ECLI:NL:RBROT:2018:8800

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2018
Publicatiedatum
25 oktober 2018
Zaaknummer
10/741388-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor ontuchtige handelingen met minderjarige in hotelkamer

Op 25 oktober 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een 13-jarige jongen. De verdachte had via een online platform contact gelegd met het slachtoffer en op 5 mei 2017 in een hotelkamer in Rotterdam seksuele handelingen verricht. De rechtbank baseerde de bewezenverklaring op de verklaringen van het slachtoffer en chatgesprekken tussen de verdachte en het slachtoffer. De ontkennende verklaring van de verdachte werd als niet aannemelijk beoordeeld.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het verrichten van seksuele handelingen met een minderjarige, wat in strijd is met de wet. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte € 500,- aan immateriële schade moest vergoeden, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de ontwikkeling van het slachtoffer. De verdachte had geen strafblad en de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte bij het bepalen van de straf. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/741388-17
Datum uitspraak: 25 oktober 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[Naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. C.D.W. Herrings, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. Ekiz heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering en ambulante behandelverplichting, zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van 21 februari 2018.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De verdachte ontkent dat hij seksuele handelingen met (de toen) 13-jarige [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft verricht. Dat dit wel zou zijn gebeurd, kan niet wettig en overtuigend worden bewezen. Er is geen bewijs voorhanden dat de verklaringen van [slachtoffer] ondersteunt. De inhoud van de chatgesprekken tussen de verdachte en [slachtoffer] leveren geen relevant steunbewijs op. Het enige bewijs waaruit blijkt dat er ontuchtige handelingen zijn gepleegd, is afkomstig uit één bron, namelijk [slachtoffer] . Dat is onvoldoende voor een bewezenverklaring.
Beoordeling
Vaststaat dat de verdachte en [slachtoffer] op 5 mei 2017 in Rotterdam hebben afgesproken om seks te hebben, dat door de verdachte een kamer was geboekt bij het Easyhotel en dat zij elkaar hebben ontmoet op die dag. Door [slachtoffer] is vervolgens gedetailleerd verklaard dat hij in die hotelkamer meerdere malen orale en anale seks heeft gehad met de verdachte. Over deze seks heeft hij onder meer verklaard dat de verdachte hem met een buttplug, die de verdachte had meegenomen, anaal heeft gepenetreerd en dat dit niet andersom is gebeurd, omdat de verdachte dat niet fijn vindt. Verder heeft hij verteld dat de verdachte hem met zijn penis anaal heeft gepenetreerd, maar dat hij dit niet bij de verdachte heeft gedaan. Ook is door hem verklaard dat de verdachte bij de anale penetratie een condoom om had. De verdachte heeft over zijn seksuele voorkeur bij mannen aangegeven dat hij degene is die penetreert en niet gepenetreerd wil worden. Vastgesteld kan worden dat de seksuele handelingen waarover [slachtoffer] heeft verklaard, passen bij deze voorkeur van de verdachte.
In het dossier bevindt zich voorts een weergave van chatgesprekken van 6 en 7 juli 2017 tussen [slachtoffer] en de verdachte. Over de aanleiding van deze gesprekken heeft [slachtoffer] verklaard dat hij contact heeft gezocht met de verdachte omdat hij, [slachtoffer] , bang was dat hij op 5 mei 2017 een soa had opgelopen. In de weergave van die gesprekken zijn onder andere de volgende reacties van de verdachte te lezen:
“Er worden nu ineens 2 maanden na dato mij allemaal (onzin) zaken verweten. Ik heb geen ziektes en ook nooit gehad, aangezien ik alleen maar met een condoom neuk!”
“Daarnaast heb ik continue gevraagd: "Wat jij lekker vindt?"”.
“Ik hoop dat je heel veel ziektes van me krijgt...:) :E >:) B)”
Hierop reageert [slachtoffer] :
“Ik wens de volgende die je neukt alvast veel beterschap:)”
Gelet op de inhoud van deze teksten, die aansluiten bij de door [slachtoffer] genoemde aanleiding van het gesprek, kan de rechtbank tot geen andere conclusie komen dan dat het gaat over seksueel contact dat tussen de verdachte en [slachtoffer] heeft plaatsgevonden.
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband bezien, wordt wettig en overtuigend bewezen geacht dat de verdachte zich op 5 mei 2017 schuldig heeft gemaakt aan het verrichten van seksuele handelingen, die mede hebben bestaan uit (anale) penetratie, met de destijds dertienjarige [slachtoffer] . Dit oordeel impliceert dat het verhaal van de verdachte, dat hij zowel bij de politie als op zitting op meerdere springende punten heeft aangepast, en dat erop neerkomt dat hij [slachtoffer] bij de deur van zijn hotelkamer heeft weggestuurd vanwege zijn jonge leeftijd en dat er dus geen seksueel contact heeft plaatsgevonden, niet aannemelijk is geworden.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 5 mei 2017 tot en met 6 mei 2017,
te
Rotterdam,
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had
bereikt, te weten met [slachtoffer] (geboren op 1 juni 2003),
buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het
- brengen/stoppen/houden van zijn, verdachtes, penis in de mond en anus
van die [slachtoffer] en
- brengen/stoppen/houden van een voorwerp, te weten een buttplug, in de anus
van die [slachtoffer] en
- brengen/stoppen/houden van de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes,
mond.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een - ten tijde van het tenlastegelegde feit - dertienjarige jongen. De handelingen bestonden uit het meermalen seksueel binnendringen van het lichaam van die jongen.
