ECLI:NL:RBROT:2018:864

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 februari 2018
Publicatiedatum
8 februari 2018
Zaaknummer
10/750161-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens gebrek aan bewijs voor medeplegen van mensensmokkel

Op 7 februari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van mensensmokkel. De zaak kwam voor de rechtbank in een meervoudige kamer voor strafzaken. De officier van justitie, mr. M. Blom, had gevorderd dat de verdachte schuldig zou worden verklaard en een gevangenisstraf van 24 maanden zou krijgen, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte als medepleger van het strafbare feit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 april 2017 op verzoek van een medeverdachte vijf mensen van Den Haag naar Rotterdam heeft gebracht. Hij heeft hen daar in zijn auto laten wachten en volgde instructies van de medeverdachte. De rechtbank concludeert dat er geen sprake was van een gezamenlijke uitvoering van het strafbare feit en dat de bijdrage van de verdachte niet van voldoende gewicht was om te spreken van medeplegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de veronderstelling verkeerde dat hij de mensen zou afzetten en dat zij door een bus zouden worden opgehaald. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.

De uitspraak benadrukt dat voor medeplegen van een strafbaar feit sprake moet zijn van een nauwe en bewuste samenwerking, wat in dit geval niet is aangetoond. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen, omdat de materiële en intellectuele bijdrage niet voldoende was om te spreken van medeplegen. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. J.G. Polke, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/750161-17
Datum uitspraak: 7 februari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] .
Raadsvrouw mr. Y. van der Hut, advocaat te Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Blom heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Vrijspraak

Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend worden bewezen verklaard dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij mensensmokkel.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Vast is komen te staan dat de verdachte op verzoek van [naam medeverdachte] op 24 april 2017 vijf mensen van een woning in Den Haag naar een bedrijventerrein in Rotterdam heeft gebracht. Daar aangekomen, tegen 24:00 uur, heeft hij ruim anderhalf uur met die mensen in zijn auto gewacht. Vervolgens heeft [naam medeverdachte] hem verzocht om met die mensen naar verdachtes huis te gaan om daar te wachten. Vlak voor 04:00 uur heeft [naam medeverdachte] hem telefonisch verzocht om die mensen opnieuw naar het bedrijventerrein in Rotterdam te brengen. Daar weer aangekomen is de verdachte op aanwijzingen van [naam medeverdachte] het terrein opgereden om daar te wachten. Om 05.30 uur heeft [naam medeverdachte] hem gebeld met het verzoek om weer terug naar huis te gaan met de mensen omdat het al licht was en er veel mensen op straat waren. De verdachte heeft dat gedaan. Kort daarna heeft [naam medeverdachte] nog een aantal mensen naar de woning van de verdachte gebracht. De politie heeft de woning van de verdachte die ochtend betreden en heeft daar tien vreemdelingen met de Vietnamese nationaliteit aangetroffen.
De rechtbank overweegt dat de verdachte pas betrokken is geraakt op het moment dat [naam medeverdachte] hem heeft benaderd, op 24 april 2017 tegen 23.00 uur, om met zijn taxi een aantal mensen van Den Haag naar Rotterdam te brengen. Uit de verklaringen van de verdachte blijkt dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij die mensen zou afzetten in Rotterdam en dat zij daar door een bus zouden worden opgehaald. Toen hij vervolgens met die mensen moest wachten, heeft hij [naam medeverdachte] gevraagd om instructies en die vervolgens opgevolgd omdat hij die mensen niet in de steek wilde laten. Van een andere taakverdeling dan dat de verdachte de instructies van [naam medeverdachte] heeft gevraagd en opgevolgd is niet gebleken.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [naam medeverdachte] niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van de verdachte aan het ten laste gelegde is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken. De feitelijke bijdrage van de verdachte zou naar het oordeel van de rechtbank hoogstens als medeplichtigheid zijn aan te merken. Medeplichtigheid is echter niet ten laste gelegd. Daarom zal de verdachte worden vrijgesproken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.M. Munnichs, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en E.B.J. van Elden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 19 april tot en met 23 april 2017 te 's-Gravenhage en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, 10 (tien) personen onder wie 5 (vijf) minderjarige(n), in elk geval één of meer perso(o)n(en) met de Vietnamese nationaliteit, althans van buitenlandse afkomst,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door, en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of die perso(o)n(en) met de Vietnamese nationaliteit (telkens) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft/hebben verschaft terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met één of meer van zijn mededaders, althans alleen,
- contact onderhouden met en/of instructies gegeven aan / gekregen van één of meer mededader(s) betreffende het vervoer en/of verblijf van bovengenoemde perso(o)n(en), en/of
- bovengenoemde perso(o)n(en) vervoerd / laten vervoeren van Frankrijk / België naar Nederland en/of door Nederland, en/of - bovengenoemde perso(o)n(en) onderdak geboden, en/of
- georganiseerd/laten organiseren dat een koelwagen en/of chauffeur beschikbaar waren om fruit te laden en (vervolgens) bovengenoemde perso(o)n(en) te vervoeren, en/of
- bovengenoemde perso(o)n(en) vervoerd/laten vervoeren naar de locatie waar fruit in een koelwagen geladen zou worden,
(aldus) het verblijf in Nederland en/of het transport en de doorreis door Nederland en/of België en/of Frankrijk van die genoemde perso(o)n(en) georganiseerd en/of gecoördineerd en/of gefaciliteerd,
terwijl als gevolg hiervan levensgevaar voor een ander, te weten voornoemde 10 (tien), althans één of meer perso(o)n(en) met de Vietnamese nationaliteit, te duchten was.