ECLI:NL:RBROT:2018:8799

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2018
Publicatiedatum
25 oktober 2018
Zaaknummer
10/750173-15 (vonnis ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van wederrechtelijk verkregen voordeel en ontneming van dat voordeel in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde, die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, had zich schuldig gemaakt aan mensenhandel, oplichting en het uitgeven van vals geld. De officier van justitie, mr. M. Blom, vorderde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op €53.811,18, aan de staat moest worden betaald. De rechtbank heeft deze vordering toegewezen, waarbij het bedrag is vastgesteld op basis van een eenvoudige kasopstelling die de financiële situatie van de veroordeelde in kaart bracht. De verdediging heeft verzocht om de vordering af te wijzen, maar heeft geen standpunt ingenomen over de resultaten van het financieel onderzoek. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde voldoende middelen had om het bedrag te betalen en dat er geen aanwijzingen waren dat hij in de toekomst niet in staat zou zijn om aan deze verplichting te voldoen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 3
Datum uitspraak: 23 oktober 2018
Parketnummer: 10/750173-15 (ontneming)
Tegenspraak

Vonnis

van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:

[Naam veroordeelde] ,

geboren te Tema ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] , [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. H.S.K. Jap-A-Joe, advocaat te Utrecht.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 en 9 oktober 2018.
VOORAFGAANDE VEROORDELING
Bij vonnis van deze rechtbank van 23 oktober 2018 is de veroordeelde wegens na te noemen strafbare feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden.
Van dit vonnis is een kopie, aangeduid als A, als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
VORDERING
De vordering van de officier van justitie, mr. M. Blom, strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna Sr) wordt geschat op € 53.811,18 en tot het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van genoemd geldbedrag, ter ontneming van dat geschatte voordeel. De officier van justitie heeft dit bedrag bepaald op basis van een eenvoudige kasopstelling.
De vordering van de officier van justitie is gebaseerd op artikel 36e lid 3 van het Wetboek van Strafrecht. De vordering betreft voordeel verkregen door middel van of uit de baten van strafbare feiten waarvoor de veroordeelde is veroordeeld, alsmede uit andere strafbare feiten die er op enigerlei wijze toe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen en waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd.
STANDPUNT VAN DE VERDEDIGING
De verdediging heeft verzocht de vordering af te wijzen omdat in de hoofdzaak vrijspraak is bepleit. De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de resultaten van het strafrechtelijk financieel onderzoek en de daaraan in het financieel rapport verbonden gevolgtrekking.
STRAFBARE FEITEN WAAROP DE VOORDEELSBEREKENING IS GEBASEERD
Blijkens het vonnis van de rechtbank Rotterdam d.d. 23 oktober 2018 [1] is de veroordeelde veroordeeld ter zake van:
­ medeplegen van mensenhandel, gepleegd in de periode van 22 oktober 2015 tot en met 13 april 2016;
­ oplichting gepleegd op 24 september 2015 en 18 oktober 2015
­ het uitgeven van vals geld op 24 september 2015 en 18 oktober 2015.
In deze procedure wordt derhalve als vaststaand aangenomen dat deze feiten door de veroordeelde zijn begaan.
Daarnaast bestaan voldoende aanwijzingen dat door de veroordeelde andere strafbare feiten zijn begaan. Dit oordeel geldt voor strafbare feiten die zijn gelieerd aan de financiële transacties die door de veroordeelde zijn verricht binnen de onderzoeksperiode en waarvoor geen legale inkomstenbron is aan te wijzen. [2]
STRAFRECHTELIJK FINANCIEEL ONDERZOEK
Op 10 februari 2016 heeft de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken bij de rechtbank Rotterdam op vordering van de officier van justitie machtiging verleend tot het instellen van een strafrechtelijk financieel onderzoek. Dit onderzoek is onherroepelijk gesloten.
VASTSTELLING VAN HET WEDERRECHTELIJK VERKREGEN VOORDEEL
