ECLI:NL:RBROT:2018:8826

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2018
Publicatiedatum
25 oktober 2018
Zaaknummer
6651398
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. E. van Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding uit hoofde van pleziervaartuigenverzekering na schade aan tweedehands boot

In deze zaak heeft eiser, een particulier, een tweedehands boot aangeschaft en een pleziervaartuigenverzekering afgesloten bij Yachtrisk B.V. Na het constateren van schade aan de boot, heeft eiser een schadeclaim ingediend bij de verzekeraar. Yachtrisk heeft de claim afgewezen, stellende dat de schade voortkwam uit een eigen gebrek in de zin van de polisvoorwaarden, en dus niet onder de dekking viel. Eiser heeft vervolgens Yachtrisk gedagvaard en vorderde betaling van de schadevergoeding, vermeerderd met rente en kosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de schade aan de boot is veroorzaakt door een gebrek in de hoedanigheid van de zaak, zoals bedoeld in de polisvoorwaarden. De rechter oordeelde dat de schade onder de dekking van de verzekering valt, omdat de schade het gevolg was van een fout in de oorspronkelijke bouw van de boot. De kantonrechter heeft Yachtrisk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.470,31 aan eiser, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is Yachtrisk veroordeeld in de proceskosten, inclusief de kosten van de gemachtigde van eiser.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste interpretatie van polisvoorwaarden en de verantwoordelijkheden van verzekeraars bij schadeclaims. De rechter heeft ook de voorwaarden voor het toewijzen van rente en kosten uiteengezet, waarbij is vastgesteld dat de buitengerechtelijke incassokosten niet toewijsbaar waren, omdat eiser niet had aangetoond dat dergelijke kosten waren gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6651398 \ CV EXPL 18-5299
uitspraak: 26 oktober 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [plaatsnaam],
eiser,
gemachtigde: mr. M. van Laar,
tegen
de besloten vennootschap
Yachtrisk B.V.,
gevestigd te Kamperland, gemeente Noord-Beveland,
gedaagde,
vertegenwoordigd door J. Bles.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser]” en “Yachtrisk”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 31 januari 2018 met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • het tussenvonnis van 9 april 2018 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
  • de bij brief van 6 juli 2018 door [eiser] toegezonden aanvullende producties, en
  • het proces-verbaal van de op 24 juli 2018 gehouden comparitie van partijen.
1.2
De datum voor de uitspraak van dit vonnis is nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
[eiser] heeft op 3 september 2009 een tweedehands boot (Fairline TLC 5282 Corniche 31) gekocht voor € 79.000,00. De nieuwprijs van de boot was circa
€ 280.000,00. De boot heet ‘Sven’.
2.2
Direct bij de koop van de boot heeft [eiser] via Datacombinatie Yacht Verzekeringen B.V. (hierna: “Datacombinatie”) een pleziervaartuigenverzekering (polisnummer C152489) afgesloten bij Yachtrisk. Op deze verzekering zijn de polisvoorwaarden watersportverzekering C2015 uitgebreid van toepassing.
2.3
In artikel 31 van de polisvoorwaarden staat de dekking bij een eigen gebrek beschreven:
‘Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee vormen van eigen gebrek:
1. Eigen gebrek (hoedanigheid van de zaak)
Wanneer het verzekerd object of een onderdeel daarvan, in vergelijking met zaken van dezelfde soort en kwaliteit, een niet te verwachten hoedanigheid bezit. Dit is een materiaalfout of een fout in de oorspronkelijke constructie, oorspronkelijke bouw of het oorspronkelijke ontwerp. Hierdoor is het verzekerd object of een onderdeel daarvan, niet meer geschikt voor het doel waarvoor het bestemd was.
(…)
2. Eigen gebrek (aard van de zaak)
Wanneer de aard van het verzekerd object of een onderdeel daarvan met zich meebrengt dat een geleidelijk proces zich voordoet zoals: slijtage, (galvanische) corrosie, uitdroging, verkleuring, licht- en vochtinwerking, materiaalmoeheid, veroudering, verwering, verrotting, verharding, delaminatie, elektrolyse, vervuiling, dichtslibbing.(….)’
2.4
Een eigen gebrek en de gevolgen daarvan als bedoeld in lid 1 (hoedanigheid) vallen wel onder de dekking van de verzekering. Een eigen gebrek en de gevolgen daarvan als bedoeld in lid 2 (aard) vallen niet onder de dekking van de verzekering.
2.5
Op 7 mei 2017 rook [eiser] dieselolielucht op de boot. Op de bodem van de kajuit bleek olie te staan.
2.6
[eiser] heeft de schade op 8 mei 2017 bij Datacombinatie gemeld.
2.7
Op 19 mei 2017 heeft schade-expert [V.] van Vijzelaar Expertise (hierna: “Vijzelaar”) de boot op verzoek van Datacombinatie geïnspecteerd. De inspectie is op 8 juni 2017 voortgezet.
2.8
Vijzelaar heeft van het onderzoek van de boot een rapport van expertise opgemaakt d.d. 12 juni 2017.
Voor zover relevant heeft Vijzelaar op pagina 2 van dat rapport het volgende geconstateerd:
‘De aluminium brandstoftank is gemonteerd met geïsoleerde beugels over de tank. Op de bodem van de bak waarin de brandstoktank is gemonteerd, lag een rubber mat die volledig doordrenkt was met dieselolie. Onder deze rubber mat lagen achtergebleven koperen/messing schroeven, boorkrullen en ander vuil. De schroeven, boorkrullen en ander vuil zijn door trillingen van het vaartuig door de rubber mat gedrukt en in aanraking gekomen met de aluminium brandstoftank. Als gevolg hiervan is ernstige putcorrosie ontstaan, met name op de plaats waar het koper/messing restmateriaal in aanraking kwam met het aluminium van de brandstoftank. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in het doorcorroderen van de tank ter plaatse van de putcorrosie, waardoor de dieselolie uiteindelijk is weggelopen. Met uitzondering van de plaatselijke putcorrosie verkeerde de aluminium brandstoktank in zeer goede staat en was er verder geen sprake van corrosie of afname van materiaal.’
2.9
Bij e-mail van 12 juni 2017 heeft Datacombinatie namens Yachtrisk de claim van [eiser] afgewezen onder verwijzing naar het schaderapport van Vijzelaar en artikel 31 lid 2 van de polisvoorwaarden (aard van de zaak).
2.1
Bij brief van 31 augustus 2017 heeft [eiser] Yachtrisk gevraagd om het ingenomen standpunt te herzien. Bij e-mail van 19 september 2017 heeft Yachtrisk aan [eiser] bericht te volharden in haar afwijzing van de schadeclaim.

3.De vordering

3.1
[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Yachtrisk te veroordelen aan hem te betalen € 3.770,31, te vermeerderen met de handelsrente op grond van artikel 6:119a BW vanaf een door de kantonrechter te bepalen datum tot de dag van algehele voldoening, alsmede:
€ 502,03 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na datum van het te wijzen vonnis tot de dag van algehele voldoening;
de volgens het gebruikelijke tarief te begroten bijdrage in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de terzake van deze kosten toegewezen bedragen vanaf vijftien dagen na de datum van het te wijzen vonnis tot de dag van algehele voldoening;
de nakosten ter hoogte van € 131,00 zonder betekening, verhoogd met een bedrag van € 68,00 in geval van betekening, met bepaling dat, als deze kosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de vijftiende dag na dagtekening van het vonnis wettelijke rente is verschuldigd;
€ 102,45 aan deurwaarderskosten als bedoeld in artikel 240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening.
3.2
[eiser] stelt dat de schade aan zijn boot valt onder de dekking van (artikel 31 lid 1 van) de polisvoorwaarden van zijn pleziervaartuigenverzekering die hij via Datacombinatie bij Yachtrisk heeft afgesloten, zodat Yachtrisk op basis van diezelfde verzekering gehouden is om zijn schade aan hem te vergoeden.

