ECLI:NL:RBROT:2018:8896

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2018
Publicatiedatum
30 oktober 2018
Zaaknummer
7054649 \ VZ VERZ 18-15845
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om aansprakelijkheid vast te stellen in deelgeschilprocedure met betrekking tot letselschade door kleurbehandeling

In deze zaak heeft de verzoekster, die een kleurbehandeling onderging bij de verweerster, verzocht om vaststelling van de aansprakelijkheid van de verweerster voor de letselschade die zij zou hebben geleden als gevolg van deze behandeling. De verzoekster heeft gesteld dat haar haar tijdens de behandeling op 15 december 2017 is beschadigd, wat heeft geleid tot haaruitval en andere schade. De verweerster heeft de aansprakelijkheid echter betwist en aangevoerd dat de behandeling succesvol was en dat de verzoekster tevreden was met het resultaat. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is om de aansprakelijkheid vast te stellen binnen de deelgeschilprocedure, aangezien bewijslevering noodzakelijk is om de feitelijke gang van zaken te verduidelijken. De kantonrechter heeft het verzoek om aansprakelijkheid vast te stellen afgewezen, evenals het verzoek om schadevergoeding en de vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Wel zijn de proceskosten aan de zijde van de verzoekster begroot op € 2.142,67, maar de verweerster is niet veroordeeld tot betaling hiervan, omdat de aansprakelijkheid nog niet is vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7054649 \ VZ VERZ 18-15845
uitspraak: 30 oktober 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [plaatsnaam],
verzoekster,
gemachtigde: mr. E.C.H. van Loosbroek,
tegen
[verweerster],
gevestigd te [plaatsnaam],
verweerster,
vertegenwoordigd door [Z.].
Partijen worden hierna verder aangeduid als “[verzoekster]” en “[verweerster]”.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
 het verzoekschrift van [verzoekster], ingekomen op 6 juli 2018, met producties.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2018. Mr. S. Demirci en mr. E.C.H. van Loosbroek zijn ter zitting verschenen namens [verzoekster]. Mevrouw [Z.] is namens [verweerster] verschenen. [verzoekster] is niet verschenen.
De kantonrechter heeft de uitspraak van deze beschikking bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Op 15 december 2017 heeft [verzoekster] een kleurbehandeling voor haar haar ondergaan bij [verweerster]. [verzoekster] wilde haar donkerbruine/zwarte haar laten verven in een lichtere kleur.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoekster] heeft verzocht om bij beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor recht dat [verweerster] aansprakelijk is voor de letselschade die [verzoekster] lijdt en wellicht zal lijden als gevolg van de behandeling op 15 december 2017;
te bepalen dat [verweerster] gehouden is de schade die [verzoekster] heeft geleden te vergoeden, waaronder begrepen de kosten voor herstel en smartengeld;
[verweerster] te veroordelen om over te gaan tot voldoening van de buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 1.074,42 en de kosten van deze deelgeschilprocedure, te weten
€ 2.064,67 en € 78,- griffierecht, te begroten en [verweerster] daarin te veroordelen.
3.2.
[verzoekster] heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat haar haar tijdens de kleurbehandeling door [verweerster] is beschadigd. Het haar is voor een deel uitgevallen en vanaf de hoogte van haar oren volledig afgebrand. Met name aan de binnenkant is het haar volledig afgebroken. Ook na de behandeling had [verzoekster] last van haaruitval.
Volgens [verzoekster] is niet het met [verweerster] overeengekomen resultaat bereikt. Er is daarom sprake van wanprestatie als bedoeld in artikel 6:74 BW. Als gevolg hiervan is letselschade ontstaan aan het haar van [verzoekster] waarvoor [verweerster] aansprakelijk is. Omdat [verweerster] de aansprakelijkheid niet heeft erkend, heeft [verzoekster] verzocht om in dit deelgeschil de aansprakelijkheid vast te stellen. De kosten voor herstel van het haar bedragen minimaal € 6.468,-. Daarnaast heeft [verzoekster] aanspraak gemaakt op een smartengeldvergoeding ter hoogte van € 2.500,-.
[verzoekster] heeft tevens verzocht [verweerster] op grond van artikel 6:96 lid 2 BW te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 1.074,42 inclusief 21% btw en 6% kantoorkosten. Daarnaast heeft [verzoekster] verzocht [verweerster] te veroordelen in de kosten van de deelgeschilprocedure.

4.Het verweer

[verweerster] heeft tot afwijzing van het verzoek geconcludeerd en daartoe het volgende aangevoerd. Door een kleurbehandeling is het haar van [verzoekster] lichter geworden. [verzoekster] heeft er daarna voor gekozen om haar haar in een mahoniekleur te laten verven en was tevreden met het resultaat. Een paar dagen later kwam [verzoekster] echter terug en vroeg of zij haar geld terug kon krijgen. [verzoekster] wilde haar haar weer zwart geverfd hebben. Uiteindelijk heeft [verweerster] het geld voor de kleurbehandeling teruggegeven aan [verzoekster]. Weer een paar dagen later kwam [verzoekster] terug met het verzoek om haar haar zwart te verven. [verweerster] heeft [verzoekster] geadviseerd om dit niet te doen, maar omdat [verzoekster] het graag wilde heeft [verweerster] toch het haar van [verzoekster] geverfd. [verzoekster] is echter tijdens de behandeling weggegaan, terwijl de verf nog in haar haar zat. [verweerster] heeft [verzoekster] gezegd dat zij het moest laten uitwassen, maar dat heeft [verzoekster] niet gedaan en is weggegaan. [verweerster] is van mening dat zij niet aansprakelijk is voor de schade die zou zijn ontstaan aan het haar van [verzoekster].

