Op 7 februari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van mensensmokkel. De zaak kwam voor de rechtbank in een meervoudige kamer voor strafzaken. De officier van justitie, mr. M. Blom, had gevorderd dat de verdachte schuldig zou worden verklaard en een gevangenisstraf van 24 maanden zou krijgen, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte als medepleger van het strafbare feit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 april 2017 op verzoek van een medeverdachte vijf mensen van Den Haag naar Rotterdam heeft gebracht. Hij heeft hen daar in zijn auto laten wachten en volgde instructies van de medeverdachte. De rechtbank concludeert dat er geen sprake was van een gezamenlijke uitvoering van het strafbare feit en dat de bijdrage van de verdachte niet van voldoende gewicht was om te spreken van medeplegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de veronderstelling verkeerde dat hij de mensen zou afzetten en dat zij door een bus zouden worden opgehaald. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.
De uitspraak benadrukt dat voor medeplegen van een strafbaar feit sprake moet zijn van een nauwe en bewuste samenwerking, wat in dit geval niet is aangetoond. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen, omdat de materiële en intellectuele bijdrage niet voldoende was om te spreken van medeplegen. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. J.G. Polke, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.