In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 oktober 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen. De verdachte, die niet ingeschreven stond in de basisregistratie en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland was, werd op 12 september 2017 aangehouden met een contant geldbedrag van € 25.495,-. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling tot een gevangenisstraf van 5 weken, alsook verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat de verdachte een legale herkomst voor het geld had opgegeven, namelijk van een garage in Spanje waar hij mede-eigenaar van was.
De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk waren. De rechtbank oordeelde dat het openbaar ministerie onvoldoende onderzoek had gedaan naar de herkomst van het geld en dat niet met voldoende zekerheid kon worden uitgesloten dat het geld een legale herkomst had. Hierdoor kon niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen. De rechtbank sprak de verdachte vrij en gelastte de teruggave van het in beslag genomen geldbedrag aan de verdachte.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de herkomst van in beslag genomen geldbedragen en de verplichting van het openbaar ministerie om adequaat onderzoek te verrichten naar de verklaringen van de verdachte.