ECLI:NL:RBROT:2018:8954

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 november 2018
Publicatiedatum
1 november 2018
Zaaknummer
C/10/559775 / KG ZA 18-1085
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van bedrijfsadministratie in kort geding met betrekking tot retentierecht

In deze zaak vorderden de besloten vennootschappen Fitcentrum Druten B.V., Fitcentrum Ede B.V. en Fitcentrum B.V. (hierna: Fitcentrum c.s.) in kort geding de afgifte van hun bedrijfsadministratie door de gedaagde, die eerder de administratie voor hen had verzorgd. De procedure begon met een dagvaarding op 10 oktober 2018, gevolgd door een mondelinge behandeling op 18 oktober 2018. De gedaagde had de samenwerking met Fitcentrum c.s. beëindigd en weigerde de administratie af te geven, omdat er een openstaand bedrag van € 22.100,11 was. Dit bedrag bestond uit een lening en openstaande facturen. Fitcentrum c.s. stelde dat zij de administratie dringend nodig hadden voor hun bedrijfsvoering, terwijl de gedaagde zich beriep op een retentierecht op basis van het openstaande bedrag.

De voorzieningenrechter oordeelde dat Fitcentrum c.s. voldoende spoedeisend belang had bij de vordering, omdat zij zonder de administratie niet in staat waren om hun btw-aangifte te doen. De rechter erkende het retentierecht van de gedaagde, maar beperkte dit tot de documenten die de gedaagde zelf had gemaakt en niet tot de onbewerkte stukken die hij van Fitcentrum c.s. had ontvangen. De rechter besloot dat de gedaagde binnen twee werkdagen na betekening van het vonnis de onbewerkte stukken moest afgeven, met een dwangsom van € 500,00 per dag voor het geval hij hier niet aan voldeed, tot een maximum van € 10.000,00. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg.

Dit vonnis werd uitgesproken door mr. J.C.A.T. Frima op 1 november 2018 en is een belangrijke uitspraak met betrekking tot het retentierecht en de verplichtingen van een boekhouder ten opzichte van zijn opdrachtgever.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/559775 / KG ZA 18-1085
Vonnis in kort geding van 1 november 2018
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FITCENTRUM DRUTEN B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FITCENTRUM EDE B.V.,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FITCENTRUM B.V.,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam] HOLDING B.V.,
alle gevestigd te Druten,
eiseressen,
advocaat mr. S.S. Zijderveld te Wageningen,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [handelsnaam gedaagde],
wonende te Nieuw-Lekkerland,
gedaagde,
advocaat mr. M.R. Dill te Dordrecht.
Partijen zullen hierna Fitcentrum c.s. en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 oktober 2018;
  • de 3 producties van Fitcentrum c.s.;
  • de 21 producties van [gedaagde] ;
  • de mondelinge behandeling op 18 oktober 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De heer [naam] (hierna: [naam] ) had aanvankelijk een eenmanszaak. In 2017 heeft [naam] meerdere besloten vennootschappen, zijnde Fitcentrum c.s., opgericht en is zijn eenmanszaak ingebracht in een besloten vennootschap.
2.2.
[gedaagde] , de eenmanszaak van de heer [gedaagde] , heeft vanaf 2015 de administratie verricht voor de eenmanszaak van [naam] en opvolgend voor Fitcentrum c.s. Bij e-mail van 12 juli 2018 heeft [naam] aan [gedaagde] medegedeeld dat hij de samenwerking met [gedaagde] wenst te beëindigen.
2.3.
Bij e-mail van 16 juli 2018 heeft [gedaagde] aan [naam] medegedeeld dat er een bedrag openstaat van € 22.100,11 en dat de boekhouding van Fitcentrum c.s. zal worden overgedragen aan Fitcentrum c.s., nadat dit bedrag is voldaan. Het openstaande bedrag is opgebouwd uit een bedrag van € 13.600,00 ter zake van een lening van [gedaagde] in privé aan [naam] en een bedrag van € 8.500,11 aan openstaande facturen, zoals hieronder gespecificeerd.
Facturen Fitcentrum Ede € 2.659,25
Facturen Fitcentrum Druten € 3.645,48
Facturen Fitcentrum € 426,53
Facturen [naam holding]
€ 1.768,85
Totaal € 8.500,11
2.4.
De nieuwe boekhouder van Fitcentrum c.s. is ABAB Acountants en Adviseurs te
’s-Hertogenbosch (hierna: ABAB). Vanaf begin augustus 2018 heeft ABAB [gedaagde] meermaals verzocht de administratie van Fitcentrum c.s. over te dragen. Bij e-mail van
10 september 2018 heeft de advocaat van Fitcentrum c.s. [gedaagde] gesommeerd de administratie van Fitcentrum c.s. af te geven. [gedaagde] heeft geen gehoor gegeven aan de sommaties.

