Op 17 oktober 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die haar ex-vriend met een schilmesje heeft verwond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet met opzet heeft geprobeerd haar ex-vriend te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De feiten wijzen uit dat de verdachte handelde uit noodweer, aangezien zij zich verdedigde tegen geweld van haar ex-vriend. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet schuldig is aan poging tot doodslag of zware mishandeling, en heeft haar vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor het primair ten laste gelegde en ontslag van alle rechtsvervolging voor de verdachte. De rechtbank heeft deze eis gevolgd en geconcludeerd dat er geen bewijs is voor de beschuldigingen. De verdachte heeft gehandeld in een situatie van acute nood, waarbij zij zich verdedigde tegen de aanvallen van haar ex-vriend. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verwonding die de ex-vriend opliep, grotendeels oppervlakkig was en dat de verdachte met een klein mesje handelde. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, aangezien de verdachte niet schuldig is bevonden aan de tenlastegelegde feiten.