ECLI:NL:RBROT:2018:8871

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2018
Publicatiedatum
30 oktober 2018
Zaaknummer
10/960270-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot aankoop van een vuurwapen en bezit van verboden middelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 oktober 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot de aankoop van een semi-automatisch vuurwapen en het bezit van verboden wapens en drugs. De verdachte heeft geprobeerd een Glock 17 aan te schaffen en had daarnaast twee boksbeugels, een vlindermes, een busje pepperspray en ongeveer 40 stuks munitie in zijn bezit. Tevens was hij in het bezit van circa 40 gram amfetamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft gepleegd in de periode van 17 juni 2016 tot en met 19 juli 2016, waarbij hij onder andere e-mailcontact heeft gehad met een verkoper over de aankoop van het vuurwapen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die een blanco strafblad heeft en zijn leven op orde heeft. Gezien de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, heeft de rechtbank besloten om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een geldboete van € 1.555,00. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte niet opnieuw strafbare feiten mag plegen tijdens de proeftijd van twee jaar. De beslissing is genomen in het belang van de veiligheid van de samenleving, gezien de ernst van de feiten en de risico's die verbonden zijn aan het bezit van wapens en drugs.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/960270-16
Datum uitspraak: 18 oktober 2018
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. H. Seton, advocaat te Amersfoort.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 oktober 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.C. Niks heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 160 uur, te vervangen door 80 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 1.555,00.

4.Bewezenverklaring zonder nadere motivering

Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 17 juni 2016 tot en met 19 juli 2016 te Eemnes en Breezand,
ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om een vuurwapen van categorie II (een vuurwapen: Glock 17) voorhanden te krijgen,
  • e-mailbericht(en) heeft gestuurd over de afname van een vuurwapen, en met de verkoper een afspraak heeft gemaakt over de aankoop van een vuurwapen en
  • met de verkoper per e-mail een overeenkomst heeft gesloten om voor 1550 euro een vuurwapen te kopen enter overdracht van het vuurwapen op 19 juli 2016 is verschenen op een afspraak met de verkoper
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 19 juli 2016 te Eemnes en Breezand, voorhanden heeft gehad en heeft vervoerd
  • twee boksbeugels van categorie I onder 3 (artikel 2 lid 1) en een vlindermes van categorie I onder 1 (artikel 2 lid 1) en
  • pepperspray van categorie II onder 6 (artikel 2 lid 1) en35 tot 40 stuks munitie (patronen) van categorie
II onder 1 (artikel 2 lid 2);
3.
hij op 19 juli 2016 te Eemnes en Breezand, opzettelijk aanwezig heeft gehad en heeft vervoerd, circa 40 gram amfetamine, zijnde amfetamine, een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
Poging tot handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II;
2.
Eendaadse samenloop van:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie II;
3.
Eendaadse samenloop van:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

Algemene overweging

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging een semi-automatisch vuurwapen te kopen. Ook heeft hij twee boksbeugels, een vlindermes, een busje pepperspray en ongeveer 40 stuks munitie patronen voorhanden gehad en vervoerd.
Vuurwapens worden steeds meer gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vuurwapens kunnen (ook bij het enkel voorhanden hebben daarvan) tot zeer gevaarzettende situaties leiden. Dit brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de samenleving met zich. Voorts valt door een toename van wapenbezit een drempelverlaging ten aanzien van het gebruik ervan te vrezen. Het voorhanden hebben van wapens en munitie is daarom aan strenge regelgeving en een verlofstelsel gebonden.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben en vervoeren van circa 40 gram amfetamine. Dit is een voor de gezondheid van personen die het gebruiken schadelijke stof. Ook is een dergelijke harddrug bezwarend voor de samenleving, onder meer vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit. De rechtbank kan derhalve niet voorbijgaan aan het feit dat de aard van dit strafbare feit waaraan de verdachte zich heeft schuldig gemaakt, weer andere vormen van criminaliteit uitlokt en bevordert.
Bij de bepaling van de strafmodaliteiten wordt het zwaartepunt evenwel gevormd door de poging een vuurwapen te kopen.
Straffen en persoonlijke omstandigheden
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen daarvan, omdat uit het door Victas (Centrum voor verslavingszorg) over de verdachte uitgebrachte rapport van 21 juli 2016 alsmede uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren komt dat de verdachte zijn leven goed op de rit heeft. Mede gezien het blanco strafblad van de verdachte, betreffen de onderhavige bewezen verklaarde feiten - naar het zich laat aanzien - een éénmalige misstap van de verdachte.
Redelijke termijn
De rechtbank constateert dat sprake is van een schending van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Tussen het moment waarop de verdachte in redelijkheid kon verwachten dat hij zou worden vervolgd - 19 juli 2016 (datum inverzekeringstelling) - en het vonnis van de rechtbank, zijn ruim twee jaar en drie maanden verstreken. Daarmee is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met ruim drie maanden. Deze overschrijding is niet aan de verdachte te wijten noch aan de complexiteit van de zaak, maar is kennelijk ontstaan door een weinig voortvarende aanpak van het Landelijk Parket bij het aanbrengen van de zaak bij de rechtbank.
Slotsom
Gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn en voormelde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zal de rechtbank volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf van hierna te melden duur en een geldboete van € 1.555,00. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

