer 10/208232-16
hij op of omstreeks 12 oktober 2016 te Rotterdam
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkelpand
gelegen op/aan het [plaats delict 2] , heeft weggenomen
twee, althans één, blikje(s) energie drank (Red Bull), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn To Go, in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte.
( art 310 Wetboek van Strafrecht )