Door zo te handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het nog jeugdige slachtoffer en daarmee op diens toekomstige ontwikkeling.
Het is zeer kwalijk te achten dat een volwassen man zijn eigen lustbehoefte voorop heeft gesteld, zonder oog te hebben voor de ernstige gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Seks met een minderjarige tussen de twaalf en zestien jaar is strafbaar gesteld omdat iemand op die leeftijd nog volop in ontwikkeling is, ook op seksueel gebied. Om deze ontwikkeling normaal te laten verlopen, moet een minderjarige beschermd worden tegen seksueel contact met volwassenen.
Ook bij eventuele instemming door de minderjarige moet een volwassene zich onthouden van seksuele handelingen met die minderjarige. Dat de jongen zelf contact zou hebben opgenomen met de verdachte en expliciet zou hebben aangestuurd op de seks, maakt dit uiteraard niet anders. Een minderjarige met dergelijke wensen moet juist tegen zichzelf worden beschermd, omdat hij de gevolgen van zijn handelen onvoldoende kan overzien.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 september 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 februari 2018. Dit rapport houdt het volgende in. Indien het ten laste gelegde wordt bewezen, betekent dit dat de verdachte bewust is overgegaan tot het plegen van seksuele handelingen met een minderjarige. In dat geval kan een (gemiddeld) recidiverisico geenszins worden uitgesloten en wordt een nadere duiding van het (delict)gedrag en een behandeling gericht op verlaging van de recidivekans aangewezen geacht. In geval het feit wordt bewezen, wordt geadviseerd om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan verbonden de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht en ambulante behandelverplichting.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan, mede gelet op het taakstrafverbod van artikel 22b, eerste lid, aanhef en onder a. van het Wetboek van Strafrecht, niet anders worden gereageerd dan met de oplegging van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Gelet hierop en op het blanco strafblad van de verdachte komt de rechtbank tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd.
Met de reclassering en de officier van justitie acht de rechtbank begeleiding en behandeling van de verdachte noodzakelijk. Daarom zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk worden opgelegd, met daaraan verbonden de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 500,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 5 mei 2017 en met oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij, gelet op haar betoog tot vrijspraak, niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Voor het geval de rechtbank komt tot een bewezenverklaring heeft zij bepleit dat de vordering dient te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Daartoe is aangevoerd dat niet eenvoudig vast te stellen is voor welk deel van de gestelde psychische schade de verdachte verantwoordelijk gehouden kan worden, mede gelet op de achtergrond van de benadeelde partij en zijn vele seksuele activiteiten.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Aan de verdediging kan worden toegegeven dat in dit strafproces niet is vast te stellen voor welk deel van de geleden schade de verdachte aansprakelijk kan worden gehouden omdat de benadeelde partij met meerdere mannen seks heeft gehad. Wel kan echter met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de bewezenverklaarde handelingen daaraan hebben bijgedragen en dat dus (ook) een causaal verband bestaat tussen die handelingen en de immateriële schade. Het in dat verband gevorderde bedrag van € 500,- komt de rechtbank billijk voor en zal daarom worden toegewezen.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 5 mei 2017.
Kosten
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 500,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2017 en de kosten als hieronder vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien maanden);
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
4 (vier) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich binnen de hem opgelegde termijn melden bij Reclassering Nederland, Zwolle. Hierna zal hij zich blijven melden zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. de veroordeelde zal zich ambulant laten behandelen en in dat kader in ieder geval een zedendaderbehandeling volgen, bijvoorbeeld bij forensische polikliniek ‘De Tender’ van Transfore te Deventer, of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling en/of behandelaar zullen worden gegeven;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 500,- (zegge: vijfhonderd euro), aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 mei 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde] te betalen
€ 500,-(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 500,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
10 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V. F. Milders, voorzitter,
en mrs. P. van Dijken en F.A. Groeneveld, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 5 mei 2017 tot en met 6 mei 2017,
in elk geval in de periode van 01 april 2017 tot en met 31 mei 2017 te
Rotterdam, althans in Nederland,
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had
bereikt, te weten met [slachtoffer] (geboren op 1 juni 2003),
buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het
- brengen/stoppen/houden van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of anus
van die [slachtoffer] en/of
- brengen/stoppen/houden van een voorwerp, te weten een buttplug, in de anus
van die [slachtoffer] en/of
- brengen/stoppen/houden van de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes,
mond;
(artikel 245 Wetboek van Strafrecht)