8.In beslag genomen voorwerpen

De rechtbank zal een last geven tot teruggave van het geldbedrag ad € 1.555,00 aan de verdachte. Het beoogde doel van de door de officier van justitie gevorderde verbeurdverklaring, namelijk de verdachte in zijn vermogen treffen, is reeds bereikt met het opleggen van een geldboete.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c, 23, 24a, 24c, 45, 56 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 1, 2, 13, 22, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
  • 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden, alsmede tot een
geldboete van € 1.555,00 (vijftienhonderd vijfenvijftig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 (twee) jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast
de teruggave aan de verdachtevan een
geldbedrag van € 1.555,00;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. B.A. Cnossen en A. van Luijck, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.N. Maat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 17 juni 2016 tot en met 19 juli 2016 te Eemnes en/of Breezand, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om een vuurwapen van categorie II (een vuurwapen: Glock 17) voorhanden te krijgen,
  • een of meer e-mailbericht(en) heeft gestuurd over de afname van een vuurwapen, en/of
  • met de verkoper een afspraak heeft gemaakt over de aankoop en/of verkoop van een vuurwapen en/of
  • met de verkoper per e-mail een overeenkomst heeft gesloten om voor 1550 euro een vuurwapen te kopen en/of
  • ter overdracht van het vuurwapen op 19 juli 2016 is verschenen op een afspraak met de verkoper
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art. 26 lid 1 jo. 55 lid 3 sub a Wet wapens en munitie
art. 45 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 19 juli 2016 te Eemnes en/of Breezand, althans in
Nederland,
voorhanden heeft gehad en/of heeft vervoerd
  • twee, althans een of meer boksbeugels van categorie I onder 3 (artikel 2 lid 1) en/of
  • een of meer vlindermes(sen) van categorie I onder 1 (artikel 2 lid 1) en/of
  • pepperspray van categorie II onder 6 (artikel 2 lid 1) en/of
  • 35 tot 40 stuks, althans een of meer stuks munitie (patronen) van categorie
II onder 1 (artikel 2 lid 2);
Artikel 1 Wet Wapens en Munitie
Artikel 2 lid 1 en 2 Wet Wapens en Munitie
Artikel 26 lid 1 Wet Wapens en Munitie
Artikel 13 lid 1 Wet Wapens en Munitie
Artikel 55 lid 1 en lid 3 sub a Wet Wapens en Munitie
Artikel 22 Wet Wapens en Munitie
3.
Hij op of omstreeks 19 juli 2016 te Eemnes en/of Breezand, althans in
Nederland,
opzettelijk, aanwezig heeft gehad en/of heeft vervoerd, circa 40 gram
amfetamine, althans een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende
amfetamine althans amfetamine, zijnde amfetamine, een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet;
Art 2 ahf/ond B en C Opiumwet
Art 10 lid 3 en 4 Opiumwet