In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 oktober 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling, ingediend door verzoeker, die in financiële problemen verkeert. Verzoeker heeft een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij 9 van de 10 schuldeisers akkoord gingen, met uitzondering van Hoist Finance. Hoist weigerde in te stemmen met de regeling, omdat zij geen voorstellen van schuldhulpverlenende instanties die niet zijn aangesloten bij de NVVK in behandeling neemt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van Hoist 67,40% van de totale schuldenlast bedraagt en dat de aangeboden regeling is goedgekeurd door een deskundige partij, Schuldbemiddeling Nederland. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers afgewogen tegen die van Hoist. Gezien de omstandigheden, waaronder de arbeidsongeschiktheid van verzoeker en de goedkeuring van de regeling door de meerderheid van de schuldeisers, heeft de rechtbank geoordeeld dat de belangen van verzoeker zwaarder wegen. De rechtbank heeft Hoist bevolen in te stemmen met de schuldregeling en de kosten van de procedure aan Hoist opgelegd, begroot op nihil. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en kan binnen acht dagen na de uitspraak in hoger beroep worden aangevochten.