ECLI:NL:RBROT:2018:8804

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2018
Publicatiedatum
25 oktober 2018
Zaaknummer
10-129382-18, 21-004091-16 TUL
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met vuurwapen en wapenbezit

Op 25 oktober 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met een vuurwapen vanuit een auto. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 1 juli 2018 te Leerdam, waar de verdachte de aangever met een vuurwapen heeft bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het vuurwapen en bijbehorende munitie in zijn bezit had, evenals een hoeveelheid cocaïne. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die schadevergoeding heeft gevorderd voor materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van deze schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in haar overwegingen meegenomen, en heeft besloten tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie was geëist, om de behandeling van de verdachte niet te onderbreken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10-129382-18 en 21-004091-16 (tul)
Datum uitspraak: 25 oktober 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[Naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire inrichting Dordrecht,
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. van Veen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering en zich zal laten behandelen door de forensische polikliniek [instantie 1] of een soortgelijke zorgverlener te bepalen door de reclassering.
  • tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden die bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 mei 2017 (parketnummer 21-004091-16) aan de verdachte is opgelegd.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring feiten 2 en 3 zonder nadere motivering
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend en nadien is geen vrijspraak bepleit. Deze feiten zullen daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is betoogd dat de aangifte geen steun vindt in andere objectieve bewijsmiddelen, zoals getuigenverklaringen of camerabeelden. Verder is aangevoerd dat de herkenning van de verdachte door de aangever tijdens de enkelvoudige fotoconfrontatie niet kan worden gebruikt als bewijs nu aan de aangever kort voor het tonen van de foto van de verdachte is gevraagd of hij de verdachte zou herkennen indien hij hem op een foto zou zien. Daarmee is deze herkenning ondeugdelijk.
Beoordeling
De politie heeft de verdachte, binnen een uur nadat [slachtoffer] (hierna: de aangever) had gemeld dat hij vanuit een auto door een man met een vuurwapen was bedreigd, staande gehouden in de auto die de aangever met merk en kentekennummer had omschreven. Tijdens de daaropvolgende doorzoeking van die auto is onder de bestuurdersstoel een zilverkleurig revolver aangetroffen, waarover de verdachte heeft verklaard dat het van hem is. Het type en de kleur van dat wapen stemmen overeen met de door de aangever gegeven omschrijving. Verder voldoet de verdachte aan het door de aangever beschreven signalement: een donker getinte man, vermoedelijk Molukker, met een kaal hoofd en vermoedelijk tatoeages op zijn armen. Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat het de verdachte is geweest die de aangever op 1 juli 2018 te Leerdam met een vuurwapen heeft bedreigd.
Het verweer aangaande de ondeugdelijke fotoherkenning wordt onbesproken gelaten, omdat deze herkenning niet voor het bewijs wordt gebruikt.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
op 1 juli 2018 te Leerdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door dreigend een vuurwapen aan die [slachtoffer] te tonen en daarbij dit vuurwapen op die [slachtoffer] te richten.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij
in de periode van 1 juli 2018 tot en met 2 juli 2018 te Leerdam
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van
Categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten een revolver (merk/type: ATAK ARMS LTD / Streamer R1-C 3,
kaliber: 6MM ME FLOBERT)
en
(voor dit vuurwapen geschikte)
munitie in de zin van artikel 1, onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 van Categorie
III van de Wet wapens en munitie, te weten 106 patronen (merk/type:
Sellier & Bellot, kaliber: 6MM ME FLOBERT),
voorhanden heeft gehad;
3.
hij
op 2 juli 2018 te Leerdam opzettelijk aanwezig heeft gehad gebruikershoeveelheden,
(totaal ongeveer 5,7 gram)van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26 eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie, meermalen gepleegd;
3.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft vanuit zijn auto de aangever met een vuurwapen bedreigd. Door dit onaanvaardbare en zorgelijke gedrag heeft hij bij de aangever voorstelbare gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Hierbij speelt in het bijzonder mee dat de verdachte en de aangever uit dezelfde kleine gemeenschap komen en de kans dus groot is dat zij elkaar nog eens tegenkomen. Verder had de verdachte niet alleen een vuurwapen in zijn bezit maar ook een aanzienlijke hoeveelheid bijpassende munitie. Vuurwapens worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een groot gevaar en een aanzienlijke bedreiging voor de samenleving in het algemeen. De ervaring heeft namelijk geleerd dat het bezit van vuurwapens ook leidt tot gebruik daarvan met alle gevolgen van dien. Dat de verdachte dit vuurwapen bij zich droeg om zich te kunnen verdedigen tegen een eventuele aanval, waarmee volgens de politie was gedreigd, maakt zijn handelen niet minder ernstig.
Ten slotte is bij de verdachte cocaïne aangetroffen. Het gebruik daarvan levert gevaar op voor de volksgezondheid, omdat het sterk verslavend is en bij regelmatig gebruik schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich mee kan brengen. Daarnaast gaat de handel in cocaïne gepaard met veel criminaliteit die de verdachte met zijn gebruik in stand houdt. Dit alles wordt de verdachte stevig aangerekend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 september 2018, waaruit onder meer blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor bedreiging.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 september 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft een uitvoerige justitiële voorgeschiedenis en er zijn eerder diverse (verplichte) vormen van hulpverlening ingezet. Er bestaan problemen op diverse leefgebieden. Als risicofactoren worden aangemerkt ’middelengebruik’, ‘sociale contacten’, ‘denkpatronen’ en ‘agressieproblematiek’. De verdachte erkent een deel van deze problematiek, namelijk middelengebruik en agressie, en is ook bereid om hieraan te werken. Ten aanzien van de andere probleemgebieden ontbreekt het de verdachte aan probleembesef. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag. Naar verwachting zal de voortzetting van de huidige behandeling het risico op geweldsdelicten doen afnemen. Dit zal echter een proces van de lange adem worden en zolang de verdachte deel blijft uitmaken van groeperingen die geweld en ander strafbaar handelen niet schuwen, zal het risico op recidive onverminderd aanwezig blijven. Geadviseerd wordt aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij reclassering en ambulante behandeling
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van een brief van 3 juli 2018 van [deskundige] , gz-psycholoog, werkzaam bij [instantie 1] , waarin wordt bevestigd dat de verdachte daar in behandeling is en dat hij onlangs is gestart met traumabehandeling (EMDR). Dit is een voor de verdachte intensief traject.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van behoorlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Verder is meegewogen het belang dat de traumabehandeling die de verdachte vrijwillig volgt niet te lang wordt onderbroken.
Tegen deze achtergrond komt de rechtbank tot een lagere gevangenisstraf dan gevorderd.
Met de reclassering en de officier van justitie wordt toezicht en behandeling noodzakelijk geacht. Daarom zal de rechtbank een deel van de voorgenomen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

Bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 mei 2017 is de verdachte in de zaak met parketnummer 21-004091-16, ter zake van openlijk geweld, meermalen gepleegd, en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan een gedeelte groot 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 25 mei 2017.
De misdrijven waarvoor de verdachte bij voormeld arrest is veroordeeld zijn gepleegd in de periode van 2 augustus 2009 tot en met 1 januari 2010. Gelet hierop en op de omstandigheid dat in de periode tussen 1 januari 2010 en de pleegdatum van de feiten die in onderhavige strafzaak aan de orde zijn op naam van de verdachte geen nieuwe feiten zijn geregistreerd zal de rechtbank, in navolging van het standpunt van de verdediging, de vordering afwijzen.

9.In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de op de lijst van in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen vermelde goederen, te weten:
1. revolver
(Omschrijving: 6 mm ME Flobert, wapennummer [nummer 1] , zilver, merk: Atak arms, [nummer 2] ;
2. 106 STK Munitie
(Omschrijving: sellier en Bellot, chassisnr: [nummer 3] );
te onttrekken aan het verkeer.
9.2.
Beoordeling
De in beslag genomen revolver en munitie zullen worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is namelijk in strijd met de wet

10.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 385,- aan materiële schade (bestaande uit ziektekosten eigen risico) en een vergoeding van € 850,- aan immateriële schade.
10.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum. De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd.
10.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij, gelet op het betoog tot vrijspraak, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
10.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding is deugdelijk onderbouwd, is door of namens de verdachte niet voldoende gemotiveerd betwist en komt de rechtbank niet onredelijk voor. De vordering zal daarom worden toegewezen.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 juli 2018.
Kosten
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
10.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.235,- (bestaande uit € 385,- materiële schadevergoeding en € 850,- immateriële schadevergoeding), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2018.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 57, 285 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

12.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
2 (twee) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zo lang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft - voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde-, met name aan de nadere aanwijzingen en afspraken die verband houden met de bijzondere voorwaarde(n);
3. de veroordeelde zal zich ambulant laten behandelen bij de forensische polikliniek [instantie 1] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 1.235,- (zegge: twaalfhonderdvijfendertig euro), bestaande uit € 385,- aan materiële schade en € 850,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] te betalen
€ 1.235,-(hoofdsom,
zegge: twaalfhonderdvijfendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 1.235,-vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
22 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. revolver
(Omschrijving: 6 mm ME Flobert, wapennummer [nummer 1] , zilver, merk: Atak arms, [nummer 2] ;
2. 106 STK Munitie
(Omschrijving: sellier en Bellot, chassisnr: [nummer 3] );
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij arrest van 10 mei 2017 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (parketnummer 21-004091-16) aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. P. van Dijken en F.A. Groeneveld, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
1.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 01 juli 2018 te Leerdam [slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door (dreigend) een vuurwapen aan die [slachtoffer] te tonen en/of (daarbij) dit
vuurwapen op die [slachtoffer] te richten;
(Art. 285 Wetboek van Strafrecht)
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij
in of omstreeks de periode van 01 juli 2018 tot en met 02 juli 2018 te Leerdam
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van
Categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten een revolver (merk/type: ATAK ARMS LTD / Streamer R1-C 3,
kaliber: 6MM ME FLOBERT)
en/of
(voor dit vuurwapen geschikte)
munitie in de zin van artikel 1, onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 van Categorie
III van de Wet wapens en munitie, te weten 106 patronen (merk/type:
Sellier & Bellot, kaliber: 6MM ME FLOBERT),
voorhanden heeft gehad;
(Art. 26 jo 55 Wet wapens en munitie)
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
3
hij
op of omstreeks 2 juli 2018 te Leerdam opzettelijk aanwezig heeft gehad een of meer handels- en/of gebruikershoeveelheden, (totaal ongeveer 5,7 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Art. 2 jo 10 Opiumwet)
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet