ECLI:NL:RBROT:2018:8637
Rechtbank Rotterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot ontruiming op basis van ontbinding huurovereenkomst na burgemeesterssluiting
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 oktober 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonstad Rotterdam (eiseres) en een gedaagde huurder. De eiseres vorderde ontruiming van de woning van de gedaagde op basis van een buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst, nadat de burgemeester van Rotterdam had besloten de woning te sluiten wegens de aanwezigheid van drugs. De gedaagde had een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd en betwistte de beschuldigingen van drugshandel, stellende dat de aangetroffen drugs voor eigen gebruik waren.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester op basis van de Opiumwet bevoegd was om de woning te sluiten en dat dit de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst door Woonstad rechtvaardigde. Echter, de rechter heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde in overweging genomen, waaronder het belang van zijn dochter die bij hem woont. De rechter oordeelde dat de gedaagde niet de mogelijkheid ontnomen mocht worden om zijn standpunt in de bezwaarprocedure tegen de sluiting van de woning nader uiteen te zetten. De uitspraak op het bezwaar zou binnen de periode van zes maanden na de sluiting verwacht worden.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vorderingen van Woonstad afgewezen en geoordeeld dat de belangen van de gedaagde zwaarder wogen dan die van de eiseres, vooral gezien het feit dat de gedaagde al zeven jaar in de woning woonde zonder eerdere overtredingen. Woonstad werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.