5.De beoordeling

5.1.
[verzoekster] heeft onder meer verzocht om vast te stellen dat [verweerster] aansprakelijk is voor de door haar geleden schade aan haar haar. In beginsel kan deze vraag in een deelgeschilprocedure aan de orde worden gesteld, omdat beantwoording van deze vraag kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst tussen [verzoekster] en [verweerster].
5.2.
Om aansprakelijkheid te kunnen vaststellen is van belang om vast te stellen wat er precies gebeurd is met het haar van [verzoekster]. Volgens [verzoekster] is haar haar door een kleurbehandeling bij [verweerster] op 15 december 2017 beschadigd. Tijdens de behandeling voelde [verzoekster] al een branderig gevoel en een irritatie aan haar hoofdhuid en oren. Na de behandeling is het haar gedeeltelijk afgebrand en kreeg [verzoekster] last van haaruitval. Volgens [verzoekster] zal zij gedurende drie jaar diverse behandelingen moeten ondergaan om het haar weer te herstellen.
Door [verweerster] wordt echter betwist dat het haar van [verzoekster] beschadigd is tijdens de kleurbehandeling in haar beautysalon op 15 december 2017. Volgens [verweerster] was de kleurbehandeling geslaagd en was [verzoekster] toen heel tevreden met het resultaat.
5.3.
Gelet op het voorgaande verschillen partijen van mening over de feitelijke gang van zaken. Om aansprakelijkheid te kunnen vaststellen moet echter in eerste instantie duidelijk zijn wat er precies gebeurd is. Hiervoor is bewijslevering nodig. Naar verwachting zal dit (overwegend) getuigenbewijs zijn. Gelet op de daarmee gepaard gaande investering in tijd, geld en moeite afgewogen tegen het belang van [verzoekster] is daarvoor in deze deelgeschilprocedure geen plaats. Daarbij weegt ook mee dat partijen nog niet met elkaar in onderhandeling zijn getreden en het de verwachting is dat dit niet gaat gebeuren, omdat [verweerster] alle aansprakelijkheid van de hand heeft gewezen. Het is daarom de vraag of het vaststellen van de aansprakelijkheid aan een vaststellingsovereenkomst zal bijdragen. Het verzoek om de aansprakelijkheid vast te stellen zal daarom worden afgewezen. Hetzelfde geldt voor het nauw daarmee samenhangende verzoek om [verweerster] te veroordelen tot schadevergoeding.
5.4.
Bij gebreke van vaststelling van de aansprakelijkheid en veroordeling tot schadevergoeding ontbreekt ook een grond voor veroordeling in de reeds gemaakte buitengerechtelijke kosten, zodat het daartoe strekkende verzoek dient te worden afgewezen.
5.5.
[verzoekster] heeft tevens verzocht de kosten van deze deelgeschilprocedure te begroten. Ondanks de omstandigheid dat in deze beschikking niet geoordeeld is dat [verweerster] aansprakelijk is voor de door [verzoekster] geleden schade en dat verzoek wordt afgewezen, vloeit uit artikel 1019aa leden 1, 2 en 3 Rv en de toelichting daarop voort dat in een deelgeschilprocedure wel de proceskosten begroot kunnen worden (zonder dat daarbij een proceskostenveroordeling wordt uitgesproken). Dit is slechts anders als deze deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, maar dat is hier niet het geval. De kantonrechter zal daarom tot begroting van de proceskosten overgaan.
5.6.
[verzoekster] heeft in het verzoekschrift toegelicht dat haar gemachtigde 6,85 uur heeft besteed aan de voorbereiding van het verzoekschrift. Het uurtarief is volgens [verzoekster] € 235,-, waardoor de totale advocaatkosten uitkomen op € 2.064,67 (6,85 x € 235,- + 6% kantoorkosten + 21% btw). [verweerster] heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van deze kosten. De kantonrechter acht de door [verzoekster] begrote kosten van dit deelgeschil niet onredelijk, zodat deze zoals verzocht zullen worden begroot op € 2.064,67 aan advocaatkosten en € 78,- aan griffierecht.
Omdat de kosten van deze deelgeschilprocedure slechts begroot zijn, betekent dit dat [verweerster] in deze beschikking niet tot betaling hiervan zal worden veroordeeld. [verweerster] is dit bedrag pas aan [verzoekster] verschuldigd als vast komt te staan dat zij aansprakelijk is voor de door [verzoekster] geleden schade.

6.De beslissing

De kantonrechter:
begroot de kosten als bedoeld in artikel 1019aa lid 1 Rv aan de zijde van [verzoekster] op € 2.142,67;
wijst af het méér of anders door [verzoekster] verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E. van Schouten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
31688