ECLI:NL:RBROT:2018:8792

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2018
Publicatiedatum
25 oktober 2018
Zaaknummer
10/750247-15 (vonnis ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering in strafzaak tegen veroordeelde voor mensenhandel, oplichting en vals geld

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die eerder was veroordeeld voor mensenhandel, oplichting en het uitgeven van vals geld. De vordering van de officier van justitie, mr. M. Blom, was gericht op het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 53.811,18, met het verzoek om de veroordeelde te verplichten dit bedrag aan de staat te betalen. De rechtbank heeft de vordering afgewezen, omdat uit het strafrechtelijk financieel onderzoek bleek dat de veroordeelde tussen 1 december 2014 en 10 februari 2016 slechts € 33.781,66 aan legale inkomsten had genoten en € 33.566,48 had uitgegeven. Dit leidde tot de conclusie dat het niet aannemelijk was dat de veroordeelde geld had overgehouden aan haar illegale activiteiten. De verdediging, vertegenwoordigd door raadsman mr. R. Bonis, concludeerde eveneens tot afwijzing van de vordering, stellende dat de verdachte niet had geprofiteerd van haar werkzaamheden. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had genoten, en wees de vordering van de officier van justitie af.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 3
Parketnummer: 10/750247-15
Datum uitspraak: 23 oktober 2018
Tegenspraak

Vonnis

van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:

[naam veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats veroordeelde] ( [geboorteland veroordeelde] ) op [geboortedatum veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres veroordeelde] , [woonplaats veroordeelde] ,
raadsman mr. R. Bonis, advocaat te Dordrecht.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 en 9 oktober 2018.
VOORAFGAANDE VEROORDELING
Bij vonnis van deze rechtbank van 23 oktober 2018 is de veroordeelde voor de hierna te noemen strafbare feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Van dit vonnis is een kopie, aangeduid als A, als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
VORDERING
De vordering van de officier van justitie, mr. M. Blom, strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna Sr) wordt geschat op € 53.811,18 en tot het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van genoemd geldbedrag, ter ontneming van dat geschatte voordeel.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd de vordering af te wijzen, omdat uit de eenvoudige kasopstelling van de veroordeelde niet blijkt dat zij geld heeft overgehouden aan de door haar ondernomen illegale activiteiten.
STANDPUNT VAN DE VERDEDIGING
De verdediging heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering omdat de verdachte niet heeft geprofiteerd van de door haar verrichtte werkzaamheden.
STRAFBARE FEITEN WAAROP DE VOORDEELSBEREKENING IS GEBASEERD
Blijkens het vonnis van de rechtbank Rotterdam d.d. 23 oktober 2018 [1] is de veroordeelde veroordeeld ter zake van:
­ medeplegen van mensenhandel, gepleegd in de periode van 22 oktober 2015 tot en met 13 april 2016;
­ oplichting gepleegd op 24 september 2015 en 18 oktober 2015
­ het uitgeven van vals geld op 24 september 2015 en 18 oktober 2015.
In deze procedure wordt derhalve als vaststaand aangenomen dat deze feiten door de veroordeelde zijn begaan.
Daarnaast bestaan voldoende aanwijzingen dat door de veroordeelde andere strafbare feiten zijn begaan. Dit oordeel geldt voor strafbare feiten die zijn gelieerd aan de financiële transacties die door de veroordeelde zijn verricht binnen de onderzoeksperiode en waarvoor geen legale inkomstenbron is aan te wijzen. [2]
STRAFRECHTELIJK FINANCIEEL ONDERZOEK
Op 10 februari 2016 heeft de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken bij de rechtbank Rotterdam op vordering van de officier van justitie machtiging verleend tot het instellen van een strafrechtelijk financieel onderzoek. Dit onderzoek is onherroepelijk gesloten.
OVERWEGINGEN VAN DE RECHTBANK
Bij vonnis van deze rechtbank d.d. 23 oktober 2018 is de veroordeelde veroordeeld ter zake van het medeplegen van mensenhandel, oplichting en het uitgeven van vals geld.
Uit het strafrechtelijk financieel onderzoek is gebleken dat de veroordeelde tussen 1 december 2014 en 10 februari 2016 € 33.781,66 aan legale inkomsten heeft genoten en € 33.566,48 heeft uitgegeven. [3] Gezien de eenvoudige kasopstelling en de verklaringen van de verdachte op de terechtzittingen, is het niet aannemelijk dat zij geld heeft overgehouden aan het verrichten van de illegale activiteiten. Gelet hierop zal de ontnemingsvordering worden afgewezen.
BESLISSING
De rechtbank wijst af de vordering van de officier van justitie strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Hello, voorzitter,
en mrs. A.A. Kalk en R. Brand, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 oktober 2018.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, uitgesproken op 23 oktober 2018 (hierna: het veroordelend vonnis)
2.Ambtsedig proces-verbaal behelzende het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, proces-verbaal nummer [nummer proces-verbaal] , d.d. 3 augustus 2017 op ambtseed opgemaakt door [naam medewerker] , [functie medewerker] bij de Eenheid Rotterdam, afdeling vreemdelingenpolitie identificatie en mensenhandel, alsmede de daarbij behorende bijlagen (hierna: het financieel rapport)
3.SFO, blz. 20, sub 7.1