4.Het verweer

Yachtrisk heeft de vordering betwist. Daartoe voert zij aan dat de schade een eigen gebrek in de zin van de “aard van de zaak” (artikel 31 onder 2 van de polisvoorwaarden) betreft en derhalve niet onder de dekking van de verzekering valt.

5.De beoordeling

5.1
Partijen zijn het er over eens dat de door [eiser] gevorderde schade is veroorzaakt door een eigen gebrek van de boot. De te beantwoorden vraag is of het een gebrek in de zin van de “hoedanigheid van de zaak” betreft. Als het antwoord op die vraag bevestigend luidt, dan valt de schade onder de dekking van de verzekering. Een ontkennend antwoord zal tot het oordeel leiden dat de schade niet onder de dekking van de verzekering valt.
5.2
In artikel 31 onder 1 van de polisvoorwaarden is als hoedanigheid van de zaak expliciet de situatie benoemd dat er sprake is van een fout in de oorspronkelijke bouw. Uit het expertise-rapport van Vijzelaar blijkt dat er achtergebleven koperen/messing schroeven, boorkrullen en ander vuil lagen onder de rubberen mat op de bodem van de bak waar de brandstoftank is gemonteerd. Uit het rapport blijkt duidelijk dat de uiteindelijk lekkage is veroorzaakt door de aanwezigheid van die materialen. Het is evident dat die materialen daar niet hadden moeten liggen, zodat de conclusie kan worden getrokken dat het achterblijven van de materialen een fout bij de oorspronkelijke bouw betreft en een hoedanigheid van de zaak betreft zoals bedoeld in artikel 31 onder 1 van de polisvoorwaarden. Dat strookt ook met de overige bevindingen in het rapport van Vijzelaar, te weten dat de boot zich verder in zeer goede staat bevindt.
5.3
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de door [eiser] geleden schade onder de dekking van de pleziervaartuigenverzekering valt. Yachtrisk heeft opgemerkt dat het eigen risico van € 300,00 in mindering dient te strekken op het gevorderde bedrag. Daar is door [eiser] niet op gereageerd, zodat er vanuit wordt gegaan dat hij zich kan verenigen met die zienswijze. Tegen de hoogte van het factuurbedrag van 27 juni 2017 van Nicolaas Witsen Nautisch Centrum van € 3.770,31 op zich heeft Yachtrisk geen afzonderlijk verweer gevoerd. De hoogte van die factuur komt de kantonrechter niet onredelijk voor. Rekening houdend met het eigen risico wordt een bedrag van € 3.470,31 toegewezen.
5.4
Voor toewijzing van de wettelijke handelsrente op grond van artikel 6:119a BW bestaat geen grond, nu het een vordering op grond van een schadeverzekering betreft. Aan de voorwaarden voor toewijzing van de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW is wel voldaan. Tegen de verschuldigdheid van rente is door Yachtrisk geen verweer gevoerd. De rente wordt daarom toegewezen zoals hierna bepaald.
5.5
[eiser] heeft veroordeling in de buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. [eiser] heeft echter niet gesteld dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Dat is ook niet gebleken. Deze vordering is dan ook niet toewijsbaar.
5.6
Yachtrisk wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure. De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

6.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Yachtrisk om aan [eiser] tegen kwijting te betalen € 3.470,31, vermeerderd met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW berekend vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt Yachtrisk in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 102,45 aan dagvaardingskosten, € 226,00 aan griffierecht en
€ 400,00 aan salaris voor de gemachtigde, deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening, alsmede, indien Yachtrisk niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan, begroot op € 75,00 aan nasalaris, te verhogen met € 68,00 aan betekeningskosten onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E. van Schouten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
703