3.Het geschil

3.1.
Fitcentrum c.s. vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot afgifte van de gehele bedrijfsadministratie binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] daar niet aan voldoet, tot een maximum van € 25.000,- per veroordeling is bereikt, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten van dit geding.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Fitcentrum c.s. heeft aangevoerd dat zij wegens het ontbreken van de bedrijfsadministratie niet in staat is om tot een goede bedrijfsvoering te komen. Zo kan ABAB zonder de originele inkoopfacturen geen btw-aangifte doen. Daarmee heeft Fitcentrum c.s. het spoedeisend belang bij haar vordering voldoende aannemelijk gemaakt.
4.2.
[gedaagde] stelt dat zij administratieve werkzaamheden voor de eenmanszaak van
[naam] en Fitcentrum c.s. heeft verricht in opdracht van [naam] in privé, zodat de vordering is ingesteld door de verkeerde partijen.
Het standpunt van [gedaagde] wordt niet gevolgd. Vaststaat dat [gedaagde] in 2015 in opdracht van
[naam] boekhoudkundige werkzaamheden ging verrichten voor de eenmanszaak van [naam] . In 2017 heeft [naam] verschillende vennootschappen (Fitcentrum c.s.) opgericht en heeft hij zijn eenmanszaak in (één van) die vennootschappen ingebracht. Vanaf dat moment verrichtte [gedaagde] werkzaamheden ten behoeve van die vennootschappen en werden de facturen ook op naam gesteld van de vennootschappen. [naam] wordt geacht bij het verlenen van de opdracht aan [gedaagde] tot het verrichten van die werkzaamheden te hebben gehandeld namens Fitcentrum c.s. Daarmee is Fitcentrum c.s. te beschouwen als de opdrachtgever van [gedaagde] en heeft zij in beginsel recht op en belang bij haar vordering.
4.3.
[gedaagde] doet een beroep op haar retentierecht in de zin van artikel 3:290 BW.
Bij de beoordeling daarvan moet onderscheid worden gemaakt tussen het leningsbedrag van €13.600,00 en de openstaande factuurbedragen van € 8.500,11.
Ten aanzien van de lening heeft Fitcentrum c.s. verklaard dat het leningsbedrag volledig is aangewend voor een andere eenmanszaak van [naam] , [naam eenmanszaak] , die is gericht op personal training. Deze eenmanszaak is volgens Fitcentrum c.s. niet in een van de vennootschappen ingebracht. De onderneming bestaat nog steeds, maar er vinden thans geen activiteiten meer plaats. [gedaagde] heeft die verklaring niet (voldoende) weersproken, zodat daarvan uit wordt gegaan. Nu de lening is verstrekt aan [naam eenmanszaak] en de facturen betrekking hebben op Fitcentrum c.s., ontbreekt de op grond van artikel 6:52 lid 1 jo. 6:57 BW vereiste samenhang tussen de vordering en de verbintenis, zodat aan [gedaagde] voor wat betreft de lening geen beroep op retentierecht toekomt.
Ten aanzien van de openstaande factuurbedragen geldt dat, hoewel Fitcentrum c.s. de hoogte van de bedragen betwist, zij nalaat die betwisting voldoende te onderbouwen.
Vooralsnog wordt uitgegaan van de verschuldigdheid van de factuurbedragen. De hoogte van het bedrag rechtvaardigt het door [gedaagde] ingeroepen retentierecht.
Kanttekening daarbij is dat uit vaste rechtspraak volgt dat het retentierecht zich slechts uitstrekt tot die documenten die de boekhouder in opdracht van zijn opdrachtgever (zelf) heeft gemaakt, maar niet tot de onbewerkte stukken die hij van de opdrachtgever heeft ontvangen. Deze zogenaamde brondocumenten dient [gedaagde] dan ook over te dragen aan Fitcentrum c.s. Gebleken is dat [gedaagde] daartoe bereid was maar dat tot op het moment van de mondelinge behandeling nog niet heeft gedaan, omdat [naam] (namens Fitcentrum c.s.) weigerde een verklaring van afgifte te ondertekenen. Ter zitting heeft [gedaagde] toegezegd de brondocumenten af te zullen geven aan (de boekhouder van) Fitcentrum c.s. en heeft Fitcentrum c.s. toegezegd daarvoor een ontvangstverklaring af te geven.
4.4.
Dat betekent dat de vordering wordt toegewezen voor zover het ziet op afgifte van de brondocumenten. Daarvoor zal aan [gedaagde] een termijn worden gegeven van 2 werkdagen na betekening van het vonnis. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
4.5.
Aangezien beide partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] , binnen 2 werkdagen na betekening van dit vonnis, alle onbewerkte stukken die [gedaagde] van Fitcentrum c.s. heeft ontvangen, af te geven aan Fitcentrum c.s.;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Fitcentrum c.s. een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2018.
2091 / 1659