Gebleken is dat de veroordeelde door middel van voormelde strafbare feiten wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Het voordeel dat de veroordeelde wederrechtelijk heeft verkregen wordt op de navolgende gronden geschat op
€ 53.811,18. Dit voordeel dient te worden ontnomen.
Deze schatting is gegrond op feiten en omstandigheden die zijn vervat in de inhoud van de (hierna in de voetnoten vermelde) wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Met betrekking tot de berekening van het geschatte voordeel wordt het volgende overwogen.
BEOORDELING EN BEREKENING OP BASIS VAN DE KASOPSTELLING
In het strafrechtelijk onderzoek Idaho is komen vast te staan dat de veroordeelde zich heeft beziggehouden met mensenhandel, oplichting en het uitgeven van vals geld. In het kader van het financieel onderzoek in deze zaak is gebleken dat de veroordeelde door de gepleegde misdrijven wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. [3]
De financieel rapporteur heeft bij de berekening van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel de abstracte berekeningsmethode, te weten een eenvoudige kasopstelling, gehanteerd. De financiële gegevens waarop de eenvoudige kasopstelling is gebaseerd zien op de periode 1 december 2014 tot en met 10 februari 2016. [4]
Het financieel rapport vermeldt de wettige bewijsmiddelen waarop de berekeningen berusten. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 26 maart 2013 [5] zal de rechtbank deze bewijsmiddelen niet nader uitwerken of weergeven en volstaan met het vermelden van de conclusies en onderdelen van het rapport.
LEGALE INKOMSTEN [6]
€ 11.120,44 studiefinanciering [7]
€ 1.268,00 huurtoeslag [8]
€ 4.500,00foutieve ontvangst van de ABN AMRO Bank
€ 16.888,44 totaal
UITGAVEN [9]
€ 4.819,74 huur woning [adres 2] [plaats] [10]
€ 1.307,54 gas/water/elektriciteit [adres 2]
€ 1.000,00 BMW 1 serie, 1 augustus 2015 bijbetaling naast inruil [11]
€ 1.520,00 BMW 3 serie, 20 november 2015 bijbetaling naast inruil
€ 7.450,00 BMW 1 serie, 3 februari 2016
€ 33.270,00 sieraden [12]
€ 3.481,08 brandstofkosten
€ 8.620,00 telefoonkosten
€ 739,95 uitgaven diversen via ABN AMRO Bank
€ 4.380,24uitgaven diversen via Triodos Bank
€ 66.588,55 totaal
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel:
€ 0,00 beginsaldo contant en giraal geld [13]
€ 16.888,44 legale inkomsten tussen 1 december 2014 en 10 februari 2016
€ 4.111,07eindsaldo contant en giraal geld [14]
€ 12.777,37 beschikbaar voor het doen van contante uitgaven
€ 66.588,55werkelijke contante uitgaven tussen 1 december 2014 en 10 februari 2016
€ 53.811,18 wederrechtelijk verkregen voordeel [15]
VASTSTELLING VAN HET TE BETALEN BEDRAG
Bepaald zal worden dat het gehele bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel door de veroordeelde aan de staat moet worden betaald.
Er zijn geen concrete feiten en omstandigheden gebleken op grond waarvan moet worden aangenomen dat de veroordeelde thans of in de (nabije) toekomst over onvoldoende draagkracht zal beschikken om het vastgestelde te betalen bedrag aan de staat terug te betalen.
Bij deze beslissing zijn in aanmerking genomen de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op
€ 53.811,18 (zegge: drieënvijftigduizend achthonderdelf euro en achttien eurocent);
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van
€ 53.811,18 (zegge: drieënvijftigduizend achthonderdelf euro en achttien eurocent).
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Hello, voorzitter,
en mrs. A.A. Kalk en R. Brand, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 oktober 2018.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, uitgesproken op 23 oktober 2018 (hierna: het veroordelend vonnis)
2.Ambtsedig proces-verbaal behelzende het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, proces-verbaal nummer [proces-verbaal] , d.d. 3 augustus 2017 op ambtseed opgemaakt door [ambtenaar] , operationeel specialist A bij de Eenheid Rotterdam, afdeling vreemdelingenpolitie identificatie en mensenhandel, alsmede de daarbij behorende bijlagen (hierna: het financieel rapport)
3.Strafrechtelijk financieel onderzoek (SFO)
4.SFO, blz. 24, sub 7.2
6.SFO, blz. 24, sub 7.2
7.SFO, blz. 23, sub 7.2
8.SFO, blz. 23, sub 7.2
9.SFO, blz. 24, sub 7.2
10.SFO, blz. 21, sub 7.1
11.SFO, blz. 22, sub 7.1
12.SFO, blz. 23, sub 7.1
13.Het financieel rapport, blz. 24, sub 7.2
14.Het financieel rapport, blz. 24 en 25, sub 7.2
15.Het financieel rapport, blz. 25, sub 7.2